Passeren gebreken (artikel 1.5 Chw)

U vindt hier het jurisprudentieoverzicht voor wat betreft het passeren van gebreken (Artikel 1.5 Chw). Sinds 1 januari 2013 is artikel 1.5 vervallen. Deze versnelling is sinds 1 januari 2013 nu geregeld in artikel 6:22 Awb. Het betreft alleen uitspraken die afkomstig zijn van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).

ABRvS, 24 juli 2013, nr. 201301705/1/A1
Betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda betreffende het besluit van B&W van de gemeente Moerdijk om vrijstelling van het bestemmingsplan en een bouwvergunning eerste fase te verlenen voor het plaatsen van drie windturbines inclusief bedieningsgebouw en transformatorhuisje op een perceel aan de Sabinaweg te Heijningen.
Trefwoorden: vormvrije m.er.-beoordeling
Oordeel ABRvS:
In de tussenuitspraak van 11 oktober 2012 heeft de rechtbank het college met toepassing van artikel 8:51a van de Awb in de gelegenheid gesteld te onderzoeken of de factoren als bedoeld in bijlage III van richtlijn 85/337/EEG in dit geval aanleiding kunnen geven tot het opstellen van een milieueffectrapportage (hierna: m.e.r.). [..] In de uitspraak van 7 januari 2013 heeft de rechtbank geoordeeld dat belanghebbenden door het motiveringsgebrek in het besluit op bezwaar niet zijn benadeeld en heeft de rechtbank, nu alsnog door het college is gerapporteerd omtrent de m.e.r.-beoordeling, het gebrek met toepassing van artikel 1.5, eerste lid, van de Chw gepasseerd en het beroep ongegrond verklaard.
Anders dan de Stichting heeft gesteld, is in de vormvrije m.e.r.-beoordeling en in het daaraan ten grondslag gelegde rapport van Bureau Waardenburg B.V. van 8 oktober 2012 ingegaan op de effecten van de windturbines op vleermuizen. Daarbij zijn de effecten van de bestaande windturbines op de Sabinadijk op vleermuizen mede in ogenschouw genomen. Geconcludeerd is dat aannemelijk is dat geen belangrijke nadelige effecten op vleermuizen zullen optreden. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat zich in dit geval geen factoren voordoen die aanleiding geven tot het opstellen van een m.e.r. en dat hiermee het besluit op bezwaar alsnog van een deugdelijke motivering is voorzien.
Door het toepassen van de bestuurlijke lus heeft de rechtbank het vastgestelde motiveringsgebrek in het besluit op bezwaar echter feitelijk niet gepasseerd, zodat de rechtbank ten onrechte alsnog toepassing heeft gegeven aan artikel 1.5 van de Chw. Het had op haar weg gelegen het beroep gegrond te verklaren en het besluit op bezwaar te vernietigen met instandlating van de rechtsgevolgen daarvan.

ABRvS, 24 juli 2013, nr. 201210101/1/R3
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Herziening locatie Witte School, Liempde" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Boxtel op2 8 augustus 2012 én besluiten van 6 september 2012 van het college van b&w voor het bouwen van 25 appartementen en voor het rooien van dertien houtopstanden.
Trefwoorden: art. 3.11 Awb, inschrijflijst
Oordeel ABRvS:
De Afdeling stelt vast dat in de plantoelichting staat dat uit de inschrijflijst blijkt dat voldoende behoefte is aan de in het plan voorziene woningen. Naar het oordeel van de Afdeling betreft de inschrijflijst een op het plan betrekking hebbend stuk dat redelijkerwijs nodig is voor een beoordeling van het plan, zodat het met het ontwerpplan ter inzage had moeten worden gelegd. Nu onweersproken is dat dit niet is gebeurd, is het bestreden besluit in zoverre vastgesteld in strijd met artikel 3:11, eerste lid, van de Awb. De Afdeling ziet aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 1.5 van de Chw, zoals dit luidde ten tijde van belang, en overweegt daartoe als volgt. [appellant sub 3] heeft ter zitting gesteld alsnog van de inschrijflijst kennis te hebben genomen. Hij heeft deze derhalve kunnen betrekken bij zijn beroep tegen het plan. Nu de inschrijflijst in de plantoelichting is vermeld, is voorts aannemelijk dat eventuele andere belanghebbenden niet in hun belangen zijn geschaad. Aangenomen mag immers worden dat bedoelde belanghebbenden een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht waarin zou zijn gewezen op het niet ter inzage liggen van dit stuk, dan wel dat zij, na desgevraagd inzage te hebben gekregen in het stuk, na kennisneming daarvan een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht en eventueel beroep zouden hebben ingesteld.


ABRvS, 19 juni 2013, nr. 201301238/1/R6
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Saronixterrein e.o.-2012" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Doetinchem op 6 december 2012.
Trefwoorden: 1) toelichting, stedelijke ontwikkeling, actuele regionale behoefte (art. 3.1.6, tweede lid Bro) en 2) nieuwe locaties detailhandel niet ten koste van de bestaande detailhandelsstructuur (provinciale verordening)
Oordeel ABRvS:
1) toelichting, stedelijke ontwikkeling, actuele regionale behoefte (art. 3.1.6, tweede lid Bro)
De vestiging van een of meer supermarkten, zoals in het plan is voorzien, is een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. De Afdeling stelt vast dat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet in de plantoelichting is betrokken. Ter zitting heeft de raad echter toegelicht dat zich een actuele regionale behoefte voordoet, als bedoeld in het tweede lid, onder a, waarbij de raad heeft gewezen op de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte, waaronder de nagestreefde spreiding van supermarkten, zoals in het DPO is uiteengezet, evenals op de bovenregionale functie van Doetinchem. Voorts heeft de raad ter zitting een onderbouwing gegeven als bedoeld in het tweede lid, onder b. De raad heeft in dit verband naar voren gebracht dat het terrein waarop de ontwikkeling in het plan is voorzien een voormalig bedrijventerrein betreft dat voor herstructurering in aanmerking komt. Omdat de stedelijke ontwikkeling is voorzien in bestaand stedelijk gebied, is het tweede lid, onder c, niet aan de orde.
Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat recht is gedaan aan het betoog van [...] en [appellant C] en anderen. Het gebrek kan worden gepasseerd met artikel 1.5 Chw, nu niet aannemelijk is dat belanghebbenden hierdoor worden benadeeld.
2) nieuwe locaties detailhandel niet ten koste van de bestaande detailhandelsstructuur (provinciale verordening)
Ingevolge artikel 23, lid 23.1, van de Verordening gaan in een bestemmingsplan nieuwe locaties voor detailhandel niet ten koste van de bestaande detailhandelsstructuur. Ingevolge artikel 23, lid 23.2, wordt in de plantoelichting aangegeven hoe een nieuwe detailhandelsontwikkeling zich verhoudt tot lid 23.1 en een eventuele intergemeentelijke samenwerking ter zake van detailhandel.
Volgens de toelichting bij deze artikelen van de Verordening worden onder de bestaande detailhandelsstructuur zowel de leefbaarheid en de economische vitaliteit van stadscentra en wijken als de beschikbaarheid van een voldoende voorzieningenniveau op voor bewoners van een bepaald gebied aanvaardbare afstand verstaan. Uit het DPO volgt dat de mogelijkheid die in het plan is voorzien voor de vestiging van een of meer supermarkten niet ten koste gaat van de bestaande detailhandelsstructuur . De Afdeling stelt echter vast dat in strijd met artikel 23, lid 23.2 van de Verordening in de plantoelichting niet is aangegeven hoe de ontwikkeling die het plan in zoverre mogelijk maakt zich verhoudt tot een eventuele intergemeentelijke samenwerking ter zake van detailhandel. Ter zitting heeft de raad echter aangegeven dat wordt voorzien in een actuele regionale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro, zoals hiervoor is overwogen.
Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat recht is gedaan aan het betoog van [..] en [appellant C] en anderen. Het gebrek kan worden gepasseerd met artikel 1.5 Chw, nu niet aannemelijk is dat belanghebbenden hierdoor worden benadeeld.

ABRvS, 8 mei 2013, nr. 201207598/1/R1
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Bloemendaal 2012" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Bloemendaal op 11 juli 2012.
Trefwoorden: 1) nadere landschapsanalyse niet ter inzage (artikel 3:14, lid 1 Awb) en 2) nota van zienswijzen en de staat van wijzigingen niet in overeenstemming (strijd met rechtszekerheid)
Oordeel ABRvS:
1) nadere landschapsanalyse niet ter inzage
De Afdeling overweegt dat de nadere landschapsanalyse een op het ontwerpplan betrekking hebbend stuk is, nu dit stuk betrekking heeft op de aanvaardbaarheid van de plandelen met de bestemming "Sport" wat betreft het landschappelijke aspect. De nadere landschapsanalyse heeft in strijd met artikel 3:11, eerste lid, van de Awb niet ter inzage gelegen met het ontwerpplan. De Afdeling ziet evenwel aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 1.5 van de Chw te passeren. De nadere landschapsanalyse is in deze procedure overgelegd, zodat Schapenduinen en anderen deze hebben kunnen inzien en daarop hebben kunnen reageren. Niet aannemelijk is dat andere belanghebbenden benadeeld zijn, nu het bestaan van de nadere landschapsanalyse kenbaar was. In de toelichting bij het ontwerpplan staat vermeld dat na de landschapsanalyse een vervolgstudie is verricht. Er mag derhalve worden aangenomen dat andere belanghebbenden een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht waarin erop gewezen zou worden dat de nadere landschapsanalyse niet ter inzage lag dan wel dat zij, na desgevraagd inzage te hebben gehad in de nadere landschapsanalyse, na kennisneming daarvan een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht.
2) nota van zienswijzen en de staat van wijzigingen niet in overeenstemming
De Afdeling overweegt dat in de nota van zienswijzen, die tot het vaststellingsbesluit behoort, staat dat het verzoek om de maximale hoogte voor de lichtmasten te wijzigen tot 18 m wordt afgewezen. In de staat van wijzigingen, die ook tot het vaststellingsbesluit behoort, staat evenwel dat naar aanleiding van zienswijzen de maximale hoogte voor lichtmasten van 16 m tot 18 m wordt gewijzigd. Nu de nota van zienswijzen en de staat van wijzigingen in zoverre niet met elkaar overeenstemmen, is het bestreden besluit in zoverre in strijd met de rechtszekerheid vastgesteld. De Afdeling ziet evenwel aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 1.5 van de Chw te passeren, nu de raad in het verweerschrift te kennen heeft gegeven dat een maximale hoogte van 18 m voor de lichtmasten is beoogd, zoals ook in de planregels is neergelegd. Voorts zijn belanghebbenden niet benadeeld, omdat de motivering van de raad voor een maximale hoogte van 18 m voor de lichtmasten naar het oordeel van de Afdeling deugdelijk is.

ABRvS, 10 april 2013, nr. 201110983/1/T1/R3
Betreft een tussenuitspraak in het beroep tegen het bestemmingsplan "Aansluiting Kruisstraat" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Veldhoven op 27 september 2011
Trefwoorden: addendum akoestisch onderzoek niet ter inzage (artikel 3:14, lid 1 Awb)
Oordeel ABRvS:
Het ontwerpplan heeft ter inzage gelegen van 1 juli 2011 tot en met 11 augustus 2011. Het addendum bij het akoestisch onderzoek dateert van 28 juli 2011. De Afdeling overweegt dat het addendum is aan te merken als een nieuw relevant stuk als bedoeld in artikel 3:14, eerste lid, van de Awb, nu het een correctie is op het mede ten behoeve van het ontwerpplan verrichte akoestische onderzoek. Nu de raad het addendum niet bij de ter inzage gelegde stukken heeft gevoegd, heeft hij in zoverre gehandeld in strijd met artikel 3:14, eerste lid, van de Awb, dat aanvulling van de ter inzage gelegde stukken in dit geval voorschrijft. De Afdeling ziet evenwel aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 1.5, eerste lid, van de Chw, zoals dit luidde ten tijde van belang. Daartoe wordt overwogen dat [appellant sub 2] niet is benadeeld. Het college heeft het addendum opgestuurd aan de bewoners van woningen waarvoor een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting in verband met het plan zou worden verleend, waaronder [appellant sub 2]. [appellant sub 2] heeft dit addendum binnen de termijn in zijn mondelinge zienswijze betrokken. Voorts is niet aannemelijk dat derden vanwege de gebrekkige terinzagelegging hebben afgezien van het naar voren brengen van een zienswijze. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het addendum een beperkte correctie op het ter inzage gelegde akoestisch onderzoek betreft.

ABRvS, 10 april 2013, nr. 201113404/1/T1/R3
Bij besluit van 16 september 2011 heeft het college van B&W van de gemeente Veldhoven hogere waarden vastgesteld vanwege de nieuwe weg "Aansluiting Kruisstraat" en de Peter Zuidlaan
Trefwoorden: addendum akoestisch onderzoek niet ter inzage (artikel 3:14, lid 1 Awb)
Oordeel ABRvS:
Het ontwerpplan heeft ter inzage gelegen van 1 juli 2011 tot en met 12 augustus 2011. Het addendum bij het akoestisch onderzoek dateert van 28 juli 2011 en is derhalve tot stand gekomen binnen deze termijn. Nu het college dit stuk mede ten grondslag heeft gelegd aan het bestreden besluit, is het naar het oordeel van de Afdeling aan te merken als een nieuw relevant stuk als bedoeld in artikel 3:14, eerste lid, van de Awb. Gelet daarop heeft het college door het niet ter inzage leggen van dit stuk gehandeld in strijd met artikel 3:14, eerste lid, van de Awb, dat aanvulling van de ter inzage gelegde stukken in dit geval voorschrijft. De Afdeling ziet evenwel aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 1.5, eerste lid, van de Chw, zoals dit luidde ten tijde van belang. Daartoe wordt overwogen dat [appellant] niet is benadeeld, nu het college het addendum heeft gestuurd aan de bewoners van woningen waarvoor een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting zou worden verleend, waaronder [appellant] , en dat [appellant] dit addendum in zijn mondelinge zienswijze binnen de termijn heeft betrokken. Voorts is niet aannemelijk dat derden vanwege de gebrekkige terinzagelegging hebben afgezien van het naar voren brengen van een zienswijze. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het addendum een beperkte correctie op het ter inzage gelegde akoestisch onderzoek betreft.

ABRvS, 27 maart, nr. 201205606/1/R3
Betreft het beroep tegen het bestemmingsplan "De Hasselt II" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Reusel-de Mierden op 28 februari 2012
Trefwoorden: geen verantwoording regionale afspraken woningbouw, Verordening ruimte Noord-Brabant 2011
Oordeel ABRvS:
De Afdeling stelt vast dat de plantoelichting geen verantwoording bevat over de wijze waarop afspraken die zijn gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg worden nagekomen en de wijze waarop de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot deze afspraken en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw. Derhalve is niet voldaan aan artikel 3.5, eerste lid, van de Verordening 2011. In het verweerschrift is de raad echter ingegaan op onder meer de behoefte aan de woningen, de woningbouwprognose, de gemaakte afspraken en de zogenoemde harde plancapaciteit, zodat de vereiste verantwoording alsnog is gegeven. Ter zitting heeft de raad voorts toegelicht dat de harde plancapaciteit, als bedoeld in de Verordening 2011, de behoefte aan woningen niet zal overstijgen, zodat niet hoeft te worden gevreesd voor een overschot aan woningen in Lage Mierde. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het voorgaande onjuist is. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat alsnog is voldaan aan bedoelde eisen in de Verordening 2011 en dat het gebrek kan worden gepasseerd met toepassing van artikel 1.5 van de Chw, nu niet aannemelijk is dat belanghebbenden hierdoor worden benadeeld.

ABRvS, 20 maart 2013, nr. 201207905/1/R1
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Noorderbrug e.o." zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Maastricht (en het besluit van die raad om geen exploitatieplan vast te stellen) op 26 juni 2012
Trefwoorden: financiële uitvoerbaarheid in toelichting, (art 3.1.6, lid 1 onder f Bro)
Oordeel ABRvS:
De Afdeling overweegt dat in de toelichting op het ontwerpplan eveneens een financiële paragraaf is opgenomen. Hierin staat wat betreft het realiseren van het PDV-terrein dat de financiële uitvoering hiervan gewaarborgd is gelet op de overeenkomst die is gesloten met WOM Belvédère. Over de financiële uitvoerbaarheid van de voorziene infrastructuur in het ontwerpplan is in de financiële paragraaf in het ontwerpplan niets opgenomen. De Afdeling stelt vast dat in de toelichting op het ontwerpplan geen inzicht is geboden in de financiële uitvoerbaarheid van het plan wat betreft de voorziene infrastructuur. Dit is in strijd met artikel 3.1.6, eerste lid, onder f, van het Bro. De Afdeling ziet hierin evenwel geen aanleiding om enig deel van het bestreden besluit te vernietigen, omdat aannemelijk is dat belanghebbenden door schending van deze wettelijke bepaling niet zijn benadeeld. De raad is in de zienswijzenota immers alsnog inhoudelijk op de financiële uitvoerbaarheid van het ontwerpplan en de hierop betrekking hebbende zienswijze ingegaan. Daarbij betrekt de Afdeling voorts dat het voor een ieder mogelijk was dit gebrek in een zienswijze tegen het ontwerpplan aan de orde te stellen. Gelet op het voorgaande, ziet de Afdeling aanleiding de schending van artikel 3.1.6, eerste lid, onder f, van het Bro met toepassing van artikel 1.5, eerste lid, van de Chw te passeren.

ABRvS, 13 maart 2013, nr. 201208110/1/R3
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Randweg zundert" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Zundert op 25 juni 2012
Trefwoorden: toetsingsadvies commissie voor de milieueffectrapportage niet ter inzage gelegd (art. 3:11, lid 1 Awb))
Oordeel ABRvS:
De Afdeling stelt echter vast dat het advies niet is genoemd in de bij het ontwerpplan gevoegde bijlagenlijst en niet digitaal beschikbaar is gesteld op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Gelet daarop acht de Afdeling niet onaannemelijk dat het advies niet bij de ter inzage gelegde stukken heeft gelegen. In dat geval heeft de raad gehandeld in strijd met artikel 3:11 van de Awb. De Afdeling ziet evenwel aanleiding voor het oordeel dat dit gebrek kan worden gepasseerd met toepassing van artikel 1.5, eerste lid, van de Chw, zoals dat luidde ten tijde van belang. Daartoe is van belang dat is gebleken dat [appellant sub 7] van het toetsingsadvies kennis heeft kunnen nemen en het heeft kunnen betrekken bij zijn zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan. Daardoor is niet aannemelijk dat hij door het gebrek zou zijn benadeeld. Voorts is niet aannemelijk dat derden door het gebrek hebben afgezien van het naar voren brengen van zienswijzen, nu in de toelichting op het ontwerpplan wordt verwezen naar het toetsingsadvies. Derhalve konden derden van het bestaan daarvan op de hoogte zijn en hadden zij hiernaar kunnen vragen althans het gebrek in hun zienswijze naar voren kunnen brengen. Ook is gebleken dat het toetsingsadvies digitaal beschikbaar is gesteld op de website van de gemeente Zundert.

ABRvS, 13 maart 2013, nr. 201203167/1/T1/R1
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Amsteleiland" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Amstelveen op 8 februari 2012
Trefwoorden: foutieve grondslag ontheffing "Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie"
Oordeel ABRvS:
Aan de gebruikmaking van de bevoegdheid om ontheffing te verlenen, worden in artikel 13, derde lid, en artikel 14, derde lid, van de PRVS in belangrijke mate dezelfde voorwaarden gesteld. Het college van gedeputeerde staten heeft bovendien de noodzaak van de verstedelijking in dit geval aangetoond aan de hand van de in artikel 13, vierde lid, van de PRVS vermelde documenten. Ten aanzien van het ingevolge artikel 13, vierde lid, aanhef en onder c, van de PRVS gestelde vereiste dat een regionaal actieprogramma (hierna: RAP) dient te worden opgesteld, wordt overwogen dat ten tijde van de ontheffing nog geen RAP was vastgesteld. Dat was in dit geval echter niet vereist. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat in de toelichting bij artikel 13 van de PRVS staat dat het deel van de provinciale woonvisie, het RAP, leidend is voor de beoordeling of een uitbreiding van nieuwe woningbouw noodzakelijk is en dat zolang de provinciale woonvisie nog niet is vastgesteld wordt volstaan met toetsing aan de overige in het vierde lid genoemde documenten. Gelet op het voorgaande heeft het college van gedeputeerde staten bij de beoordeling of ontheffing van de PRVS kon worden verleend, materieel de vereisten als vermeld in artikel 13 van de PRVS toegepast. Gelet hierop ziet de Afdeling aanleiding de schending van artikel 13 van de PRVS te passeren met toepassing van artikel 1.5, eerste lid, van de Chw.

ABRvS, 23 januari 2013, nr. 201111463/1/R4
Betreft beroep tegen het wijzigingsplan "Waterrijk-West 2011" en het exploitatieplan "Boskoop Waterrijk-West" zoals vastgesteld door het college van B&W van de gemeente Boskoop op 6 september 2011
Trefwoorden: Stedenbouwkundig Programma van Eisen en het Stedenbouwkundig Plan, artikel 3:11, eerste lid Awb
Oordeel ABRvS:
Daartoe overweegt de Afdeling dat het Stedenbouwkundig Programma van Eisen en het Stedenbouwkundig Plan zijn vermeld in de toelichting op het ontwerpplan. [appellant sub 2] had de stukken gedurende de terinzagelegging van het ontwerp kunnen opvragen en kunnen verkrijgen, opdat hij deze kon betrekken bij zijn zienswijze, of had het gebrek in een zienswijze over het ontwerp van het plan aan de orde kunnen stellen. Niet aannemelijk is dat eventuele andere belanghebbenden hebben afgezien van het naar voren brengen van een zienswijze omdat de stukken niet ter inzage zijn gelegd. Aangenomen mag worden dat deze eventuele andere belanghebbenden een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht waarin zij zouden hebben gewezen op het niet ter inzage liggen van de stukken, dan wel dat zij, na desgevraagd inzage te hebben gekregen in de stukken, na kennisneming daarvan een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling aanleiding de schending van artikel 3:11, eerste lid, van de Awb te passeren met toepassing van artikel 1.5, eerste lid, van de Chw.

ABRvS, 19 december 2012, nr. 201205119/1/R4
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Balk-Verbindingsweg" zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Gaasterlân-Sleat op 27 maart 2012 en gewijzigd op 29 mei 2012.
Trefwoorden: bespreking zienswijzen, artikel 3:2 Awb
Oordeel ABRvS:
Het is aannemelijk dat belanghebbenden door de schending van artikel 3:2 van de Awb in dit geval niet zijn benadeeld. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad bij besluit van 29 mei 2012 het besluit van 27 maart 2012 heeft gewijzigd, uitsluitend in die zin dat de nota zienswijzen is aangevuld met een reactie op de drie zienswijzen die bij de vaststelling van het plan op 27 maart 2012 niet waren meegenomen. Wat betreft het betoog van [appellant sub 1] en [appellant sub 3] en anderen dat de raad van de drie aanvankelijk buiten beschouwing gelaten zienswijzen vermoedelijk niet alsnog in samenhang met alle andere over het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijzen kennis heeft genomen, overweegt de Afdeling dat daarvoor in de stukken - waaronder de gewijzigde nota zienswijzen - bezien in samenhang met de toelichting die de raad ter zitting op de gevolgde werkwijze heeft gegeven geen steun kan worden gevonden.

ABRvS, 5 december 2012, nr. 201107432/3/R3
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Hoge Hoek" zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Tilburg op 11 april 2011.
Trefwoorden: artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro
Oordeel ABRvS:
6.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 2 december 2009, in de zaak nr. 200901438/1/R3) moet artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro zo worden uitgelegd dat het in ieder geval de verplichting inhoudt om het ontwerp-bestemmingsplan, dat wil zeggen de verbeelding en de planregels, en de toelichting bij het ontwerp-bestemmingsplan via elektronische weg beschikbaar te stellen. Deze verplichting strekt zich eveneens uit tot de bijlagen die zijn opgenomen bij de planregels, zoals een Staat van Bedrijfsactiviteiten, en tot de bijlagen die zijn opgenomen bij de plantoelichting en die daarvan deel uitmaken.
6.5. De Quickscan is als bijlage opgenomen bij de plantoelichting en maakt daarvan deel uit en diende derhalve langs elektronische weg beschikbaar te worden gesteld. De Afdeling ziet evenwel geen aanleiding om het besluit waarbij het plan is vastgesteld te vernietigen, nu aannemelijk is dat belanghebbenden door een mogelijke schending van artikel 3:8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro niet zijn benadeeld. Daartoe overweegt de Afdeling dat de Quickscan is vermeld in de toelichting bij het ontwerpplan. [appellante sub 1] had gedurende de terinzagelegging van het ontwerp kunnen informeren naar de digitale versie, zodat zij deze kon betrekken bij haar zienswijze dan wel het gebrek in een zienswijze tegen het ontwerp van het plan aan de orde stellen. Niet aannemelijk is dat eventuele andere belanghebbenden een zienswijze zouden hebben ingediend indien de Quickscan digitaal beschikbaar zou zijn gesteld. Aangenomen mag worden dat deze eventuele andere belanghebbenden een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht waarin zou zijn gewezen op het niet digitaal beschikbaar zijn van de stukken, dan wel dat zij, na desgevraagd kennis te hebben genomen van de digitale versie van de Quickscan, een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht.
6.6. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling aanleiding de schending van artikel 3:8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro te passeren met toepassing van artikel 1.5, eerste lid, van de Chw.

ABRvS, 7 november 2012, nr. 201203450/1/R1
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Heerlen van 10 januari 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Maankwartier".
Trefwoorden: planschaderisicoanalyse, artikel 3:11, eerste lid Awb
Oordeel ABRvS:
De Afdeling ziet evenwel aanleiding dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 1.5, eerste lid, van de Chw, nu de raad de planschaderisicoanalyse van februari 2011 als bijlage bij het verweerschrift in deze procedure heeft gebracht, zodat partijen de planschaderisicoanalyse hebben kunnen inzien en daarop hebben kunnen reageren. Niet aannemelijk is dat andere belanghebbenden daardoor benadeeld zijn, nu het bestaan van de planschaderisicoanalyse kenbaar was, omdat bij het ontwerpplan een ontwerpexploitatieplan ter inzage lag waarin vermeld stond dat de raming van de planschade is gebaseerd op een risicoanalyse. Er mag derhalve worden aangenomen dat andere belanghebbenden een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht waarin erop gewezen werd dat de planschaderisicoanalyse niet ter inzage lag dan wel dat zij, na desgevraagd inzage te hebben gehad in de planschaderisicoanalyse, na kennisneming daarvan een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht.

ABRvS, 7 november 2012, nr. 201110075/1/R4 en 201201853/1/R4
Betreft beroep tegen besluit van de minister van I&M van 6 juni 2011 tot vaststelling van het tracébesluit A2 's-Hertogenbosch-Eindhoven.
Trefwoorden: fout in akoestisch onderzoek, artikel 3:2 Awb
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.5, eerste lid, van de Chw kan een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist, in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
De minister heeft naar aanleiding van het beroepschrift van [appellant sub 10] en anderen nader akoestisch onderzoek uitgevoerd, waarvan de resultaten zijn weergegeven in het Aanvullende geluidrapport. Dit rapport vermeldt op p. 3 dat de woning [locatie 4] ongeveer 1,50 m hoger ligt dan de Boxtelseweg. In het rekenmodel van het onderzoek is de hoogteligging van de betreffende woning aangepast op de wijze zoals weergegeven in afbeelding 2-1 van het Aanvullende geluidrapport. Volgens het Aanvullende geluidrapport heeft de wijziging effect op de geluidbelasting van de woningen in deelgebied 31 en 32. In paragraaf 2.2.2 is een actualisatie opgenomen van de afwegingen voor deelgebied 31 en in paragraaf 2.2.3 is een actualisatie opgenomen van de afweging voor deelgebied 32. [appellant sub 10] en anderen hebben deze bevindingen niet gemotiveerd bestreden.
Op grond van het vorenstaande overweegt de Afdeling dat de minister het door [appellant sub 10] en anderen geconstateerde gebrek wat betreft de hoogteligging van de woning [locatie 4] in het Aanvullende geluidrapport heeft hersteld. Gelet hierop is niet aannemelijk dat [appellant sub 10] en anderen door schending van artikel 3:2 van de Awb zijn benadeeld.

ABRvS, 31 oktober 2012, nr. 201205048/1/T1/R2
Betreft tussenuitspraak in kader van beroep tegen het besluit van B&W van de gemeente Nunspeet van 14 februari 2012 tot vaststelling van het uitwerkingsplan "Molenbeek fase 1" en het besluit van de raad van 14 februari 2012 tot vaststelling van het bijhorende exploitatieplan.
Trefwoorden: waterstructuurplan, artikel 3:11, eerste lid Awb
Oordeel ABRvS:
De Afdeling ziet evenwel aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 1.5 van de Chw en overweegt daartoe als volgt. Het waterstructuurplan is vermeld in de toelichting bij het ontwerpuitwerkingsplan. [appellant sub 1] had het waterstructuurplan dan ook kunnen opvragen. Na kennisname daarvan had hij dit plan kunnen betrekken bij zijn zienswijze, eventueel in de vorm van een aanvulling ervan. Voorts had hij het niet ter inzage gelegd zijn van het waterstructuurplan als een gebrek, verbonden aan het ontwerpuitwerkingsplan, in een zienswijze daartegen aan de orde kunnen stellen. Voorts is niet aannemelijk dat eventuele andere belanghebbenden een zienswijze zouden hebben ingediend indien het waterstructuurplan wel ter inzage zou zijn gelegd. Aangenomen mag worden dat de andere belanghebbenden een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht waarin zou zijn gewezen op het niet ter inzage gelegd zijn van het waterstructuurplan, dan wel dat zij, na desgevraagd kennis te hebben genomen van het waterstructuurplan, naar aanleiding daarvan een zienswijze tegen het ontwerpuitwerkingsplan naar voren zouden hebben gebracht. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling aanleiding de schending van artikel 3:11, eerste lid, van de Awb te passeren met toepassing van artikel 1.5, eerste lid, van de Chw.


ABRvS, 31 oktober 2012, nr. 201201588/1/R4
Betreft beroep tegen het besluit van Provinciale Staten van de provincie Friesland van 30 november 2012 tot vaststelling van het provinciale inpassingsplan "N381 Drachten - Drentse grens".
Trefwoorden: artikel 11 Besluit uitvoering Chw
Oordeel ABRvS:
De Afdeling ziet evenwel aanleiding om de schending van artikel 11 van het Besluit uitvoering met toepassing van artikel 1.5, eerste lid, van de Chw te passeren. Hiertoe overweegt zij als volgt. Ingevolge artikel 1.5, eerste lid, van de Chw kan een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist, in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld. In dit geval wordt de toepasselijkheid van de Chw uitdrukkelijk vermeld in de rechtsmiddelenclausule in de kennisgeving van het vaststellingsbesluit. Daarenboven heeft een ieder die een zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerp van het inpassingsplan na de vaststelling van het inpassingsplan een brief van provinciale staten ontvangen, waarin hij of zij op de hoogte is gebracht van de vaststelling en de kennisgeving daarvan. In de brief staat een verwijzing naar de rechtsmiddelenclausule in de kennisgeving. Onder deze omstandigheden is niet aannemelijk dat belanghebbenden door schending van artikel 11 van het Besluit uitvoering zijn benadeeld.

ABRvS, 31 oktober 2012, nr. 201202370/1/R1
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Aalsmeer van 24 november 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Greenpark Aalsmeer, deelgebieden 9 en 10" en het gelijknamige exploitatieplan.
Trefwoorden: taxatierapport omtrent de inbrengwaarden van gronden, artikel 3:11, eerste lid Awb
Oordeel ABRvS:
Naar het oordeel van de Afdeling betreft het taxatierapport omtrent de inbrengwaarden van gronden gelegen in het bestemmingsplan een op het ontwerpexploitatieplan betrekking hebbend stuk dat redelijkerwijs nodig is voor een beoordeling daarvan, zodat het taxatierapport met het ontwerpexploitatieplan ter inzage had moeten worden gelegd. Dit is ten onrechte niet gebeurd. [..]Niet aannemelijk is dat andere belanghebbenden dan [appellant sub 2] en anderen en [appellante sub 1] hebben afgezien van het naar voren brengen van een zienswijze met betrekking tot het ontwerpexploitatieplan omdat het taxatierapport niet met het ontwerpexploitatieplan ter inzage heeft gelegen. In de toelichting op het ontwerpexploitatieplan is immers vermeld dat taxaties zijn verricht door een onafhankelijk taxateur en aangenomen mag worden dat eventuele andere belanghebbenden een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht waarin zou zijn gewezen op het niet ter inzage liggen van het taxatierapport. Nu het taxatierapport aan het dossier is toegevoegd en derhalve bij [appellant sub 2] en anderen en [appellante sub 1] bekend is, hebben zij voorts nadere argumenten over de raming van de inbrengwaarden kunnen aanvoeren in het kader van hun beroep tegen het besluit tot vaststelling van het exploitatieplan. Onder deze omstandigheden is de Afdeling van oordeel dat [appellant sub 2] en anderen, [appellante sub 1] en andere belanghebbenden niet zijn benadeeld doordat het taxatierapport niet met het ontwerpexploitatieplan ter inzage heeft gelegen.

ABRvS, 24 oktober 2012, nr. 201112331/1/T1/R4
Betreft tussenuitspraak in het kader van beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Rijswijk van 27 september 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Sion-'t Haantje" en het gelijknamige exploitatieplan.
Trefwoorden: taxatierapport omtrent de inbrengwaarden van gronden, artikel 3:11, eerste lid Awb
Oordeel ABRvS:
De Vereniging en [appellant sub 4] zijn in beroep in de gelegenheid gesteld om te reageren op het taxatierapport, de specificatie van de inbrengwaarden op perceelsniveau en het overgelegde stuk met de referentietransacties en referentiegrondexploitaties. Onder deze omstandigheden is de Afdeling van oordeel dat de Vereniging en [appellant sub 4] door het gebrek in de terinzagelegging niet zijn benadeeld. Aangenomen mag worden dat mogelijke andere belanghebbenden over het ontbreken van evenbedoelde stukken een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht als zij dit hadden gewild. Zij konden dit dan vervolgens in beroep aan de orde stellen, zoals de Vereniging en [appellant sub 4] hebben gedaan. Derhalve is evenmin aannemelijk dat andere belanghebbenden zijn benadeeld. De Afdeling ziet hierin aanleiding vorengenoemd gebrek met toepassing van artikel 1.5, eerste lid, van de Chw te passeren.

ABRvS, 19 september 2012, nr. 201111977/1/R4
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Slochteren tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Slochteren, Verlengde Veenlaan'.
Trefwoorden: ontbreken overzicht kosten en opbrengsten
Oordeel ABRvS:
Er is geen overzicht van de kosten en opbrengsten bij de ter inzage gelegde stukken gevoegd. Naar het oordeel van de Afdeling zou een dergelijk overzicht nodig zijn geweest voor een beoordeling van het ontwerp. Gelet daarop overweegt de Afdeling dat de raad in strijd met artikel 3:11 van de Awb heeft gehandeld. De Afdeling ziet evenwel aanleiding dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 1.5, eerste lid, van de Chw en overweegt daartoe als volgt. In een openbaar document, gevoegd bij de stukken voor de raadsvergadering waarin het plan is vastgesteld, is een globaal overzicht van de opbrengsten en kosten opgenomen. Appellante heeft te kennen gegeven dat zij bekend was met dit document. Zij heeft dit derhalve bij haar beroep kunnen betrekken. Niet aannemelijk is dat andere belanghebbenden door het niet ter inzage gelegd zijn van dit document zijn benadeeld, omdat in de toelichting bij het ontwerpplan is vermeld dat een exploitatieberekening is opgesteld. Aangenomen mag worden dat andere belanghebbenden in een tegen het ontwerp-bestemmingsplan in te dienen zienswijze het niet beschikbaar zijn van de exploitatieberekening of een ander document, waarin inzicht wordt gegeven in de kosten en opbrengsten, aan de orde zouden hebben gesteld, en dat zij, na alsnog kennis van het globaal overzicht van opbrengsten en kosten te hebben genomen, zonodig dienaangaande bezwaren daartegen naar voren zouden hebben gebracht.

ABRvS, 25 juli 2012, nr. 201201252/1/A1
Betreft hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 december 2011 betreffende het besluit van B&W van de gemeente Kaag en Braassem van 6 september 2010 tot vaststelling van het projectbesluit op grond van de Wro annex bouwvergunning eerste fase voor het oprichten van een appartementencomplex te Roelofarendsveen.
Trefwoorden: projectbesluit onbevoegd genomen door de gemeenteraad.
Oordeel ABRvS:
Blijkens de gedingstukken is het projectbesluit op 6 september 2010 vastgesteld door de raad. Niet in geschil is dat dit bestuursorgaan de bevoegdheid daartoe ten tijde van het nemen van het besluit had gedelegeerd aan het college, zodat sprake is van een bevoegdheidsgebrek. Nu evenwel aannemelijk is dat belanghebbenden door dit gebrek niet zijn benadeeld, bestaat aanleiding dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 1.5 van de Chw. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het college, blijkens zijn voorstel aan de raad van 3 augustus 2010, het besluit voor zijn rekening heeft genomen en kan instemmen met de inhoud ervan.

ABRvS, 13 juni 2012, nr. 201108233/1/R3
Betreft beroep tegen het besluit van de Raad van de gemeente Halderberge van 16 juni 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Vermunt", waarbij tevens besloten is geen exploitatieplan vast te stellen.
Trefwoorden: watersysteemadvies ontbrak bij ontwerpbesluit
Oordeel ABRvS:
De Afdeling stelt vast dat in de plantoelichting is vermeld dat voor de beoogde ontwikkeling overleg met het waterschap Brabantse Delta over het voorgestane waterhuishoudings- en rioleringssysteem heeft plaatsgevonden en dat het waterschap bij brief van 7 juni 2006 omtrent het watersysteem een advies heeft uitgebracht. Naar het oordeel van de Afdeling betreft het watersysteemadvies een op het plan betrekking hebbend stuk dat redelijkerwijs nodig is voor een beoordeling van het plan, zodat het met het ontwerpplan ter inzage had moeten worden gelegd. Nu onweersproken is dat dit niet is gebeurd, is het bestreden besluit in zoverre vastgesteld in strijd met artikel 3:11, eerste lid, van de Awb. De Afdeling ziet evenwel aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 1.5 van de Chw en overweegt daartoe als volgt. Gebleken is dat [appellanten] hebben verzocht om het wateradvies aan hen toe te zenden. Tussen partijen is in geschil of dit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Vaststaat evenwel dat het advies door de Afdeling aan [appellanten] is verzonden, zodat zij dit hebben kunnen betrekken bij hun beroep tegen het plan.
Nu het watersysteemadvies in de plantoelichting is vermeld, is voorts niet aannemelijk dat eventuele andere belanghebbenden in hun belangen kunnen zijn geschaad. Aangenomen mag immers worden dat deze eventuele andere belanghebbenden een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht waarin zou zijn gewezen op het niet ter inzage liggen van dit stuk, dan wel dat zij, na desgevraagd inzage te hebben gekregen in het stuk, na kennisneming daarvan een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht en eventueel beroep zouden hebben ingesteld.

ABRvS, 6 juni 2012, nr. 201113326/1/T1/A1
Betreft tussenuitspraak in het kader van hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank van 's-Hertogenbosch betreffende het besluit van B&W van de gemeente Reusel-De Mierden tot verlening van vrijstelling op grond van artikel 19 WRO (oud) èn bouwvergunning voor het plaatsen van vijf windturbines, een inkoopstation en vijf transformatorstations.
Trefwoorden: toets aan verkeerd planologisch regime
Oordeel ABRvS:
De rechtbank heeft terecht overwogen dat het bouwplan in strijd is met het ten tijde van de indiening van de bouwaanvraag geldende bestemmingsplan "Buitengebied '98", zodat geen grond is voor het maken van een uitzondering op voormeld uitgangspunt. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat het bouwplan ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar getoetst moest worden aan het bestemmingsplan "Buitengebied 2009", hetgeen in dit geval niet is gebeurd. De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat in de ruimtelijke onderbouwing ten onrechte niet is ingegaan op het toekomstige planologische regime.
Anders dan het college en Eneco Wind betogen, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank deze gebreken met toepassing van artikel 1.5 van de Chw had moeten passeren. Ingevolge het ten tijde van de aanvraag geldende bestemmingsplan "Buitengebied '98" rust op het perceel de bestemming "Agrarisch gebied". Hoewel ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" op het perceel dezelfde bestemming rustte, brengt dit in dit geval niet met zich dat daarom aanleiding bestond voormeld toetsingsgebrek te passeren. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat, anders dan ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied '98", op de gronden direct grenzend aan de locatie waar de meest zuidelijke windturbine zal worden geplaatst, de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2 (AW-L 2)" rust, met als nadere aanduiding landschapsontwikkelingsgebied, en op een gedeelte van deze gronden, gelegen op ongeveer 150 m van de meest zuidelijke windturbine, ingevolge artikel 33 van de planvoorschriften de bestemming "Natte natuurparel buffer (dubbelbestemming)". Op voorhand staat niet vast dat deze direct aan het perceel grenzende bestemmingen niet van belang zijn voor de beoordeling van de aanvraag om vrijstelling.

ABRvS, 2 mei 2012, nr. 201110911/1/R4
Betreft het beroep tegen het goedkeuringsbesluit van de colleges van gedeputeerde staten van Zuid Holland, Gelderland en Utrecht van het projectplan "dijkverbetering Diefdijklinie".
Trefwoorden: onvoldoende zorgvuldigheid vergaren relevante feiten, artikel 3.2 Awb
Oordeel ABRvS:
Gelet op de stukken en dit algemene verweer, waren de colleges in ieder geval ten tijde van het nemen van de bestreden besluiten niet bekend met de op- en afrit van het perceel aan de [locatie 1]. Aldus hebben de colleges niet onderkend dat als het scherm afbuigend langs de op- en afrit van het perceel aan de [locatie 2] wordt gelegd, de op- en afrit van het perceel aan de [locatie 1] wordt doorkruist. Verder hebben de colleges geen onderzoek gedaan naar het door [appellant] voorgestelde alternatief, waarin - naar ter zitting is gebleken - de karakteristieke fruitboom op het perceel van [appellant] kan worden gespaard. Onder deze omstandigheden bestaat aanleiding voor het oordeel dat de bestreden besluiten, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het onderdeel van het projectplan dat ziet op het ter hoogte van de [locatie 1] en [locatie 2] te Leerdam geplande stabiliteitscherm, niet met de vereiste zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht tot stand zijn gekomen. [..] Tussen partijen is niet in geschil dat het plaatsen van een stabiliteitsscherm noodzakelijk is vanuit het oogpunt van waterveiligheid. Partijen verschillen evenwel van mening over het antwoord op de vraag waar dit scherm het beste kan worden geplaatst. Zoals toegelicht in de schriftelijke uiteenzetting van het waterschap Rivierenland van 29 maart 2012, is de door [appellant] voorgestelde locatie voor de waterveiligheid vergelijkbaar met de in het projectplan opgenomen locatie voor het stabiliteitsscherm. In het alternatief van [appellant] worden evenwel twee op- en afritten, waarvan één is verhard, doorkruist in plaats van één onverharde op- en afrit. Een zogenoemde kattenrug, die ontstaat indien de grond rondom het scherm verzakt, kan alsdan op twee locaties optreden. Als bij de door [appellant] voorgestelde plaatsing kattenruggen ontstaan, dan levert dit bovendien een beperking op van de toegankelijkheid van de op- en afritten vanaf de weg en vice versa en van de verkeersveiligheid.
Vast staat dat ten behoeve van de plaatsing van het scherm zoals in het projectplan beoogd, de karakteristieke fruitboom van [appellant] zal moeten worden verwijderd. Aan deze omstandigheid hebben de colleges gelet op het vorenstaande evenwel geen doorslaggevend gewicht hoeven toekennen. Voorts is niet gebleken dat de colleges, indien zij op de hoogte waren geweest van de juiste feitelijke situatie en het alternatief van [appellant], wat betreft het onderdeel dat ziet op het ter hoogte van de [locatie 1] en [locatie 2] te Leerdam geplande stabiliteitscherm, goedkeuring hadden onthouden aan het projectplan. Gelet hierop is niet aannemelijk dat belanghebbenden door schending van artikel 3:2 van de Awb zijn benadeeld.
Gelet op al het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de colleges het projectplan in zoverre niet in redelijkheid hebben kunnen goedkeuren. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de bestreden besluiten in zoverre zijn voorbereid of genomen in strijd met het recht.


ABRvS, 28 maart 2012, nr. 201109828/1/A1
Betreft beroep tegen het op 5 juli 2011 door B&W van de gemeente Schiedam genomen projectbesluit en vastgestelde besluit hogere grenswaarden Wet geluidhinder voor 12 voorziene woningen en op 25 juli 2011 tevens tegen de door B&W verleende bouwvergunning, eerste fase voor plaatsen van damwand en het plaatsen van een brug et cetera en de bouw van 32 woningen.
Trefwoorden: foutieve benaming besluiten/bevoegd gezag in kennisgeving, artikel 3:13 Awb
Oordeel ABRvS:
Ten onrechte is vermeld in de kennisgeving van de bestreden besluiten, dat een ontwerpbestemmingsplan ter inzage ligt, en daarmee de mogelijkheid is geopend om tegen een niet bestaand besluit zienswijzen in te dienen, terwijl dezelfde mogelijkheid niet wordt genoemd voor het besluit dat wel ter inzage lag, te weten het ontwerpprojectbesluit. Appellant is niet benadeeld door de door haar gestelde fouten in de kennisgeving van de ontwerpbesluiten. Er zijn geen zienswijzen ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan, zoals dat vermeld was in de kennisgeving. Het is daarom niet aannemelijk dat als gevolg van de gestelde fouten in de publicatie belanghebbenden hebben afgezien van het indienen van zienswijzen. Voorts is er geen sprake van strijd met artikel 3:13 Awb. Uit dit artikel volgt niet, dat de ontwerpbesluiten aan alle belanghebbenden verzonden hadden moeten worden. De besluiten zijn namelijk niet tot hen gericht. Met toepassing van artikel 1.5 Chw gaat de ABRvS daarom aan het door appellant gestelde gebrek voorbij.

ABRvS, 21 maart 2012, nr. 20110893/1/A1 en 201108984/1/A1
Betreft hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond betreffende beroep tegen het besluit van B&W van de gemeente Leudal d.d. 7 december 2010 tot ongegrondverklaring van het ingediende bezwaar tegen de op 24 november 2009 door B&W van de gemeente Leudal verleende vrijstelling op grond van artikel 19 WRO en bouwvergunning voor het plaatsen van vier windmolens in Neer.
Trefwoorden: verandering bouwaanvraag, wijziging capaciteit windmolens
Oordeel ABRvS:
Er zijn, hangende (de afhandeling van) de ingediende bouwaanvraag wijzigingen in het bouwplan aangebracht (door verandering van de capaciteit van de molens). Dit zijn geen veranderingen van ondergeschikte aard. Er had een nieuwe bouwaanvraag moeten worden ingediend. B&W hadden deze veranderingen niet mogen betrekken in het besluit van 24 november 2009. De Rechtbank heeft dat niet onderkend. Appellanten kunnen niet in belangen geacht worden te zijn geschaad, nu zij hun bezwaren tegen het gewijzigde bouwplan naar voren hebben gebracht en het college van B&W die bezwaren heeft beoordeeld. Uit de onderzoeken volgt overigens dat voor omwonenden geen nadelige effecten zijn te verwachten en er zijn ook geen aanwijzigingen, dat andere belanghebbenden in hun belangen zijn geschaad door de hangende de ingediende bouwaanvraag aangebrachte en door het college van B&W niet gepubliceerde wijzigingen van het bouwplan. Gelet hierop kan het in opzicht aan de besluitvorming klevende gebrek met toepassing van artikel 1.5 Chw worden gepasseerd.

ABRvS, 21 maart 2012, nr. 201108112/1/T1/A3
Betreft tussenuitspraak in het kader van beroep tegen de bij besluit van de Staatssecretaris van EL&I d.d. 7 juni 2011 verleende ontheffingen op grond van artikel 11 en artikelen 9, 10 en 11 van de Flora en faunawet.
Trewoorden: artikel 3.11 Awb, aanvulling aanvraag
Oordeel ABRvS:
De aanvulling van de aanvraag (brief van 11 juni 2011) heeft niet ter inzage gelegen. Met toepassing van artikel 1.5 Chw wordt door de ABRvS dit gebrek gepasseerd, omdat appellant het stuk heeft ingezien en erop heeft kunnen reageren.

ABRvS, 7 maart 2012, nr. 201106311/1/T1/R4
Betreft beroep tegen het bij besluit van 9 maart 2011 door Provinciale Staten vastgestelde inpassingsplan "Wegomlegging N355 (Noordhorn-Zuidhorn)".
Trefwoorden: artikel 3.11 Awb, terinzage legging, MER
Oordeel ABRvS:
Bepaalde stukken, zoals het MER zijn in strijd met artikel 3.11 Awb niet ter inzage gelegd. De stukken waren stukken die redelijkerwijs nodig waren voor de beoordeling van het ontwerp, als bedoeld in artikel 3:11, eerste lid, Awb. ABRvS ziet geen aanleiding om het besluit te vernietigen nu aannemelijk is dat belanghebbenden door de schending van artikel 3:11 Awb niet zijn benadeeld. De ABRvS overweegt hierbij, dat bedoelde onderzoeken zijn vermeld in de toelichting bij het ontwerpplan (= inpassingsplan). Appellanten hadden de stukken dus kunnen opvragen tijdens de terinzageperiode. De ABRvS ziet daarom aanleiding om de schending van artikel 3:11, eerste lid, Awb te passeren met toepassing van artikel 1.5 Chw.

ABRvS, 8 februari 2012, nr. 201109027/1/A4 |
Betreft uitspraak in hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht inzake het beroep tegen het besluit van de Minister van I&M d.d. 19 oktober 2010 tot verlening van een vergunning voor het onttrekken van grondwater, het onttrekken van en het brengen van water in de Maas en het gebruikmaken van een waterstaatswerk en het maken en behouden van een waterkrachtcentrale en het uitvoeren van werkzaamheden, waaronder het maken van een vistrap ter hoogte van de stuw in Borgharen.
Trefwoorden: Hoofdstuk 7 Wm, categorie D 31 Besluit milieueffectrapportage
Oordeel ABRvS:
Op grond van Hoofdstuk 7 Wet milieubeheer en categorie D 31 van het Besluit milieueffectrapportage (oud) geldt de verplichting tot het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling. Nu dat is nagelaten heeft de rechtbank artikel 1.5 Chw (passeren gebrek) ten onrechte toegepast.

ABRvS, 28 december 2011, nr. 201011617/1/R1
Betreft beroep tegen het op 27 oktober 2010 door de raad van de gemeente Deventer vastgestelde bestemmingsplan en het exploitatieplan "Spijkvoorderenk".
Trefwoorden: artikel 3:11 Awb, ter inzage legging, taxatierapporten, exploitatieplan
Oordeel ABRvS:
Met toepassing van artikel 1.5 Chw gaat ABRvS voorbij aan gebrek, dat bepaalde informatieve stukken Betreft beroep tegen het bij besluit van 9 maart 2011 door Provinciale Staten vastgestelde inpassingsplan "Wegomlegging N355 (Noordhorn-Zuidhorn)".zijn gelegd. De afdeling overweegt: "Niet aannemelijk is dat andere belanghebbenden dan appellanten hebben afgezien van het naar voren brengen van een zienswijze omdat de voornoemde taxatierapporten niet met het ontwerpexploitatieplan en het vastgestelde exploitatieplan ter inzage hebben gelegen. Deze taxatierapporten zijn immers in de toelichting op het ontwerpexploitatieplan en het vastgestelde exploitatieplan vermeld en aangenomen mag worden dat eventuele andere belanghebbenden een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht waarin zou zijn gewezen op het niet ter inzage liggen van de genoemde taxatierapporten. Nu de voornoemde taxatierapporten aan het dossier zijn toegevoegd en derhalve aan Rotij en anderen en Megahome en anderen zijn toegezonden, hebben zij voorts nadere gronden over de raming van de inbrengwaarde kunnen aanvoeren in het kader van hun beroep tegen het besluit tot vaststelling van het exploitatieplan".

ABRvS, 13 juli 2011, nr. 201008514/1/M3
Betreft beroep tegen door de raad van de gemeente Hoorn op 27 april 2010 vastgesteld bestemmingsplan.
Trefwoorden: ter inzage legging, luchtkwaliteitonderzoek , ontwerpbestemmingsplan
Oordeel ABRvS:
Het gebrek om het luchtkwaliteitonderzoek niet bij het ontwerpbestemmingsplan ter inzage te hebben gelegd wordt met toepassing van artikel 1.5 Chw door de ABrvS gepasseerd.

ABRvS, 16 maart 2011, nr. 201009223/1/T1/R3
Betreft beroep tegen een op 28 juni 2010 vastgesteld bestemmingsplan in de gemeente Oirschot:
Trefwoorden: kennisgeving, ontbreken vermelding Chw van toepassing
Oordeel ABRvS:
[Appellant] voert aan dat in de kennisgeving van de terinzagelegging van het bestreden besluit ten onrechte niet is vermeld, dat het besluit onder het toepassingsbereik van de Chw valt. Deze beroepsgrond heeft betrekking op mogelijke onregelmatigheden van na de datum van het bestreden besluit en kan reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten.
Voorts is er geen grond voor het oordeel van [appellant] dat hij door deze omissie in zijn beroepsmogelijkheid is benadeeld, omdat uit zijn beroepschrift blijkt dat hij ervan op de hoogte was dat de Chw op het besluit van toepassing is.