Categoriale inrichtingen

Vraag

Welke Bevi inrichtingen zijn categoriaal?

Antwoord

Het Bevi maakt onderscheid tussen inrichtingen waarvoor een QRA (kwantitatieve risicoanalyse) verplicht is en inrichtingen waarvoor vaste afstanden gelden. Dit zijn de zogenaamde categoriale inrichtingen.

Met de wijzigingen van het Bevi en de Revi werden meer inrichtingen categoriaal. Dit betekent dat er voor de bepaling van de 10-6 contour (het plaatsgebonden risico) geen QRA nodig is. Categoriale inrichtingen zijn aangewezen in artikel 2 e t/m g van het Bevi. Daarnaast is er volgens artikel 2 eerste lid onder h nog een mogelijkheid voor de Minister om categoriale inrichtingen aan te wijzen.

Voor de categoriale inrichtingen geldt in principe de verplichting om de vaste afstanden uit de Revi te gebruiken. In artikel 3 van de Revi is uitzondering gemaakt voor:

Voor deze inrichtingen is het niet verplicht om de afstanden uit de tabel te gebruiken. U mag de afstanden ook zelf berekenen. Bereken deze dan volgens de nieuwe rekenmethodiek.

Voor alle andere categoriale inrichtingen moeten de vaste afstanden uit de Revi worden gebruikt.

Categoriale inrichtingen

De volgende inrichtingen zijn categoriaal:

  • LPG tankstations als bedoeld in Activiteitenbesluit.
  • Inrichtingen waar verpakte gevaarlijke stoffen worden opgeslagen (hierbij moet wel getoetst worden of er wel sprake is van een inrichting die onder het Bevi valt gezien de aard van de gevaarlijke stoffen) in een hoeveelheid van meer dan 10.000 kilogram per opslagplaats met uitzondering van dat:
    • er een opslagvoorziening aanwezig is met een oppervlakte van meer dan 2500 m2.
    • er verpakkingseenheden van meer dan 100 kilo met (zeer) giftige stof in de open lucht worden geladen en gelost. Hiermee worden stoffen van ADR klasse 6.1 verpakkinggroep 1 bedoeld en stoffen die volgens het besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen als zeer vergiftig geclassificeerd zijn.
    • de inrichting onder het Brzo valt.
  • ammoniakkoelinstallaties met een inhoud van minder dan 10.000 kg ammoniak.
  • de opslagen van meer dan 100.000 kg kunstmeststoffen van groep 2.
  • insluitsystemen voor propaan met een inhoud van meer dan 13 m3 en ten hoogste 50 m3 en waar de jaarlijkse doorzet van propaan ten hoogste 600 m3 bedraagt.