Luchtvoorschriften voor coaten of lijmen van planten

Deze webpagina geeft een toelichting op de luchtvoorschriften bij de activiteit 'coaten of lijmen van planten of onderdelen van planten’. Hout valt hier niet onder. Zie hiervoor de informatie op de pagina 'Reinigen, coaten of lijmen van hout'.

Verbod op activiteiten in de buitenlucht

Het is verboden om deze activiteit in de buitenlucht uit te voeren. Als het bedrijf geen nevelspuit toepast mag de activiteit wel in de buitenlucht plaatsvinden. Dit staat in artikel 3.163 van het Activiteitenbesluit.

Bronafzuiging

Diffuse stof en VOS emissies ontstaan bij poedercoaten en het coaten door vernevelen met een nevelspuit (artikel 3.119 lid 1 Activiteitenregeling).

Bronafzuiging is bij deze activiteit(en) verplicht, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is. Het bedrijf moet de afgezogen emissies doelmatig afvoeren. Ruimteafzuiging is ook doelmatige bronafzuiging als de activiteiten in een afgesloten ruimte plaatsvinden.

Voorbeelden van situaties waarbij bronafzuiging niet altijd redelijk is:

  • De werkstukken zijn zo groot dat de emissie niet, of zeer slecht, met bronafzuiging bereikbaar is.
  • De activiteiten hebben een niet-plaatsgebonden karakter. Hierbij moet het bedrijf de (niet in de apparatuur geïntegreerde) bronafzuiging gemiddeld meer dan 10 keer per uur meeverplaatsen.
  • Er is alleen emissie van grof stof, dat zich niet binnen de inrichting verspreid.
  • De activiteiten hebben een incidenteel en/of kleinschalig karakter.
  • De uitvoering van de activiteiten vindt plaats in een gesloten systeem. Hierbij komen alleen kleine restemissies vrij.

Emissiegrenswaarde voor stof

Stofemissies kunnen vrijkomen bij poedercoaten en het coaten door vernevelen met een nevelspuit. Voorschriften hiervoor staan in artikel 3.165 van het Activiteitenbesluit en artikel 3.121 van de Activiteitenregeling.

De emissiegrenswaarde voor stof is maximaal:

  • 5 mg/Nm3 bij een grensmassastroom ≥ 200 g/u
  • 50 mg/Nm3 bij een grensmassastroom < 200 g/u

De sommatiemethode is van toepassing.

Als het bedrijf de emissies afzuigt en leidt door een doelmatige filtrerende afscheider voldoet het bedrijf aan de emissiegrenswaarde van het Activiteitenbesluit. Dit is een erkende maatregel. De filtrerende afscheider:

  • is goed gedimensioneerd
  • verkeert in een goede staat van onderhoud
  • wordt periodiek gecontroleerd
  • wordt zo vaak als nodig schoongemaakt en vervangen

De eisen zijn niet van toepassing als de activiteit in de buitenlucht mag plaatsvinden.

Het uitgangspunt is dat het bedrijf met het nemen van de erkende maatregelen uit de Activiteitenregeling voldoet aan de emissiegrenswaarden uit het Activiteitenbesluit. De toezichthouder controleert in dat geval op de aanwezigheid en goede werking van de erkende maatregel.

Heeft het bedrijf de erkende maatregelen niet of onvoldoende uitgevoerd, dan toont het bedrijf aan:

  • dat de emissie de emissiegrenswaarde niet overschrijdt
  • of dat de emissie niet relevant is

Aantonen kan bijvoorbeeld met metingen of berekeningen. De aantoonplicht volgt uit artikel 2.8 lid 1b van het Activiteitenbesluit. Zie ook de informatie op de pagina Toezicht bij hoofdstuk 3 en 4 activiteiten.

Het bevoegd gezag heeft de mogelijkheid bij maatwerk eisen te stellen aan de controle en onderhoud van de emissiebeperkende techniek of aan de controle van de emissies. Dit volgt uit artikel 2.7 lid 8 en 9 van het Activiteitenbesluit.

Vluchtige organische stoffen (VOS)

Bij het coaten van planten kunnen emissies van vluchtige organische stoffen ontstaan. Het bedrijf treft daarom maatregelen ter verbetering van de bedrijfsvoering. Ook gebruikt het bedrijf oplosmiddelarme producten en efficiënte applicatiemethoden. De activiteitenregeling noemt vooral:

Het bedrijf voert deze maatregelen uit tenzij ze technisch niet uitvoerbaar of kosteneffectief zijn. Dit volgt uit artikel 3.166 van het Activiteitenbesluit en artikel 3.121 van de Activiteitenregeling.

Dompelmethode in volledig watergedragen verfbaden (VOS)

Het bedrijf dompelt de droogbloemen in bossen in een verfbad van oplosmiddel en verf. De badtemperatuur varieert tussen 40 en 85°C. Vervolgens slaat het bedrijf de bossen uit en plaatst deze op een rek in een droogruimte. De praktijk wijst uit kleuring van droogbloemen mogelijk is in watergedragen verfbaden. De operationele kosten voor grondstoffen en energie zijn lager dan bij toepassing van verfbaden op aceton-basis.

Optrekmethode met volledig watergedragen verfbaden (VOS)

Deze methode is toepasbaar op snijbloemen met grote vaatbundels. Het bedrijf plaatst de snijbloemen in een bak met verf, oplosmiddel en warm water. De snijbloemen nemen de verf in 4 tot 6 uur op. Deze zogenaamde optrekmethode kan het bedrijf geheel watergedragen uitvoeren. Hiervoor past het bedrijf kleurstoffen toe de voedingsmiddelenindustrie ook gebruikt. De operationele kosten vallen hierbij hoger uit dan bij baden op ethanolbasis.

Dompelmethode met watergedragen verfbaden met maximaal 15% VOS

Deze methode is toepasbaar op snijbloemen met kleine vaatbundels. Het bedrijf dompelt de snijbloemen in een al dan niet met water aangelengd verfbad. Het bedrijf slaat de bossen uit en spoelt deze vervolgens 1 tot 2 keer na. Daarna slaat het bedrijf de bossen opnieuw uit en droogt deze. De praktijk wijst uit dat het oplosmiddelgehalte van deze baden maximaal 15% VOS hoeft te bevatten. Hierbij vallen de operationele kosten lager uit dan bij toepassing van baden met een hoger ethanolgehalte.

Geur: afvoerpijp of doelmatige ontgeuringsinstallatie

Het bedrijf heeft bij oprichting of wijziging van zijn activiteit de keuze uit:

Dit voorschrift geldt ook als zich binnen een straal van 25 meter rond het bedrijf geen andere gebouwen bevinden. Of een geurgevoelig object zich in de nabijheid van het bedrijf bevindt is bij dit voorschrift niet relevant.

Deze eisen gelden niet als het bedrijf zich bevindt op een gezoneerd industrieterrein of op een bedrijventerrein met minder dan één gevoelig gebouw per hectare.

Maatwerk voor geur

De activiteit voldoet aan de vereiste afvoerhoogte of een doelmatige ontgeuringsinstallatie, maar er is toch sprake van onaanvaardbare geurhinder. Dan kan het bevoegd gezag via een maatwerkbesluit aanvullende eisen stellen. Deze eisen kunnen gaan over:

  • de uitvoering en het onderhoud van een ontgeuringsinstallatie
  • de plaatsing van de afvoerpijp
  • het voorkomen van diffuse emissies
  • het beperken van incidentele geurpieken tot bepaalde tijdstippen

Maatregelen gericht op de aspecten hierboven zijn niet altijd voldoende om te komen tot een aanvaardbaar hinderniveau. In dat geval kan het bevoegd gezag aanvullend in een maatwerkbesluit een ontgeuringsinstallatie of een grotere afvoerhoogte verplicht stellen.

Bij besluitvorming hierover betrekt het bevoegd gezag de geuraspecten uit artikel 2.7a lid 3 van het Activiteitenbesluit. Meer informatie hierover staat in de handleiding geur.

Geur uitputtend geregeld

Voor het voorkomen of tot een aanvaardbaar niveau beperken van geurhinder moet de activiteit tenminste voldoen aan de voorschriften die staan in de Activiteitenregeling. Geur is voor deze activiteit uitputtend geregeld. Maatwerk voor geur op basis van artikel 2.7a of het zorgplichtartikel is niet mogelijk.

Meten

Artikel 2.8 van het Activiteitenbesluit regelt een aantoonplicht om te controleren of het bedrijf aan de emissiegrenswaarde voldoet. Dit is mogelijk als:

  • de Activiteitenregeling geen maatregelen noemt waarmee het bedrijf voldoet aan de emissiegrenswaarde uit het Activiteitenbesluit.
  • wanneer het bedrijf geen of een alternatieve maatregel treft dan de maatregel genoemd in de Activiteitenregeling.
  • bij verandering van de activiteit waardoor de emissie toeneemt (artikel 2.8 lid 2 van het Activiteitenbesluit).

Aantonen kan bijvoorbeeld via berekeningen, schattingen, emissies van vergelijkbare bedrijven, historische gegevens of metingen. In bepaalde gevallen kan het bevoegd gezag via maatwerk een meetverplichting opleggen. Dit kan op basis van artikel 2.7 lid 9 van het Activiteitenbesluit.

De webpagina metingen en monitoring geeft een toelichting op de meetvoorschriften van artikel 2.8.


tulpen