Stofvoorschriften voor gieterijen
Deze pagina geeft een toelichting op de stofvoorschriften van de activiteit Smelten en gieten van metalen.
Maken en verwijderen van zandvormen
Het maken van zandvormen kan leiden tot stofemissies. Het activiteitenbesluit stelt emissiegrenswaarden voor het maken en coaten van zandvormen op basis van harsen die het zand chemisch binden. Voorbeelden zijn furaanhoudende harsen en kleigebonden vormen.
Ook het verwijderen van eenmalige vormen van zand leidt tot stofemissies. De hoeveelheid stof is mede afhankelijk van de grootte van het werkstuk en de temperatuur van het gegoten metaal. Hoe heter het gegoten metaal, hoe meer water er verdampt uit de vorm. Uitgangspunt is dat het bedrijf het uitbreken en ontzanden van werkstukken uitvoert in bijvoorbeeld afgesloten kasten, uitbreekstations en straalgangen.
De emissiegrenswaarde voor stof is maximaal:
- 5 mg/Nm3 bij een grensmassastroom ≥ 200 g/u
- 50 mg/Nm3 bij een grensmassastroom < 200 g/u
De sommatiemethode is van toepassing.
Als het bedrijf de emissies afzuigt en leidt door een doelmatige filtrerende afscheider voldoet het bedrijf aan de emissiegrenswaarde van het Activiteitenbesluit. Dit is een erkende maatregel. De filtrerende afscheider:
- is goed gedimensioneerd
- verkeert in een goede staat van onderhoud
- wordt periodiek gecontroleerd
- wordt zo vaak als nodig schoongemaakt en vervangen
De eisen zijn niet van toepassing als de activiteit in de buitenlucht mag plaatsvinden.
De erkende maatregel geldt ook voor het uitbreken en ontzanden van werkstukken. Dit vindt plaats in kleine ruimten met afzuiginstallatie, zoals afgesloten kasten, uitbreekstations en straalgangen.
Grote of zware werkstukken met het vormzand zijn niet of slecht te verplaatsen. In deze gevallen geldt de emissiegrenswaarde en de verplichting voor afzuiging en filtrerende afscheider niet. Wel moet het uitbreken of ontzanden van een gietstuk plaatsvinden in een gesloten ruimte met gesloten deuren en ramen. Hierbij voorkomt de gieterij dat bij het openen van deuren en ramen stof naar de buitenlucht vrijkomt.
Koude zandregeneratie
Het Activiteitenbesluit staat alleen zogenaamde koude zandregeneratie toe. Thermische zandregeneratie kan namelijk leiden tot emissies die bedrijfsspecifiek zijn. De gieterij verwijdert het zand van de vorm en breekt en zeeft dit zand. Zo nodig maakt de gieterij het zand nat. De gieterij kan vervolgens het zand gebruiken voor een nieuwe vorm.
De emissiegrenswaarde voor stof is maximaal:
- 5 mg/Nm3 bij een grensmassastroom ≥ 200 g/u
- 50 mg/Nm3 bij een grensmassastroom < 200 g/u
De sommatiemethode is van toepassing.
Als het bedrijf de emissies afzuigt en leidt door een doelmatige filtrerende afscheider voldoet het bedrijf aan de emissiegrenswaarde van het Activiteitenbesluit. Dit is een erkende maatregel. De filtrerende afscheider:
- is goed gedimensioneerd
- verkeert in een goede staat van onderhoud
- wordt periodiek gecontroleerd
- wordt zo vaak als nodig schoongemaakt en vervangen
De eisen zijn niet van toepassing als de activiteit in de buitenlucht mag plaatsvinden.
Maken van croning- en coldbox-kernen
Bij het maken van croning- en coldbox-kernen kunnen emissies van stof en van amines optreden. De emissiegrenswaarde voor stof is maximaal:
- 20 mg/Nm3 bij een grensmassastroom ≥ 200 g/u.
- 50 mg/Nm3 bij een grensmassastroom < 200 g/u.
De erkende maatregel is het plaatsen van een gaswasser. Hiermee voldoet het bedrijf aan de emissiegrenswaarde van het Activiteitenbesluit.
Ruimere emissiegrenswaarde voor stof
Vanuit milieuoogpunt maar ook vanuit bedrijfseconomisch oogpunt is een gezamenlijke aanpak van de stof en amine emissies wenselijk. De erkende maatregel in de Activiteitenregeling is een gaswasser. Een gaswasser is niet altijd in staat de algemene stofemissiegrenswaarde van 5 mg/Nm3 te halen. Voor de gecombineerde reiniging van stof en amines geldt daarom een afwijkende stofemissiegrenswaarde van 20 - 50 mg/Nm3.
Erkende maatregelen
Het uitgangspunt is dat het bedrijf met het nemen van de erkende maatregelen uit de Activiteitenregeling voldoet aan de emissiegrenswaarden uit het Activiteitenbesluit. De toezichthouder controleert in dat geval op de aanwezigheid en goede werking van de erkende maatregel.
Heeft het bedrijf de erkende maatregelen niet of onvoldoende uitgevoerd, dan toont het bedrijf aan:
- dat de emissie de emissiegrenswaarde niet overschrijdt
- of dat de emissie niet relevant is
Aantonen kan bijvoorbeeld met metingen of berekeningen. De aantoonplicht volgt uit artikel 2.8 lid 1b van het Activiteitenbesluit. Zie ook de informatie op de pagina Toezicht bij hoofdstuk 3 en 4 activiteiten.
Het bevoegd gezag heeft de mogelijkheid bij maatwerk eisen te stellen aan de controle en onderhoud van de emissiebeperkende techniek of aan de controle van de emissies. Dit volgt uit artikel 2.7 lid 8 en 9 van het Activiteitenbesluit.