Luchtvoorschriften voor het aanbrengen van anorganische deklagen op metalen
Luchtvoorschriften in het Activiteitenbesluit voor de activiteit 'aanbrengen anorganische deklagen op metalen' gaan in op diverse emissies en geur.
Verbod op activiteiten in de buitenlucht
Het is verboden om deze activiteit buiten het bebouwde deel van de inrichting uit te voeren. Dit mag wel als het te bewerken object zo groot is, dat binnen uitvoeren niet mogelijk is. In dat geval moet de uitstoot geminimaliseerd worden.
Schooperen in de buitenlucht
Voor het schooperen is een uitzondering gemaakt. De noodzaak om bij het schooperen buiten te kunnen werken kan zich voordoen bij bijvoorbeeld constructiebedrijven waar aan grote constructies wordt gewerkt. Hierbij wordt niet bedoeld dat bedrijven die, omdat ze een te kleine loods hebben, grotere constructies in de buitenlucht gaan bewerken.
Als het noodzakelijk is dat het schooperen buiten plaatsvindt, moeten emissies van stof zoveel mogelijk worden voorkomen danwel beperkt door het toepassen van doelmatige geheel gesloten omkappingen om het te behandelen werkstuk. Een omkapping bestaat uit doek, zeil of een ander stofdicht materiaal.
De emissieconcentratie-eis voor stof (zie hierna) is ook van toepassing op schoopeerwerkzaamheden die in de buitenlucht maar binnen een omkapping worden uitgevoerd. Wanneer de lucht vanuit deze omkapping wordt afgezogen, moet voldaan worden aan de emissie-eisen, voordat de lucht naar de buitenlucht wordt afgevoerd.
Diffuse emissies
Diffuse emissies van stof zijn te verwachten bij:
- aanbrengen van een emailleer- of keramieklaag op metalen
- aanbrengen van een metaallaag op metalen met vlamspuiten en thermisch spuiten
- schooperen
Bronafzuiging
Bronafzuiging is bij deze activiteit(en) verplicht, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is. Het bedrijf moet de afgezogen emissies doelmatig afvoeren. Ruimteafzuiging is ook doelmatige bronafzuiging als de activiteiten in een afgesloten ruimte plaatsvinden.
Voorbeelden van situaties waarbij bronafzuiging niet altijd redelijk is:
- De werkstukken zijn zo groot dat de emissie niet, of zeer slecht, met bronafzuiging bereikbaar is.
- De activiteiten hebben een niet-plaatsgebonden karakter. Hierbij moet het bedrijf de (niet in de apparatuur geïntegreerde) bronafzuiging gemiddeld meer dan 10 keer per uur meeverplaatsen.
- Er is alleen emissie van grof stof, dat zich niet binnen de inrichting verspreid.
- De activiteiten hebben een incidenteel en/of kleinschalig karakter.
- De uitvoering van de activiteiten vindt plaats in een gesloten systeem. Hierbij komen alleen kleine restemissies vrij.
Schooperen
Bij het schooperen komt zeer veel stof vrij. Voor het voorkomen van diffuse emissies moet schooperen plaatsvinden in een daarvoor bestemde en ingerichte gesloten kast, cabine of ruimte waar onderdruk heerst en optimale afzuiging plaatsvindt.
Afvoer bovendaks
Het bedrijf moet emissies naar de buitenlucht bovendaks en omhoog gericht afvoeren. Dit voorschrift geldt als er binnen 50 meter van het afvoerpunt gevoelige gebouwen liggen. Dit voorschrift geldt niet voor gevoelige gebouwen op een gezoneerd industrieterrein of bedrijventerrein met minder dan 1 gevoelig gebouw per hectare. Ook geldt dit voorschrift niet voor een bedrijf dat al bestond toen het Activiteitenbesluit in werking trad. Voorwaarde is wel dat het bedrijf zijn activiteit niet gewijzigd heeft.
In het belang van de luchtkwaliteit kan het bevoegd gezag bij maatwerk voorschriften stellen aan de ligging en uitvoering van het afvoerpunt. Dit is ook mogelijk voor een bedrijf dat al bestond toen het Activiteitenbesluit in werking trad. Een voorbeeld van een maatwerkvoorschrift is het verhogen van de afvoerhoogte om te zorgen voor een betere verspreiding van afgezogen dampen en gassen.
Emissie-eisen en maatregelen
Voor de emissies naar de buitenlucht die vrijkomen gelden emissieconcentratie-eisen voor stof, MVP1, sA.1, sA.2, sA.3 en sO (artikel 4.58).
Stof
De emissiegrenswaarde voor stof is maximaal:
- 5 mg/Nm3 bij een grensmassastroom ≥ 200 g/u
- 50 mg/Nm3 bij een grensmassastroom < 200 g/u
De sommatiemethode is van toepassing.
Als het bedrijf de emissies afzuigt en leidt door een doelmatige filtrerende afscheider voldoet het bedrijf aan de emissiegrenswaarde van het Activiteitenbesluit. Dit is een erkende maatregel. De filtrerende afscheider:
- is goed gedimensioneerd
- verkeert in een goede staat van onderhoud
- wordt periodiek gecontroleerd
- wordt zo vaak als nodig schoongemaakt en vervangen
De eisen zijn niet van toepassing als de activiteit in de buitenlucht mag plaatsvinden.
Andere emissies
De emissies zijn afhankelijk van de gebruikte techniek en de toegepaste deklaag. De geëmitteerde stoffen kunnen zeer divers zijn. Daarom worden eisen gesteld aan alle mogelijke typen emissies, die gelden op het moment dat de massastroom (de vracht van de emissie in gram per tijdseenheid) de genoemde grens overschrijdt.
Aan de emissieconcentratie-eisen wordt in ieder geval voldaan als de emissies worden afgevoerd via een filtrerende afscheider of een elektrostatisch filter die
- goed gedimensioneerd is
- in een goede staat van onderhoud verkeert
- periodiek wordt gecontroleerd
- zo vaak als nodig wordt schoongemaakt en vervangen
De aard van de toe te passen filtertechniek hangt onder andere af van de werkzaamheden. Voor vlamspuiten en thermisch spuiten worden meestal doekfilters in allerlei uitvoeringsvormen gebruikt. Soms wordt een voorgeschakelde cycloon gebruikt. In bepaalde gevallen kan een elektrostatisch filter (2-traps) een geschikte techniek zijn, doorgaans wordt dit type filter minder vaak gebruikt om grote hoeveelheden stof af te vangen zoals die vrij komen bij het aanbrengen van anorganische deklagen op metalen.
Drie stappen
Het uitgangspunt is dat het bedrijf met het nemen van de erkende maatregelen uit de Activiteitenregeling voldoet aan de emissiegrenswaarden uit het Activiteitenbesluit. De toezichthouder controleert in dat geval op de aanwezigheid en goede werking van de erkende maatregel.
Heeft het bedrijf de erkende maatregelen niet of onvoldoende uitgevoerd, dan toont het bedrijf aan:
- dat de emissie de emissiegrenswaarde niet overschrijdt
- of dat de emissie niet relevant is
Aantonen kan bijvoorbeeld met metingen of berekeningen. De aantoonplicht volgt uit artikel 2.8 lid 1b van het Activiteitenbesluit. Zie ook de informatie op de pagina Toezicht bij hoofdstuk 3 en 4 activiteiten.
Het bevoegd gezag heeft de mogelijkheid bij maatwerk eisen te stellen aan de controle en onderhoud van de emissiebeperkende techniek of aan de controle van de emissies. Dit volgt uit artikel 2.7 lid 8 en 9 van het Activiteitenbesluit.
Geur
Afvoerpijp of doelmatige ontgeuringsinstallatie
Het bedrijf heeft bij oprichting of wijziging van zijn activiteit de keuze uit:
Dit voorschrift geldt ook als zich binnen een straal van 25 meter rond het bedrijf geen andere gebouwen bevinden. Of een geurgevoelig object zich in de nabijheid van het bedrijf bevindt is bij dit voorschrift niet relevant.
Deze eisen gelden niet als het bedrijf zich bevindt op een gezoneerd industrieterrein of op een bedrijventerrein met minder dan één gevoelig gebouw per hectare.
Maatwerk voor geur
De activiteit voldoet aan de vereiste afvoerhoogte of een doelmatige ontgeuringsinstallatie, maar er is toch sprake van onaanvaardbare geurhinder. Dan kan het bevoegd gezag via een maatwerkbesluit aanvullende eisen stellen. Deze eisen kunnen gaan over:
- de uitvoering en het onderhoud van een ontgeuringsinstallatie
- de plaatsing van de afvoerpijp
- het voorkomen van diffuse emissies
- het beperken van incidentele geurpieken tot bepaalde tijdstippen
Maatregelen gericht op de aspecten hierboven zijn niet altijd voldoende om te komen tot een aanvaardbaar hinderniveau. In dat geval kan het bevoegd gezag aanvullend in een maatwerkbesluit een ontgeuringsinstallatie of een grotere afvoerhoogte verplicht stellen.
Bij besluitvorming hierover betrekt het bevoegd gezag de geuraspecten uit artikel 2.7a lid 3 van het Activiteitenbesluit. Meer informatie hierover staat in de handleiding geur.
Overgangsrecht geur
Het geurvoorschrift (afvoerpijp of doelmatige ontgeuringsinstallatie) geldt niet voor een bedrijf dat al bestond toen het Activiteitenbesluit in werking trad. Het overgangsrecht vervalt als het bedrijf wijzigt en de geurbelasting op een geurgevoelig gebouw verandert.
Het bevoegd gezag kan ook aan bedrijven die al bestonden toen het Activiteitenbesluit in werking trad aanvullend maatwerk stellen. Voorwaarde is wel dat overschrijding van het aanvaardbaar hinderniveau voor geur plaats vindt.