Tracéwet en Geluid
De Tracéwet voorziet in een doelmatige procedure voor besluiten voor de aanleg of wijziging van de hoofdinfrastructuur. De Tracéwet is een procedurewet. De wet geeft aan hoe de besluitvorming over infrastructuurprojecten verloopt.
Hier vindt u informatie over:
Algemeen
De Tracéwet heeft alleen betrekking op hoofdinfrastructuur voor verkeer en vervoer. De Tracéwet heeft geen betrekking op ondergrondse en bovengrondse buisleidingen.
De Tracéwetprocedure kent 2 procedures:
- een uitgebreide procedure voor:
- de aanleg van een nieuwe hoofdweg, landelijke spoorweg of hoofdvaarweg ;
- of een wijziging van een bestaande hoofdweg of een landelijke spoorweg. Het moet dan gaan om een verbreding met meer dan 2 rijstroken / sporen; - een reguliere procedure voor aanpassingen van andere bestaande hoofdwegen, landelijke spoorwegen of hoofdvaarwegen
Bij de reguliere (korte) procedure wordt, anders dan de uitgebreide procedure, geen structuurvisie opgesteld. Daarnaast kunnen bij de reguliere procedure de startbeslissing en de voorkeursbeslissing samenvallen.
Startbeslissing
Het proces naar besluitvorming begint met de beslissing om een verkenning uit te voeren naar een mogelijk probleem op, of door het ontbreken van, een hoofd-, spoor- of vaarwegweg. Deze startbeslissing wordt genomen door de minister van Infrastructuur en Milieu.
In de startbeslissing wordt ingegaan op:
- het gebied waar de verkenning betrekking op heeft
- het te verkennen probleem en de ruimtelijk relevante ontwikkelingen in het gebied
- de wijze waarop het publiek, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen worden betrokken
- de termijn waarbinnen de verkenning wordt uitgevoerd
In de startbeslissing wordt ook aangegeven of er een structuurvisie wordt opgesteld in de verkenning.
Verkenning
In de verkenning wordt de nodige kennis en inzichten vergaard over:
- de aard van het probleem
- de relevante ruimtelijke ontwikkelingen
- de mogelijke oplossingen
De verkenning mondt uit in de beslissing al dan niet een Tracéwetprocedure te starten. Tijdens deze brede verkenning worden de diverse alternatieven overwogen. De verkenning resulteert uiteindelijk in een voorkeursbeslissing. Deze beslissing wordt uitgewerkt in een Tracébesluit.
Uitgebreide procedure
Hierboven is al aangegeven wanneer uitgebreide procedure verplicht is. Maar ook in andere gevallen kan de minister besluiten om deze procedure te volgen. In de uitgebreide procedure moet er een structuurvisie worden opgesteld. De structuurvisie bevat:
-
de resultaten van de uitgevoerde verkenning
-
een verantwoording over het betrekken van relevante partijen bij de verkenning
-
de voorkeur voor de oplossing van het probleem en de motivering van die voorkeur: de voorkeursbeslissing
- de beslissing of een Tracébesluit wordt vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu
-
de beschrijving van de benodigde maatregelen, de relatie met de ruimtelijke ontwikkelingen en een financiële onderbouwing
Reguliere procedure
In de reguliere procedure wordt geen structuurvisie en bijbehorend milieueffectrapport opgesteld. De resultaten van de verkenning inclusief de voorkeursbeslissing krijgen dan een plek in de toelichting bij het ontwerptracébesluit.
Bij de reguliere procedure (zogenaamde Fast Lane procedure) kunnen de startbeslissing en de voorkeursbeslissing samenvallen.
Rol geluid
In de verkenning komt ook het aspect geluid aan bod. De omvang en detaillering hangt af van de aard en omvang van het project. Bij kleinere projecten is het de vraag of de verandering in de bestaande geluidproductieplafonds past. Zo niet, dan wordt gekeken welke geluidbeperkende maatregelen er alsnog nodig zijn.
Bij grotere projecten richt het onderzoek zich op de akoestische effecten van de verschillende alternatieven. Het akoestisch onderzoek omvat dan informatie over onder andere:
- beschrijving van de actuele verkeerssituatie en de verandering in de verkeersstromen van de verschillende alternatieven
- de akoestische effecten van de bestaande en de autonome ontwikkeling en de verschillende alternatieven. Dit kan in beeld gebracht worden via bijvoorbeeld:
- geluidscontouren
- aantallen woningen met een bepaalde geluidsbelasting
- grondoppervlak wat aan een bepaalde geluidbelasting wordt blootgesteld - bij deze effecten worden de normwaarden van Hoofdstuk 11 en eventuele noodzakelijke maatregelen bij betrokken
Het detailniveau van het akoestisch onderzoek is bij kleine en grote projecten altijd gericht op de benodigde informatie voor het nemen van de voorkeursbeslissing.
Tracébesluit
Het Tracébesluit beschrijft ten minste de voorgenomen maatregel (bijvoorbeeld de verbreding van een weg) en daarbij de mitigerende en compenserende maatregelen (voorzieningen). Het Tracébesluit bevat een onderbouwing en legt het benodigde ruimtebeslag nauwkeurig vast. Bij de aanleg of wijziging van wegen gelden behalve de hiervoor genoemde eisen ook nog de volgende aanvullende voorwaarden:
-
een beschrijving van het aantal te realiseren rijstroken
-
de beslissing tot het vaststellen of het wijzigen van een geluidproductieplafond als aanleg of wijziging zou leiden tot overschrijding van het geldende geluidproductieplafond
Rol geluid
Bij de aanleg van een nieuwe hoofd- of spoorweg rijksweg worden de geluidproductieplafonds in de nieuwe referentiepunten in het Tracébesluit vastgesteld. Bij wijziging van een hoofd- of spoorweg hoeven niet altijd nieuwe waarden voor het geluidproductieplafond in het Tracébesluit te worden vastgesteld. Passen de gevolgen van de wijziging (met maatregelen) binnen de geldende plafonds vindt er geen verder beoordeling plaats. In de volgende gevallen is vaststellen van nieuwe waarden voor het geluidproductieplafond wel noodzakelijk:
-
bij de inzet van nieuwe of aanvullende (afschermende) maatregelen
-
als de benodigde maatregelen om aan het geluidproductieplafond te voldoen niet (overal) doelmatig zijn en daarom niet allemaal zullen worden getroffen
-
als één of meer referentiepunten moeten worden verlegd
-
als één of meer geluidsschermen (of –wallen) worden verplaatst
Bij het vaststellen van een geluidproductieplafond zal gekeken moeten worden naar geluidbelasting bij geluidsgevoelige objecten. Bij vaststelling van een geluidproductieplafond mag de geluidbelasting op de geluidsgevoelige objecten de voorkeursgrenswaarde niet overschrijden. Hiervan kan worden afgeweken tot de maximale waarde van 65dB als er geen doelmatige geluidbeperkende maatregelen zijn. Als de geluidbelasting in de bestaande situatie al hoger is dan 65dB, mag het niet verder toenemen als gevolg van de vaststelling van een nieuw geluidproductieplafond.
Het kan in sommige gevallen toch nodig zijn om de geluidbelasting (verder) te laten toenemen boven de maximale waarde van 65 dB. Hiervoor is dan een apart overschrijdingsbesluit noodzakelijk. Dit besluit wordt naast, maar wel tegelijk met het Tracébesluit genomen. Een dergelijk overschrijdingsbesluit kan alleen onder strenge voorwaarden worden verleend.