Geluidsgevoelige objecten omgevingsvergunning milieu

In de Wabo zelf zijn geen objecten genoemd die bescherming tegen (geluid)hinder vragen. Bij het stellen van voorschriften tegen geluidhinder is "de bescherming van het milieu" leidend. Artikel 2.22 van de Wabo verplicht het bevoegd gezag aan een omgevingsvergunning voorschriften te verbinden voor de bescherming van het milieu.

De planologische status volgens het bestemmingsplan, de beheersverordening of de omgevingsvergunning is de basis voor bescherming bij vergunningverlening (artikel 2.14, lid 7 Wabo). Daar waar tot 1 januari 2013 het feitelijk gebruik leidend was voor het beschermingsregime, is dit aangepast met de inwerkingtreding van de Wet plattelandswoningen.

Hier vindt u informatie over Gevoelige objecten op een gezoneerd industrieterrein en Enkele specifieke objecten.

Algemene toelichting

Het bevoegd gezag kan in enige mate zelf bepalen welke objecten bescherming tegen geluidhinder nodig hebben. Ook kan zij een beschermingsniveau voor objecten bepalen.

In eerste instantie is de huidige vergunning leidend voor de bescherming van de geluidsgevoelige objecten. Pas bij het beoordelen van een aanvraag tot revisie van een vergunning wordt opnieuw gekeken naar geluidsgevoelige bestemmingen en eventueel noodzakelijke voorschriften. Het bevoegd gezag stelt voorschriften op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In de Wabo zelf zijn geen objecten genoemd die bescherming tegen (geluid)hinder vragen.

In de Wet geluidhinder en het daarop gebaseerde Besluit geluidhinder staan de definities van geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen. Deze definities zijn vaak het uitgangspunt voor het bepalen van de te beschermen objecten in de vergunningverlening en staan op de webpagina Geluidsgevoelige objecten Wet geluidhinder. Hiermee is er vrijwel altijd voldoende waarborg tegen geluidhinder.

Bij een omgevingsvergunning milieu voor een bedrijf dat niet op een gezoneerd industrieterrein ligt kan het bevoegd gezag de tijdelijkheid van een object betrekken bij de bescherming geluidhinder.

Bij reactie op zienswijzen moet het bevoegd gezag motiveren waarom een object als niet-geluidsgevoelig aangemerkt is. Het bevoegd gezag kan dit niet afdoen met de motivering "geen geluidsgevoelig object volgens de Wet geluidhinder" (ABRvS 12 april 2006, nr. 200506766/1). Er gelden meer eisen voor de motivering. Dit omdat er geen geluidsgevoelige objecten staan genoemd in de Wabo en de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. Enkel een verwijzing naar de Wgh is daarom niet voldoende.

De planologische status is de basis voor bescherming bij vergunningverlening. Strijdig gebruik met het bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de vergunningverlening.

Gevoelige objecten op een gezoneerd industrieterrein

Gevoelige objecten op een gezoneerd industrieterrein worden niet getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. Dit blijkt uit een uitspraak van de ABRvS (24 januari 2007, nr. 200600676/1).

Uit de uitspraak blijkt ook dat er wel een bescherming mag worden geboden (al dan niet door het opnemen van voorschriften). Belangrijk is vooral dat het speciale vestigingsklimaat voor inrichtingen op een gezoneerd industrieterrein niet mag worden aangetast. De bescherming is dus beperkt.

Overweging 2.3.4, over de toetsing op basis van artikel 8.8 Wm (nu 2.14 Wabo).:

"Ingevolge artikel 8.8, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer moeten ingevolge de Wet geluidhinder geldende grenswaarden bij de beslissing op een aanvraag om vergunning krachtens de Wet milieubeheer in acht worden genomen. De Wet geluidhinder voorziet in een zonegrenswaarde en in een maximaal toelaatbare geluidsbelasting voor woningen die zijn gelegen binnen de zone, maar buiten het industrieterrein. De wet voorziet niet in een grenswaarde voor woningen gelegen op het industrieterrein."

Kortom: geen toetsing Wet geluidhinder voor woningen op een gezoneerd industrieterrein en dus ook niet voor andere geluidsgevoelige objecten.

Overweging 2.3.5, over de bescherming van geluidsgevoelige objecten:

"De Afdeling overweegt dat bij het verlenen van een vergunning krachtens de Wet milieubeheer het stelsel van de Wet geluidhinder niet mag worden doorkruist. Dit brengt ten aanzien van de bescherming van op het gezoneerde industrieterrein gelegen woningen het volgende mee.

Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, zoals haar uitspraak van 14 december 2005 in zaak nr. 200410115/1, mag de geluidsbelasting ter plaatse van een woning op een gezoneerd industrieterrein in elk geval geen grond vormen voor weigering van een vergunning voor een inrichting op dat industrieterrein.

De Afdeling is verder van oordeel dat geen sprake is van doorkruising van het stelsel van de Wet geluidhinder ingeval het bieden van bescherming tegen geluidhinder aan een woning op het gezoneerde industrieterrein niet leidt tot weigering van de vergunning en de inrichting evenmin tot het treffen van zodanige maatregelen wordt verplicht, dat gesproken moet worden van een aantasting van het speciale vestigingsklimaat voor inrichtingen op een gezoneerd industrieterrein dat de Wet geluidhinder mede beoogt te bieden."

Samenvattend: onder voorwaarden mag bescherming aan woningen worden geboden, mits het speciale vestigingsklimaat niet wordt ingeperkt.

Overweging 2.3.6, over het opnemen van voorschriften:

"Het door appellante gestelde dat de geluidsbelasting ter plaatse van een woning gelegen op een gezoneerd industrieterrein geen grond kan vormen voor weigering van een vergunning voor een inrichting op dat industrieterrein is derhalve op zichzelf juist. Dit betekent echter niet, zoals appellante kennelijk veronderstelt, dat verweerder in het geheel geen geluidvoorschriften aan de vergunning mag verbinden die beogen op het industrieterrein gelegen woningen te beschermen.

Aan voorschrift 2.4 kan op betrekkelijk eenvoudige wijze gehoor worden gegeven; daarmee kan vermijdbare geluidhinder worden voorkomen. Het speciale vestigingsklimaat voor inrichtingen op een gezoneerd industrieterrein zal met een dergelijk voorschrift niet worden aangetast."

Samenvattend: voorschriften mogen, mits niet te beperkend in relatie met het speciale vestigingsklimaat.

Enkele specifieke objecten

Hieronder staat een beschrijving van een aantal specifieke objecten en jurisprudentie daarover. De uitspraken zijn gedaan in casussen waarin allerlei overwegingen een rol kunnen spelen. Als u een van de uitspraken wilt aanhalen, kunt u het beste de gehele uitspraak opvragen en de overwegingen goed bestuderen.

Bedrijfswoning/Dienstwoning

Een bedrijfswoning die bij de inrichting hoort, is bij vergunningverlening voor de eigen inrichting geen geluidsgevoelig object. Overige bedrijfswoningen die niet bij de inrichting horen, zijn in principe woningen van derden en daarmee wel geluidsgevoelig objecten.

Een voormalige agrarische bedrijfswoning die volgens zijn geldende planologische status bij een landbouwinrichting hoort is onderdeel van de inrichting (artikel 1.1a Wabo). Dit type woning wordt ook wel plattelandswoning genoemd en mag door derden worden bewoond. Een dergelijke voormalige agrarische bedrijfswoning die bij de inrichting hoort, is geen geluidsgevoelig object bij vergunningverlening.

Soms kan er discussie zijn of een woning tot een inrichting behoort. Belangrijk bij de beoordeling is het aspect functionele binding. De vraag is dan of de woning zodanig bij de inrichting betrokken is dat deze bij de inrichting hoort. Hieronder staan enkele situaties die inzicht geven in wat een functionele binding kan zijn:

  • De voormalige eigenaar van de inrichting woont in de oude dienstwoning. Bij de koop van de inrichting is bedongen dat de woning alleen aan diegene wordt verhuurd die direct of indirect betrokken is bij de bedrijfsvoering van de inrichting. Woning is zodanig betrokken bij de inrichting dat het om die reden tot de sfeer van de inrichting hoort. De woning heeft daarom geen bescherming tegen geluidhinder nodig. ABRvS 26 juni 2002, nr. 200200618/1
  • Huurder is in dienst geweest van vergunninghouder. Vanwege dit dienstverband kon hij woning huren. Woning is daarom zodanig betrokken bij de inrichting dat deze om die reden tot de sfeer van de inrichting hoort. ABRvS 18 mei 2005, nr. 200405745/1
  • Bewoner van woning helpt incidenteel met enige frequentie op de inrichting (tijdens afwezigheid en tijdens pieken). Onvoldoende aantoonbaar is dat er een zodanige binding is dat de woning hoort bij de sfeer van de inrichting. Dat bewoner voor zijn hulp een vergoeding ontvangt, doet aan dit oordeel niet af, ook omdat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. ABRvS 11 juli 2001, nr. 200000335/1 (vindplaats: M en R 2002, nr. 65)

Ligplaats voor woonboten/woonschepen

Een ligplaats voor woonschepen is voor reeds bestemde ligplaatsen tot de invoering van de Omgevingswet geen geluidsgevoelig terrein volgens de Wet geluidhinder (Zie: ligplaatsen voor woonschepen als gevoelige functie).

Er vindt tot die datum geen toetsing plaats volgens de Wet geluidhinder als een reeds bestemde ligplaats voor woonschepen op een gezoneerd industrieterrein ligt.

Er is een Wm vergunning verleend aan een bouwbedrijf dat op een gezoneerd industrieterrein ligt. Een woonboot die op de wal ligt is niet meegenomen in het akoestisch onderzoek. De verweerders menen dat deze woonboot niet als een geluidsgevoelige bestemming staat in het bestemmingsplan.

De Afdeling constateert dat de woonboot bestemd is voor bewoning en feitelijk permanent bewoond wordt. In dat geval is de woonboot aan te merken als een geluidsgevoelig object. In casu komt de woonboot echter niet voor bescherming in aanmerking omdat de woonboot op een gezoneerd industrieterrein ligt . De Wet geluidhinder voorziet niet in de bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige objecten die op een industrieterrein liggen. De zone rondom het industrieterrein omvat immers niet het terrein zelf. ABRvS 27 januari 2000, nr. E03.97.0147 (vindplaats: nieuwsbrief StAB 2/2000, K12).

Kinderdagverblijven

Een kinderdagverblijf is een geluidsgevoelig gebouw volgens de Wet geluidhinder (Zie: kinderdagverblijf als gevoelige functie).

Universiteitsgebouwen

Onderwijsgebouwen zijn geluidsgevoelig volgende de Wet geluidhinder. Universiteitsgebouwen worden niet expliciet genoemd in de Wet geluidhinder. Naar het oordeel van de Afdeling zijn ze wel vergelijkbaar met de scholen voor basis-, en voortgezet onderwijs en de instellingen voor hoger beroepsonderwijs. Dit betekent dat deze gebouwen gelet op het gebruik daarvan geluidsgevoelige bestemmingen zijn. ABRvS 18 februari 1997, nr. E03.95.1295 (vindplaats: M en R, 1997, nr. 69).

Kampeerterrein

Verweerders vinden dat een kampeerterrein niet geluidsgevoelig is omdat personen zich slechts korte tijd daarop bevinden en het geen permanent verblijf is. Naar het oordeel van de Afdeling zijn objecten geluidsgevoelig als zich gedurende langere tijd personen daarop of daarin bevinden. Met uitzondering van een periode van ongeveer zes weken per jaar, verblijven voortdurend personen op het kampeerterrein. Daarom hebben verweerders het kampeerterrein ten onrechte niet beschouwd als hindergevoelig object. Het maakt niet uit dat de kampeerders ieder slechts een korte periode verblijven. ABRvS 17 augustus 2000, nr. E03.98.1241.

Tuin

Appellant vraagt om bescherming tegen geluidhinder als hij in de tuin verblijft. De Afdeling overweegt dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat een tuin geen geluidsgevoelig object is en geen bescherming tegen geluidhinder nodig heeft. ABRvS 1 december 2004, nr. 200307297/1.

Volkstuinen

In het Besluit geluidhinder staan volkstuinen niet genoemd (en destijds niet in artikel 4, tweede lid van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen). Bovendien zijn personen normaal gesproken slechts gedurende een deel van het jaar op de volkstuin. Ook de vaak aanwezige opstallen mogen zij niet permanent benutten. Dergelijke opstallen zijn daarom in beginsel geen geluidsgevoelige bestemming. ABRvS 18 februari, nr. E03.95.1295 (vindplaats M en R, 1997, nr. 69).

Begraafplaats

Een begraafplaats is geen geluidsgevoelig object. ABRvS 28 juli 2004, nr. 200304766/1

Bedrijfsloods

Een bedrijfsloods kan volgens de Afdeling een geluidsgevoelig object zijn. In dit geval omdat gedurende drie maanden, afhankelijk van het seizoen, meerdere mensen iedere dag van 's ochtends tot 's avonds werkzaam zijn in de loods (ABRvS 15 januari 2003, nr. 200200707/1).

De Afdeling overweegt verder: "Het vorenstaande brengt naar het oordeel van de Afdeling overigens niet automatisch met zich, dat in een dergelijke loods verblijvende personen dezelfde bescherming dienen te krijgen als in het geval het een woning of een andere geluidsgevoelige bestemming betreft. In het thans voorliggende geval dienen verweerders dan ook te bezien of, en zo ja in welke mate, de in de onderhavige loods verblijvende personen bescherming tegen geluidhinder behoeven. Dat betekent overigens niet dat deze personen dezelfde bescherming dienen te krijgen als in het geval van een woning."

Elk object waarin langdurig mensen verblijven, kan dus een geluidsgevoelig object zijn. Er moet minstens een beschouwing zijn van de belangen (een bespreking van zienswijzen/bedenkingen). Of er bescherming tegen geluidhinder moet plaatsvinden en in welke mate, hangt af van de specifieke omstandigheden van een situatie.


Wetgeving