Hogere waarde: Omzetting agrarische woning naar burgerwoning
Vraag
Moet een (nieuwe) hogere waarde voor wegverkeerslawaai vastgesteld worden als via een bestemmingswijziging een agrarische bedrijfswoning wordt omgezet naar een (burger)woning?
Antwoord
Dit is afhankelijk van het gekozen ruimtelijk instrument. Wanneer de wijziging via het bestemmingsplan wordt gerealiseerd, hoeft er geen (nieuwe) hogere waarde te worden vastgesteld. Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidsbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Hieronder valt het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een (burger)woning.
Wordt de bestemmingswijziging via een omgevingsvergunning voor een ruime afwijking van het bestemmingsplan (art. 2.12 lid 1 sub a onder 3° Wabo) gerealiseerd, dan moet wel toetsing aan de grenswaarden plaatsvinden. Art. 76a Wgh kent geen lid dat vergelijkbaar is met art. 76 lid 3 Wgh waarin bestaande situaties niet getoetst hoeven te worden. Voor de "nieuwe" burgerwoning geldt een hoger beschermingsniveau dan voor de agrarische bedrijfswoning: de hoogst toelaatbare geluidsbelasting ligt 5 dB lager (art. 83 lid 1 Wgh) dan die voor de agrarische bedrijfswoning (art. 83 lid 4 Wgh). Deze uitzondering is in 1993 in de Wgh gekomen om de situering van agrarische bedrijfswoningen langs aanwezige buitenstedelijke wegen minder te belemmeren (Kamerstuk nr. 20965-3 MvT, blz. 15 (pdf, 7 MB)).
De vraag of het bevoegd gezag wil meewerken aan de omzetting van de agrarische bedrijfswoning naar een (burger)woning zal in het kader van de bredere ruimtelijke afweging aan bod komen.