Inrichtingen op een gezoneerd industrieterrein
Een inrichting kan een aanvraag doen voor een omgevingsvergunning op een gezoneerd industrieterrein. Het bevoegd gezag moet de aanvraag dan toetsen aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder (artikel 2.14, lid 1, sub c, onder 2° Wabo). In afwijking daarvan mag het bevoegd gezag ook toetsten aan het geluidsreductieplan (artikel 2.14, lid 1, sub c, onder 3° Wabo).
Het bevoegd gezag toetst de gecumuleerde geluidsbelasting van een gezoneerd industrieterrein (behalve het geluid van windturbines). Er zijn twee type grenswaarden waaraan het bevoegd gezag moet toetsen:
- de zone (50 dB(A) etmaalwaarde)
- de hoogst toelaatbare geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen in de zone
Buiten de zone mag de geluidsbelasting van alle inrichtingen op het gezoneerd industrieterrein niet groter zijn dan 50 dB(A). De ligging van de zone is vastgelegd in het bestemmingsplan.
Op woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen in de zone geldt de hoogst toelaatbare geluidsbelasting (artikel 53, lid 2 Wgh). Dit kan een MTG-waarde (vastgesteld bij sanering) zijn of een hogere waarde die bij een ruimtelijk plan is vastgesteld. Ligt er geen hoogst toelaatbare geluidsbelasting vast? Dan geldt de voorkeursgrenswaarde (50 dB(A) etmaalwaarde). Op tijdelijke afwijken van het bestemmingsplan met een periode van maximaal 10 jaar is de Wet geluidhinder niet van toepassing. De geluidsbelasting op tijdelijke geluidsgevoelige objecten wordt dus niet getoetst.
De geluidbelasting op woningen op een gezoneerd industrieterrein wordt niet getoetst. Dit geldt ook voor andere mogelijk geluidsgevoelige objecten. Voor verdere informatie zie Gevoelige objecten op een gezoneerd industrieterrein.
Een bestemmingsplan kan terreinen bestemmen voor de vestiging van bedrijven. Kunnen deze bedrijven in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken (Wgh inrichtingen)? Dan moet het terrein worden gezoneerd volgens de Wet geluidhinder. Meer informatie over het proces van zoneren is te vinden "Industrielawaai in de Wet geluidhinder".
Op deze pagina vindt u na de algemene informatie, de volgende onderwerpen:
- Algemeen
- Meten en rekenen
- Toetsing en zonebeheer
- Bevoegd gezag bij zonebeheer
- Zonebeheerplan
- Redelijke sommatie
- Geluidsreductieplan
- Tijdelijke extra 2 dB geluidsruimte
- Stad & Milieu voor inrichtingen
Algemeen
Voor de beoordeling van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau zijn de zonegrens en de vastgestelde hogere waarden van belang. Het gaat hier over vergunningplichtige inrichtingen op een voor geluid gezoneerd industrieterrein. Voor de beoordeling van maximale geluidsniveaus is het mogelijk aan te sluiten bij de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening. Inrichtingen op een gezoneerd industrieterrein moeten voldoen aan BBT.
Meten en rekenen
Hoe iemand kan toetsen aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder staat in het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012. In hoofdstuk 2 zijn voorschriften opgenomen voor het meten en rekenen van industrielawaai van gezoneerde industrieterreinen voor situaties die vallen onder de Wet geluidhinder. Op de pagina Akoestisch rapport industrielawaai staat specifieke informatie over het meten en berekenen van industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder.
Toetsing en zonebeheer
Bij vergunningverlening toetst het bevoegd gezag aan de grenswaarden van de geluidsbelasting (behorende bij de representatieve bedrijfssituatie) van alle inrichtingen op het gezoneerde industrieterrein.
Om goed te kunnen toetsen wordt vaak een zonebeheersmodel gebruikt. In dit model staan alle relevante gegevens over bronnen, overdracht en beoordelingspunten. De voor toetsing noodzakelijke informatie over de geluidsruimte binnen de zone, al dan niet vastgelegd in een zonebeheersmodel, wordt beheerd door de zonebeheerder.
Zonebeheerder
De gemeente waarin het industrieterrein geheel of hoofdzakelijk ligt, is de zonebeheerder (artikel 163 Wgh). De provincie is zonebeheerder als het terrein door de provincie is aangewezen als een industrieterrein "van regionaal belang".
Zonebeheerplan
Per 1 januari 2007 is er een wettelijke grondslag voor een zonebeheerplan (artikel 164 Wgh). Het zonebeheerplan is bedoeld als hulpmiddel bij de uitvoering van de zonebeheerstaken. Het zonebeheerplan kan niet gebruikt worden als toetsingskader bij vergunningverlening (in plaats van de grenswaarden van de Wgh of een geluidsreductieplan). Dat blijkt uit jurisprudentie (RvS 2 november 2011, nr. 201008546/1/M1).
Redelijke sommatie
Niet alle bedrijven zijn voortdurend en tegelijkertijd in bedrijf volgens de representatieve bedrijfssituatie. Op het niveau van het gehele industrieterrein kan daarmee rekening worden gehouden. De regels daarvoor staan in art. 2.3 ( bijlage II) van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012.
'Redelijk sommeren' kan, afhankelijk van de aard van de bedrijven op het terrein, een lagere geluidsbelasting opleveren. De aftrek geldt voor de gehele zone. De geluidsruimte die met redelijk sommeren beschikbaar komt kan ten goede komen aan de industrie (extra geluidsruimte) en/of de omgeving. Deze keuze wordt eenmalig gemaakt bij één van de in art. 2.3 bedoelde procedures of plannen.
Geluidsreductieplan
Een geluidreductieplan biedt een oplossing voor akoestisch volle industrieterreinen. De gemeente kan een geluidsreductieplan opstellen om de overschrijding van grenswaarden binnen een bepaalde periode (vijf jaren) teniet te doen. Het plan vereist (op bedrijfs- of kavelniveau) een kwantitatieve akoestische onderbouwing hoe binnen vijf jaar aan de grenswaarden wordt voldaan. De afspraken in het geluidsreductieplan maken het mogelijk om in die vijf jaar toch een vergunning te verlenen of bestaande vergunningen te wijzigen.
De mogelijkheid van een geluidsreductieplan staat in artikel 2.14, lid 1, sub c, onder 3° Wabo:
In afwijking van onderdeel 2°, neemt het bevoegd gezag, voor zover het de geldende grenswaarden betreft, die voortvloeien uit de in dat onderdeel genoemde artikelen van de Wet geluidhinder, bij de beslissing op de aanvraag voor een vergunning voor een inrichting, gelegen op een industrieterrein waarvoor een geluidsreductieplan als bedoeld in artikel 67 van de Wet geluidhinder is vastgesteld, het geldende geluidsreductieplan in acht.
In een geluidsreductieplan staat bijvoorbeeld dat in bestaande vergunningen (niet gebruikte) geluidsruimte wordt weggehaald. Ook kunnen maatwerkvoorschriften voor Activiteitenbesluit bedrijven worden gesteld. Een reductieplan kan daarom alleen opgesteld worden in overleg met en instemming van alle betrokken bedrijven. Burgemeester en Wethouders stellen het geluidsreductieplan vast volgens de procedure in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (artikel 123 Wgh).
Bij het verlenen van vergunningen motiveert het bevoegd gezag hoe de vergunning passend is met het geluidsreductieplan (zie artikel 2.14, lid 4 Wabo).
Tijdelijke extra 2 dB geluidsruimte
Bij akoestisch volle industrieterreinen met een grote bijdrage van Activiteitenbesluit-bedrijven mag het bevoegd gezag onder voorwaarden tijdelijk uitgaan van hogere grenswaarden. In artikel 65 Wgh staat dat het bevoegd gezag, bij het toetsen aan al vastgestelde grenswaarden, tijdelijk van 2 dB hogere grenswaarden mag uitgaan. De al vastgestelde grenswaarden zelf worden niet gewijzigd. B&W of GS mogen artikel 65 Wgh alleen toepassen als aan alle gestelde voorwaarden wordt voldaan. Dit moeten ze in het kader van de vergunningverlening aantonen. De voorwaarden zijn:
- Het industrieterrein moet 'akoestisch vol' zijn: de geluidsbelasting door het industrieterrein, inclusief de geluidsruimte in de vergunningaanvraag, is gelijk of hoger dan de wettelijke waarden.
- Het probleem op of in de zone komt vooral door AMvB-bedrijven.
Het gebruik van de extra 2 dB geluidsruimte is tijdelijk. De vergunningverlener moet dus redelijkerwijs aannemelijk maken dat de geluidsbelasting door het industrieterrein binnen afzienbare termijn afneemt tot het niveau van de vastgestelde waarden. Hij moet ook aangeven hoe dit wordt bereikt. De motivering moet dus gaan over het hele industrieterrein. Een zonebeheersplan kan daarbij een rol spelen.
Stad & Milieu voor inrichtingen
Artikel 66 Wgh bepaalt dat B&W de Interimwet stad-en-milieubenadering (vooral bedoeld voor woningbouw) ook kan toepassen voor vergunningverlening. De te volgen stappen zijn beschreven in de Interimwet stad-en-milieubenadering. Belangrijk daarbij is dat eerst alle mogelijkheden van de Wet geluidhinder zijn toegepast. Zoals toepassing van artikel 65 Wgh en de Wet milieubeheer (maatwerk). B&W moeten het toepassen van de stad-en-milieubenadering motiveren bij het verlenen van de omgevingsvergunning.