Bodem- en luchtvoorschriften voor mechanisch bewerken van rubber- en kunststof

Bodem

Het mechanisch bewerken met een installatie voorzien van een olie- of koelvloeistofcircuit, moet plaats vinden boven een bodembeschermende voorziening.

Emissies van stof

Bronafzuiging en afvoer

Bronafzuiging is bij deze activiteit(en) verplicht, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is. Het bedrijf moet de afgezogen emissies doelmatig afvoeren. Ruimteafzuiging is ook doelmatige bronafzuiging als de activiteiten in een afgesloten ruimte plaatsvinden.

Voorbeelden van situaties waarbij bronafzuiging niet altijd redelijk is:

  • De werkstukken zijn zo groot dat de emissie niet, of zeer slecht, met bronafzuiging bereikbaar is.
  • De activiteiten hebben een niet-plaatsgebonden karakter. Hierbij moet het bedrijf de (niet in de apparatuur geïntegreerde) bronafzuiging gemiddeld meer dan 10 keer per uur meeverplaatsen.
  • Er is alleen emissie van grof stof, dat zich niet binnen de inrichting verspreid.
  • De activiteiten hebben een incidenteel en/of kleinschalig karakter.
  • De uitvoering van de activiteiten vindt plaats in een gesloten systeem. Hierbij komen alleen kleine restemissies vrij.

Het bedrijf moet emissies naar de buitenlucht bovendaks en omhoog gericht afvoeren. Dit voorschrift geldt als er binnen 50 meter van het afvoerpunt gevoelige gebouwen liggen. Dit voorschrift geldt niet voor gevoelige gebouwen op een gezoneerd industrieterrein of bedrijventerrein met minder dan 1 gevoelig gebouw per hectare. Ook geldt dit voorschrift niet voor een bedrijf dat al bestond toen het Activiteitenbesluit in werking trad.  Voorwaarde is wel dat het bedrijf zijn activiteit niet gewijzigd heeft.

In het belang van de luchtkwaliteit kan het bevoegd gezag bij maatwerk voorschriften stellen aan de ligging en uitvoering van het afvoerpunt. Dit is ook mogelijk voor een bedrijf dat al bestond toen het Activiteitenbesluit in werking trad. Een voorbeeld van een maatwerkvoorschrift is het verhogen van de afvoerhoogte om te zorgen voor een betere verspreiding van afgezogen dampen en gassen.

Emissie-eis en erkende maatregelen

Artikel 4.27a van het besluit geeft een emissie-eis voor stof.

De emissiegrenswaarde voor stof is maximaal:

  • 5 mg/Nm3 bij een grensmassastroom ≥ 200 g/u
  • 50 mg/Nm3 bij een grensmassastroom < 200 g/u

De sommatiemethode is van toepassing.

Als het bedrijf de emissies afzuigt en leidt door een doelmatige filtrerende afscheider voldoet het bedrijf aan de emissiegrenswaarde van het Activiteitenbesluit. Dit is een erkende maatregel. De filtrerende afscheider:

  • is goed gedimensioneerd
  • verkeert in een goede staat van onderhoud
  • wordt periodiek gecontroleerd
  • wordt zo vaak als nodig schoongemaakt en vervangen

De eisen zijn niet van toepassing als de activiteit in de buitenlucht mag plaatsvinden.

Bij de mechanische bewerking van rubber en rubberproducten zal in de meeste gevallen geen afscheider nodig zijn.

Het uitgangspunt is dat het bedrijf met het nemen van de erkende maatregelen uit de Activiteitenregeling voldoet aan de emissiegrenswaarden uit het Activiteitenbesluit. De toezichthouder controleert in dat geval op de aanwezigheid en goede werking van de erkende maatregel.

Heeft het bedrijf de erkende maatregelen niet of onvoldoende uitgevoerd, dan toont het bedrijf aan:

  • dat de emissie de emissiegrenswaarde niet overschrijdt
  • of dat de emissie niet relevant is

Aantonen kan bijvoorbeeld met metingen of berekeningen. De aantoonplicht volgt uit artikel 2.8 lid 1b van het Activiteitenbesluit. Zie ook de informatie op de pagina Toezicht bij hoofdstuk 3 en 4 activiteiten.

Het bevoegd gezag heeft de mogelijkheid bij maatwerk eisen te stellen aan de controle en onderhoud van de emissiebeperkende techniek of aan de controle van de emissies. Dit volgt uit artikel 2.7 lid 8 en 9 van het Activiteitenbesluit.