Ontwikkelingen langs een gemeentelijke weg en geluid

Bij ruimtelijke ontwikkelingen langs een gemeentelijke weg zal de geluidbelasting van deze weg, indien relevant, een plaats krijgen in de ruimtelijke beoordeling. Voor een aantal functies, zoals woningen en woningen is de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. Voor andere functies zal het aspect geluid een rol spelen in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

U vindt hier informatie over:

  • gevoelige functies Wgh
  • andere bestemmingen/functies

Gevoelige functies Wgh

Wanneer een woning of een andere geluidsgevoelige object wordt geprojecteerd in de zone langs een weg (behalve een 30 km-uur weg) of spoorweg is de Wgh van toepassing. Op basis van artikel 77 Wgh moet akoestisch onderzoek uitgevoerd worden. Het onderzoek toont (in eerste instantie) aan dat het plan voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. Is het niet mogelijk te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde? Dan biedt de Wgh de mogelijkheid af te wijken van de voorkeursgrenswaarde tot een maximale waarde. Dit afwijken heet ook wel de hogere waarde procedure. Bij vaststelling van het bestemmingsplan moet de voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere waarde, in acht worden genomen (artikel 76 Wgh). N.B. Op 1 juli trad hoofdstuk 11 Geluid Wet milieubeheer in werking. Hierin worden onder andere geluidproductieplafonds voor de Rijksinfra (snelwegen en spoorwegen) ingevoerd. De regels in dit hoofdstuk hebben (behalve bij de bepaling van de geluidbelasting van geluidsgevoelige bestemmingen langs de Rijksinfra) geen invloed op de beoordeling van de geprojecteerde bestemmingen.

Reikwijdte onderzoek
Het akoestisch onderzoek moet aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • Het onderzoek moet uitgaan van de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Bij een uitwerkingsverplichting of wijzigingsbevoegdheid voor geluidsgevoelige bestemmingen in een zone moet de haalbaarheid van de mogelijkheden die deze instrumenten bieden akoestisch onderzocht zijn. Als het moederplan het verplaatsen een gevel van een geluidsgevoelige bestemming richting de weg via een ontheffing mogelijk maakt moet dit worden meegenomen bij het bepalen van de geluidbelasting.
  • De geluidbelasting van de geluidsbron moet beoordeeld worden op de gevel van de geluidsgevoelige objecten.
  • Het onderzoek richt zich op het jaar tien jaar na vaststelling van het bestemmingsplan.

Gegevens in het bestemmingsplan
Het Besluit ruimtelijke ordening legt in artikel 3.3.1 een directe relatie met de Wgh. In artikel 3.3.1, lid 1 Bro is bepaald dat het bestemmingsplan van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, die gelegen zijn binnen de zone van een weg of spoorweg, de ligging en afmetingen aangeeft.

Bij een wijzigings- of uitwerkingsbevoegdheid hoeft de precieze ligging van geluidsgevoelige bestemmingen nog niet bekend te zijn. De verplichting uit artikel 3.3.1, lid 1 Bro geldt daarom niet voor deze delen van het bestemmingsplan. Voor deze delen moet wel de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting worden opgenomen die geldt bij het uitwerkings- of wijzigingsplan.

Cumulatie
Belangrijk is om te realiseren dat een akoestische afweging gebaseerd op de Wgh niet altijd afdoende is voor de beoordeling of er sprake is van een aanvaardbare akoestische kwaliteit bij een geluidsgevoelige bestemming. In het geval dat de nieuwe geluidsgevoelige bestemming ook in de invloedsfeer van andere geluidsbronnen ligt moet gekeken worden naar de akoestische kwaliteit als gevolg van alle geluidsbronnen samen (cumulatie). Daarbij zijn drie situaties mogelijk:

  • cumulatie van geluidbelasting van Wgh-geluidsbronnen (luchtvaartlawaai, spoorweglawaai, wegverkeerslawaai en industrielawaai van gezoneerde industrieterreinen). Deze beoordeling van cumulatie vindt plaats in het kader van de Wgh (artikel 110f Wgh).
  • cumulatie van niet Wgh-geluidsbronnen, zoals van bedrijven op niet gezoneerde bedrijventerreinen of scheepvaartlawaai. Deze beoordeling van cumulatie vindt plaats in het kader van de Wro.
  • cumulatie van Wgh- en niet Wgh-geluidsbronnen (zie hierboven). Deze beoordeling van cumulatie vindt plaats in het kader van de Wro.

Hogere waarde
Zoals hiervoor al is aangegeven kan op basis van de Wgh een hogere toelaatbare waarde (per woning) worden vastgesteld dan de voorkeursgrenswaarde (zie voor informatie over de procedure: "Procedure Besluit hogere waarden"). Het bevoegd gezag mag hogere waarden vaststellen als het plan aan twee voorwaarden voldoet (artikel 110a, lid 5 Wgh).:

  • de maatregelen (bron- en overdrachtsmaatregelen) gericht op het terugbrengen van de te verwachten geluidsbelasting op de gevels, zijn onvoldoende doeltreffend, of;
  • deze maatregelen ontmoeten overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeers- en vervoerskundige of financiële aard.

Dove gevel
Wanneer een bepaalde stedenbouwkundige oplossing gewenst is en daarmee niet kan worden voldaan aan de maximale grenswaarden kan een zogenaamde dove gevel een oplossing zijn. Een dergelijke gevel hoeft immers niet te worden getoetst aan de grenswaarden. De dove gevel (volgens de Wgh) moet, zo blijkt jurisprudentie (onder andere de uitspraak ABRvS 11 augustus 2010, nr. 200905674/1/R3) vastgelegd zijn in de bouwregels van het bestemmingsplan. Dit vormt dan de basis bij toetsing van de bouwvergunning aan het bestemmingsplan om het binnenniveau te borgen. De dove gevel kan ook als onderdeel van de gebruiksregels worden vastgelegd. Hierbij wordt het gebruik "wonen" alleen toegestaan als gevel x als dove gevel volgens de Wgh wordt uitgevoerd. Hiermee kan ook na het verlenen van de bouwvergunning gegarandeerd worden dat bewoners niet zelf de gevel veranderen.

Hogere akoestische kwaliteit
Wanneer een gemeente streeft naar een hogere omgevingskwaliteit (een geluidbelasting lager dan de voorkeursgrenswaarde) dan valt dat buiten de reikwijdte van de Wgh. Dit kan vooral bereikt worden door ruimtelijke maatregelen. Voorbeelden hiervan zijn het creëren van afschermende werking van andere bouwwerken (bijvoorbeeld kantoren) of door het creëren van een grotere afstand tussen de weg en de geluidsgevoelige bestemming.

Andere bestemmingen/functies

Zoals al in de inleiding van deze paragraaf is aangegeven zijn in de Wgh de geluidsgevoelige bestemmingen die bescherming krijgen van die wet limitatief opgesomd. Naast het stiltegebied (zie stiltegebied ) zijn er echter ook andere functies (of objecten) die in het kader van de Wro (een goede ruimtelijke ordening) in een zekere mate van bescherming behoeven, ook al zijn deze "geluidsgevoelige" bestemmingen niet in de Wgh genoemd. Voorbeelden zijn begraafplaatsen en kantoren.

Leidend bij dergelijke afwegingen is, zoals gezegd, een goede ruimtelijke ordening. In de afweging gaat het om een aanvaardbaar akoestisch klimaat voor de nieuwe functie enerzijds en om het niet onredelijk inperken van de gebruiksmogelijkheden van omliggende bestemmingen anderzijds.

Daarbij is de vraag wat een aanvaardbaar akoestisch klimaat is. Dit hangt af van de aard van de functie en de omgeving. Dit zal voor een begraafplaats, een vakantiepark of een tuin telkens anders zijn. In deze ruimtelijke afweging speelt de bestaande omgeving en andere niet-akoestische ruimtelijke factoren een grotere rol en is de invloed van het aspect akoestisch klimaat kleiner.

In een dergelijke situatie kan wel worden aangesloten bij bestaande toetsingskaders zoals de Wgh of de Wet milieubeheer. Hierbij worden deze toetsingskaders meer gebruikt als een ondergrens. Wanneer de ondervonden geluidbelasting aanvaardbaar is voor een Wgh-geluidsgevoelig object is deze zeker aanvaardbaar voor functies (of objecten) zoals tuinen en kantoren. Wanneer de geluidbelasting hoger is dan wat voor Wgh-geluidsgevoelige objecten nog aanvaardbaar is zal het bevoegd gezag zelf moeten beoordelen of dit voor de te realiseren functie nog acceptabel is.