Lozingsvoorschriften bij afleveren brandstoffen motor- en spoorvoertuigen
De lozingsvoorschriften voor het afleveren van vloeibare brandstof of gecomprimeerd aardgas aan motorvoertuigen voor het wegverkeer of afleveren van vloeibare brandstof aan spoorvoertuigen staan in het Activiteitenbesluit. Dit 'afleveren' kan via een openbaar tankstation of op locaties die alleen voor 'eigen gebruik' bedoeld zijn. De voorkeursroute voor lozing is lozen op het vuilwaterriool.
Op deze pagina
Wat u moet weten over deze lozingsvoorschriften:
- Vindplaats
- Beste beschikbare technieken (BBT)
- Verboden en voorwaarden
- Overgangsrecht
- Gerelateerde wetgeving
- Controleaspecten
Vindplaats
Activiteitenbesluit (AB): § 3.3.1, artikel 3.23. De voorschriften zijn niet van toepassing op het afleveren van LPG en het afleveren aan vaartuigen.
De activiteit is geregeld in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit. Daarom gelden de voorschriften voor type B- en type C-bedrijven. Een inrichting type B en een inrichting type C moeten de activiteit melden.
Voor deze activiteit heeft men alleen de lozing op het vuilwaterriool geregeld. Voor lozingen in de bodem of in een hemelwaterriool moeten initiatiefnemers een maatwerkvoorschrift op basis van Artikel 2.2 Activiteitenbesluit aanvragen.
Voor een lozing in oppervlaktewater is een Waterwetvergunning nodig. De waterkwaliteitsbeheerder is in dat geval bevoegd gezag. Afhankelijk van de keur kan dit met een reguliere vergunning (korte procedure volgens de Algemene wet bestuursrecht).
BBT
Voorkomen dat er olie in afvalwater terechtkomt, is de beste beschikbare techniek (BBT). Soms is dit echt niet te voorkomen. Ook niet met preventieve maatregelen. Daarom zijn er ook 2 standaardlozingseisen.
Wanneer geldt welke norm?
Voor het lozen van afvalwater afkomstig van de activiteit geldt een standaardlozingseis van 20 milligram olie per liter en 300 milligram onopgeloste stoffen per liter, in enig steekmonster. De hoeveelheid van 20 milligram olie per liter komt overeen met één druppel olie in een emmer water. Dit kan alleen bereikt worden door heel schoon te werken (good housekeeping).
Als niet met preventieve maatregelen kan worden voorkomen dat er meer olie in het afvalwater terecht komt, is een olieafscheider en slibvangput nodig. Deze olieafscheider en slibvangput moet voldoen aan NEN-EN 858.
Het is van belang om te weten dat de norm van 20 milligram olie per liter dan niet geldt. Als het afvalwater wordt geleid door een olieafscheider dan geldt altijd de norm van 200 milligram per liter. En dat in enig steekmonster. Oliehoudend afvalwater moet altijd bemonsterd kunnen worden.
Verboden en voorwaarden
Motorbrandstoffen moeten worden afgeleverd boven een bodembeschermende voorziening. In de regeling bij het Activiteitenbesluit is aangegeven in welke gevallen een vloeistofdichte vloer of verharding nodig is.
- Een tankstation voor de openbare verkoop moet beschikken over een vloeistofdichte vloer of verharding. Dit volgt uit artikel 3.25 van de Regeling bij het Activiteitenbesluit. Het aanleggen van vloeistofdichte vloer of verharding gebeurd door een speciaal aangewezen bedrijf.
- Een tankstation voor tanken voor eigen gebruik moet ook beschikken over een vloeistofdichte vloer of verharding. Het gaat hier alleen om het tanken van meer dan 25.000 liter per jaar. Zie hiervoor artikel 4.94 van de Regeling bij het Activiteitenbesluit.
Het van de bodembeschermende voorziening afstromend afvalwater kan olie en benzine bevatten als gevolg van morsingen en lekkages. De voorkeursroute voor het te lozen water is lozen op het vuilwaterriool.
Er mag alleen geloosd worden, als het te lozen water wordt geleid door een slibvangput en olieafscheider die voldoen aan en worden gebruikt zoals beschreven staat in NEN-EN 858-1 en 2.
De lozingsvoorwaarden voor vuilwaterriool gelden voor het gemeentelijk riool, maar ook voor een particulier stelsel. Daarbij maakt het niet uit of het particuliere stelsel aansluit op het gemeentelijk riool of direct aansluit op een afvalwaterzuiveringsinstallatie (awzi). De lozingsvoorwaarden zijn namelijk bedoeld voor de bescherming van het milieu, de waterzuivering én het rioolstelsel.
Overgangsrecht
Er is overgangsrecht voor olieafscheiders die zijn geplaatst vóór 1-1-2008. Dit overgangsrecht geldt voor onbepaalde tijd.
Als deze olieafscheiders zijn geplaatst vóór 1-1-2008 en voldoen aan NEN 7089, dan mogen ze beschouwd worden als olieafscheiders die voldoen aan NEN-EN 858.
Dit geldt ook voor olieafscheiders die zijn geplaatst vóór 1- 3-1997 en voldoende zijn gedimensioneerd.
Gerelateerde wetgeving
De inhoud van de olieafscheider is (gevaarlijk) afval. Dit mag niet geloosd worden en moet op een andere manier worden afgevoerd. Daarvoor geldt titel 10.6 van de Wet milieubeheer (Wm):
- Het afval moet worden afgegeven aan een erkende inzamelaar (artikel 10.37 Wm).
- De gegevens hierover moeten worden bewaard (artikel 10.38 Wm).
Controleaspecten
Let bij het controleren van de regels goed op de volgende zaken:
- Wordt gewerkt volgens BBT?
Olie-afscheider en slibvangput aanwezig?
- Nee, is er meer dan 20mg/liter olie in enig steekmonster? Is verdere preventie niet mogelijk? Dan zal een olie-afscheider met slibvangput volgens NEN-EN 858-1 en -2 geplaatst moeten worden.
- Ja, dan bevat afvalwater minder dan 200 mg/l olie. De slibvangput/olie-afscheider voldoet aan en wordt gebruikt volgens NEN-EN 858-1 en -2, of
- Ja, overgangsrecht is van toepassing als de afscheider is geplaatst vóór 1 januari 2008
In het handboek water is alle informatie over olie-afscheider en slibvangput te vinden. Daar vind u ook informatie over controle aspecten, monstername en informatie over capaciteitsberekeningen en achtergrond informatie over olie-afscheiders en slibvangputten.
- Wordt het gevaarlijke (vloeibare) bedrijfsafval correct afgevoerd?
Riooltekening
Bij lozing op een riool is er een riooltekening waar duidelijk op staat:
- op welke punten welk afvalwater wordt geloosd
- of de lozingspunten zijn aangesloten op het eigen vuilwaterriool of een schoonwaterriool
- op welke lozingsroutes het eigen vuilwaterriool en het schoonwaterriool uitkomen
Meten en bemonsteren
Voldoet de lozing aan de emissiegrenswaarden? Kan het te lozen afvalwater op een doelmatige wijze worden bemonsterd?
Delen
Bestanden
Beste beschikbare technieken (BBT)
Het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden en andere vergunningvoorwaarden te vormen is aangetoond, met als doel emissies en gevolgen voor het milieu in zijn geheel te voorkomen, of wanneer dit niet mogelijk is, te beperken, waarbij wordt verstaan onder:
- technieken: zowel de toegepaste technieken als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, geëxploiteerd en ontmanteld
- beschikbare: op zodanige schaal ontwikkeld dat de betrokken technieken, kosten en baten in aanmerking genomen, economisch en technisch haalbaar in de betrokken industriële context kunnen worden toegepast, onafhankelijk van de vraag of die technieken wel of niet binnen Nederland worden toegepast of geproduceerd, mits zij voor de exploitant op redelijke voorwaarden toegankelijk zijn,
- beste: het meest doeltreffend voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel
Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.