Luchtvoorschriften voor het solderen van metalen
Voor de emissies naar de buitenlucht die vrijkomen bij solderen geeft het Activiteitenbesluit emissiegrenswaarden voor:
- stof bij alle solderen (artikel 4.44 Activiteitenbesluit)
- cadmium bij hardsolderen met cadmiumhoudend soldeermiddel (artikel 4.45 Activiteitenbesluit)
- gasvormige emissies van stofklassen gA en gO bij solderen met vloeimiddelen(artikel 4.46 Activiteitenbesluit)
Daarnaast gelden nog algemene voorschriften voor bronafzuiging en afvoerpunt.
Bronafzuiging
Bronafzuiging is bij deze activiteit(en) verplicht, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is. Het bedrijf moet de afgezogen emissies doelmatig afvoeren. Ruimteafzuiging is ook doelmatige bronafzuiging als de activiteiten in een afgesloten ruimte plaatsvinden.
Voorbeelden van situaties waarbij bronafzuiging niet altijd redelijk is:
- De werkstukken zijn zo groot dat de emissie niet, of zeer slecht, met bronafzuiging bereikbaar is.
- De activiteiten hebben een niet-plaatsgebonden karakter. Hierbij moet het bedrijf de (niet in de apparatuur geïntegreerde) bronafzuiging gemiddeld meer dan 10 keer per uur meeverplaatsen.
- Er is alleen emissie van grof stof, dat zich niet binnen de inrichting verspreid.
- De activiteiten hebben een incidenteel en/of kleinschalig karakter.
- De uitvoering van de activiteiten vindt plaats in een gesloten systeem. Hierbij komen alleen kleine restemissies vrij.
Ook als het jaarlijkse verbruik aan soldeermiddelen voor zachtsolderen minder is dan 250 ton is bronafzuiging veelal niet redelijk. De emissiegrenswaarden zijn dan niet van toepassing.
Afvoerpunt en maatwerk
Het bedrijf moet emissies naar de buitenlucht bovendaks en omhoog gericht afvoeren. Dit voorschrift geldt als er binnen 50 meter van het afvoerpunt gevoelige gebouwen liggen. Dit voorschrift geldt niet voor gevoelige gebouwen op een gezoneerd industrieterrein of bedrijventerrein met minder dan 1 gevoelig gebouw per hectare. Ook geldt dit voorschrift niet voor een bedrijf dat al bestond toen het Activiteitenbesluit in werking trad. Voorwaarde is wel dat het bedrijf zijn activiteit niet gewijzigd heeft.
In het belang van de luchtkwaliteit kan het bevoegd gezag bij maatwerk voorschriften stellen aan de ligging en uitvoering van het afvoerpunt. Dit is ook mogelijk voor een bedrijf dat al bestond toen het Activiteitenbesluit in werking trad. Een voorbeeld van een maatwerkvoorschrift is het verhogen van de afvoerhoogte om te zorgen voor een betere verspreiding van afgezogen dampen en gassen.
Stof: emissiegrenswaarde en maatregelen
De emissiegrenswaarde voor stof is maximaal:
- 5 mg/Nm3 bij een grensmassastroom ≥ 200 g/u
- 50 mg/Nm3 bij een grensmassastroom < 200 g/u
De sommatiemethode is van toepassing.
Als het bedrijf de emissies afzuigt en leidt door een doelmatige filtrerende afscheider voldoet het bedrijf aan de emissiegrenswaarde van het Activiteitenbesluit. Dit is een erkende maatregel. De filtrerende afscheider:
- is goed gedimensioneerd
- verkeert in een goede staat van onderhoud
- wordt periodiek gecontroleerd
- wordt zo vaak als nodig schoongemaakt en vervangen
De eisen zijn niet van toepassing als de activiteit in de buitenlucht mag plaatsvinden.
Bij zachtsolderen gelden de emissiegrenswaarden voor stof niet als het bedrijf jaarlijks minder dan 250 ton soldeermiddel gebruikt.
Hardsolderen met cadmiumhoudend soldeermiddel
Bij het hardsolderen met cadmiumhoudend soldeermiddel ontstaan cadmium emissies. De emissiegrenswaarde voor cadmium is dan maximaal 0,05 mg/Nm3 bij een grensmassastroom > 10 g/u. Ook moet het bedrijf voldoen aan de stofeis.
Aan de emissiegrenswaarde voor stof en cadmium voldoet het bedrijf in ieder geval als de emissies worden afgevoerd via een filtrerende afscheider die:
- goed gedimensioneerd is
- in een goede staat van onderhoud verkeert
- periodiek wordt gecontroleerd
- zo vaak als nodig wordt schoongemaakt en vervangen
Solderen met vloeimiddelen: gasvormige emissies
Bij het solderen met vloeimiddelen kunnen gasvormige emissies van stoffen ontstaan. Artikel 4.46 van het Activiteitenbesluit verwijst voor de emissiegrenswaarden van stofklassen gA.1, gA.2, gA.3, gA.4, gA.5, gO.1, gO.2 en gO.3 naar de algemene lucht afdeling (artikel 2.5 Activiteitenbesluit). Op stoffen in de stofklassen gO.1, gO.2 en gO.3 is de sommatiemethode van toepassing.
Aan de eisen voor gasvormige emissies voldoet het bedrijf in ieder geval als:
- het verbruik aan vloeimiddelen niet meer is dan 100 kg per jaar
- een adsorptiefilter aanwezig is in geval van vloeimiddelen met vluchtige organische stoffen
- een gaswasser, aerosolfilter of mistfilter aanwezig is in geval van zure vloeimiddelen
De genoemde technieken moeten:
- goed gedimensioneerd zijn
- in een goede staat van onderhoud verkeren
- periodiek worden gecontroleerd
- zo vaak als nodig worden schoongemaakt en vervangen
Ook moet het bedrijf bij solderen met vloeimiddelen voldoen aan de stofeis.
Verzoek informatie
Op verzoek van het bevoegd gezag moet het bedrijf informatie geven over (artikel 4.47 Activiteitenbesluit):
- de samenstelling van de gebruikte vloeimiddelen en soldeermaterialen
- het jaarverbruik van de gebruikte vloeimiddelen en soldeermaterialen
- een overzicht van de aard en de omvang van de emissies naar de lucht
Dit is niet nodig als het verbruik aan vloeimiddelen 100 kg of minder per jaar is.
Erkende maatregelen
Het uitgangspunt is dat het bedrijf met het nemen van de erkende maatregelen uit de Activiteitenregeling voldoet aan de emissiegrenswaarden uit het Activiteitenbesluit. De toezichthouder controleert in dat geval op de aanwezigheid en goede werking van de erkende maatregel.
Heeft het bedrijf de erkende maatregelen niet of onvoldoende uitgevoerd, dan toont het bedrijf aan:
- dat de emissie de emissiegrenswaarde niet overschrijdt
- of dat de emissie niet relevant is
Aantonen kan bijvoorbeeld met metingen of berekeningen. De aantoonplicht volgt uit artikel 2.8 lid 1b van het Activiteitenbesluit. Zie ook de informatie op de pagina Toezicht bij hoofdstuk 3 en 4 activiteiten.
Het bevoegd gezag heeft de mogelijkheid bij maatwerk eisen te stellen aan de controle en onderhoud van de emissiebeperkende techniek of aan de controle van de emissies. Dit volgt uit artikel 2.7 lid 8 en 9 van het Activiteitenbesluit.