Handreiking: Verschillen in referentieniveaus
Vraag
Als een aantal metingen naar het referentieniveau van het omgevingsgeluid, verschillende meetwaarden opleveren, welke waarde wordt dan gebruikt bij de vergunningverlening?
Antwoord
Het referentieniveau kan op dezelfde plaats nogal variëren.
In een geval dat referentieniveaus in verschillende metingen nogal blijken te verschillen zal aangegeven moeten worden welke waarde voor het referentieniveau, voldoende representatief is om het gewenste beschermingsniveau te garanderen.
Aan het bevoegde gezag komt beoordelingsvrijheid. De beoordelingsvrijheid vindt haar begrenzing onder meer in wat voortvloeit uit de meest recente algemeen aanvaarde milieutechnische inzichten. Het bevoegde gezag dient dus zelf op basis van de beschikbare gegevens het toepasselijke beschermingsniveau vast te stellen en dit middels een inhoudelijke argumentatie in het besluit kenbaar te maken.
Het is belangrijk dat bij de verschillende metingen van het referentieniveau, een goede analyse van de situatie is gemaakt. Deze gegevens bieden de inzichten om de representativiteit van de metingen te beoordelen.
In een uitspraak (ABRvS 26 september 2000, E03.98.1312 (vindplaats: M en R 2001, nr. 31)) komen twee rapporten ter sprake; In één rapport fluctueren referentieniveau metingen tussen 53 en 57 dB(A), in een ander rapport tussen 51 en 57 dB(A). De`Afdeling vindt het voldoende aannemelijk dat het referentieniveau rond 54 dB(A) zal bedragen. De argumentatie van het bevoegd gezag, om uiteindelijk te beoordelen dat 54 dB(A), voldoende representatief is voor deze specifieke situatie is echter niet uit de uitspraak op te maken.
Interessante vraag is of in het kader van de beoordelingsvrijheid – die gezocht kan worden wordt buiten hoofdstuk 4 van de Handreiking -, geen rekening gehouden kan worden met de vele factoren die invloed hebben op het referentieniveau en dat bijvoorbeeld een variatie van grenswaarden aan de vergunning kan worden verbonden of een jaargemiddeld referentieniveau. Voor windturbines is reeds met de invloed van de wind op het heersende referentieniveau rekening gehouden, terwijl bij het bepalen van het referentieniveau op basis van de IL-HR-15-01, de windkracht niet harder mag zijn dan windkracht 4 (8 m/s).