Lozingsvoorschriften bieden van gelegenheid tot het afmeren van pleziervaartuigen in een jachthaven

De regels in paragraaf 3.3.5 zijn van toepassing op het bieden van gelegenheid tot het afmeren van pleziervaartuigen in een jachthaven, voor jachthavens met meer dan 50 ligplaatsen.

Vindplaats

In artikel 1.1 AB staat de definitie van pleziervaartuig: schip bestemd of gebruikt voor sport of vrijetijdsbesteding.

De voorschriften voor het lozen van afvalwater dat vrijkomt bij het bieden van gelegenheid tot het afmeren van pleziervaartuigen in een jachthaven zijn te vinden in artikel 3.26g t/m k van het Activiteitenbesluit (AB) en artikel 3.27m van de Activiteitenregeling (AR).

Het doel van deze voorschriften: illegale lozingen in het oppervlaktewater voorkomen. Daarom mag een jachthaven voor de inzameling van de afvalstoffen geen aparte financiële vergoeding vragen aan de gebruikers van de inrichting (3.26i lid 4). Door het realiseren van een zeer dichtmazig systeem van afvalstoffenontvangst­installaties, ontstaat een efficiënt inzamelsysteem voor afvalstoffen van de pleziervaart. Hiermee wordt voorkomen dat afval in het oppervlaktewater terecht komt.

Een jachthaven moet passanten en of vaste liggers de gelegenheid bieden om afvalstoffen en afvalwater ter inzameling aan te bieden. De verplichting hangt af van:

  • de grootte (aantal ligplaatsen) en
  • soort (zeegaande)
  • samenwerking (buren en gemeente werf)

Dit betekent dat voldoende passende voorzieningen aanwezig moeten zijn om inzameling mogelijk te maken en dat de regels hierover zijn vastgelegd in het havenreglement.

Wanneer er bij de jachthaven geen specifieke voorziening aanwezig is, is de jachthavenbeheerder verplicht om aan te geven waar de afvalstof wél kan worden afgegeven (artikel 3.26i, vijfde lid AB). Jachthavens zijn bijvoorbeeld uitgezonderd van de acceptatieplicht van bilgewater als de jachthaven met een jachthaven in de onmiddellijke nabijheid afspraken heeft gemaakt over gezamenlijk gebruik van inzamelvoorzieningen.

Een jachthaven mag ook afspraken maken met een bedrijf dat uitvoering geeft aan titel 10.4 van de Wet milieubeheer (inzameldepot voor huishoudelijk afval) en in onmiddellijke nabijheid van de jachthaven ligt. De jachthaven moet gemaakte afspraken vastleggen in een overeenkomst en ter goedkeuring voorleggen aan het bevoegd gezag. Ook hier geldt dat de inzameling van bilgewater en huishoudelijk afval van pleziervaartuigen 'om niet' moet gebeuren.

Huishoudelijk afvalwater

Bij jachthavens mag het huishoudelijk afvalwater samen met de ingezamelde inhoud van chemische toiletten worden geloosd. Deze afvalwaterstroom mag men rechtstreeks in het vuilwaterriool lozen. Lozen in het oppervlaktewater is in beginsel niet toegestaan. De standaard IBA-systemen zijn minder geschikt om de inhoud van chemische toiletten als geheel te verwerken. Voor het legen van opvangtanks voor toiletwater van pleziervaartuigen zijn afzuiginstallaties aanwezig.

Koelvloeistof

Sommige scheepsmotoren gebruiken oppervlaktewater om de draaiende motor te koelen. Als men dit soort pleziervaartuigen winterklaar maakt, vult men over het algemeen de motor met een koelvloeistof. Deze koelvloeistof bestaat uit alcoholen en kleurstoffen. Het gebruik ervan voorkomt bevriezing van de motor. Bij de eerste start na de winterperiode komt deze vloeistof weer uit de motor. Koelvloeistof mag men niet lozen, maar moet men opvangen. Het opvangen van koelvloeistof kan op verschillende manieren.

Bijvoorbeeld terwijl het schip nog op de kant staat de scheepsmotor even laten draaien. Dit dan door aan de ene kant van het koelsysteem schoonwater aan te voeren (bijvoorbeeld via een slang aangevoerd). En aan de andere kant een bak om het koelwater op te vangen. De opgevangen en gebruikte koelvloeistof moet men zien als een afvalstof die men apart moet inzamelen.

Het standaard havenreglement van de Koninklijke Nederlandse Watersportvereniging (KNWV) sluit hierbij aan door een verbod op het brengen of lozen van stoffen in het oppervlaktewater.

Zeegaande jachten

Er zijn gespecialiseerde jachthavens voor zeegaande pleziervaartuigen. Volgens artikel 3.26j, moeten deze jachthavens altijd de in art. 3.26i genoemde afvalstoffen in nemen. Deze bedrijven hebben dan ook een goedgekeurd plan vastgesteld. Dit plan bevat de volgende onderdelen (artikel 3.27m AR):

  1. een beoordeling van de behoefte aan voorzieningen voor de ontvangst van afvalstoffen, gelet op de behoefte van de zeegaande pleziervaartuigen die gewoonlijk de jachthaven aandoen
  2. een beschrijving van de voorzieningen voor de inzameling van afvalstoffen en de capaciteit daarvan
  3. een beschrijving van de procedures voor de afgifte van de betrokken afvalstoffen
  4. een beschrijving van de procedures voor het melden van vermeende tekortkomingen in de voorzieningen
  5. een beschrijving van de procedures voor structureel overleg met havengebruikers, afvalverwerkers en andere betrokken partijen
  6. een beschrijving van de soort en de te verwachten hoeveelheden afvalstoffen
  7. een beschrijving van de methoden voor het registreren van het feitelijk gebruik van de voorzieningen voor de inzameling van afvalstoffen
  8. een beschrijving van de wijze waarop ingezamelde afvalstoffen worden verwijderd, en
  9. vermelding van één of meerdere personen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het plan.

Bij het innen van havengeld geven deze jachthavens altijd aan welk deel daarvan bestemd is voor het instandhouden van de voorzieningen voor het in ontvangst nemen en verder beheren van afvalstoffen.

Bij jachthavens die zijn aangewezen in artikel 6 van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen geldt Artikel 3.26i en 3.26j niet.

Bilgewater

Bilgewater is met olie verontreinigd water dat in de bilgeruimte (onder in de machinekamer) van schepen ontstaat. Het innemen van bilgewater is verplicht voor:

  • Jachthavens, waar gewoonlijk zeegaande pleziervaartuigen komen
  • Jachthavens, waar geen zeegaande pleziervaartuigen komen, maar met meer dan 50 ligplaatsen.

Deze jachthavens moeten een voorziening voor de inzameling van bilgewater hebben en bilgewater accepteren van alle pleziervaartuigen, ook die tijdelijk  een ligplaats in de haven gebruiken. De eigenaar van de jachthaven mag voor de inzameling van bilgewater geen financiële vergoeding vragen aan de gebruikers van de jachthaven (3.26i lid 4). Het toepassen van een muntautomaat is daarom niet toegestaan, behalve als de jachthaven de benodigde munten aan de gebruikers van de jachthaven 'om niet' verstrekt.

Bij het vaststellen van het aantal ligplaatsen tellen ligplaatsen die gereserveerd zijn voor schepen zonder binnenboordmotor niet mee. De jachthavenhouder moet deze ligplaatsen wel apart aangeven in de melding.

Bilgewater en vergunningplicht

Voor innemen en opslaan van bilgewater met een opslagcapaciteit van maximaal 50 ton heeft de jachthaven geen omgevingsvergunning milieu nodig (bijlage 1, onderdeel C, categorie 28.10 onder 13° van het Besluit omgevingsrecht (Bor)).

Ook het scheiden van de olie- en waterfractie van ingenomen bilgewater met een slibvangput en olieafscheider leidt niet tot de vergunningplicht (bijlage 1, onderdeel C, categorie 28.10 onder 15° Bor). Voorwaarde is dat de olieafscheider een maximale nominale grootte heeft van 20 volgens NEN-EN 858-1 en 2. Een nominale grootte van 20 wil zeggen een doorstroomcapaciteit van 20 liter per seconde. De jachthaven mag het afvalwater daarna lozen op het vuilwaterriool. De jachthaven moet de oliefractie als gevaarlijk afval af laten voeren via een erkende verwerker.

Als de jachthaven bilgewater inneemt van andere vaartuigen dan pleziervaartuigen heeft de jachthaven hiervoor een omgevingsvergunning milieu nodig. De uitzondering in categorie 28.10 onder 13° Bor geldt namelijk alleen voor jachthavens waar gelegenheid wordt geboden voor het afmeren van pleziervaartuigen.

BBT

Uitgangspunt is altijd BBT (beste beschikbare techniek): de standaardlozingseis voor oliehoudend afvalwater 20 mg/liter minerale olie in enig steekmonster. Deze hoeveelheid komt overeen met één druppel olie in een emmer water. Dit kan bereikt worden door heel schoon te werken (good housekeeping) en/of door het plaatsen van een olie-afscheider.

Verboden en voorwaarden

Voor het lozen van ingenomen bilgewater geldt dat alleen de waterige fase mag worden geloosd. De oliefractie moet als afvalstof worden afgevoerd. Bij het lozen van de waterige fractie in het vuilwaterriool mag deze niet meer dan 20 mg/l olie en 300 mg/l onopgeloste bestanddelen bevatten. Als het afvalwater via een olie-afscheider die voldoet aan de NEN-EN 858-1 en 2, wordt geleid geldt een ruimere eis van 200 mg/l olie. Ook aan het lozen van afvalwater door het afleveren van brandstoffen aan pleziervaartuigen, het onderhouden of afspuiten van boten worden dezelfde lozingseisen gesteld.

Voor het lozen van afvalwater afkomstig van de activiteit geldt een standaardlozingseis van 20 milligram olie per liter en 300 milligram onopgeloste stoffen per liter, in enig steekmonster. De hoeveelheid van 20 milligram olie per liter komt overeen met één druppel olie in een emmer water. Dit kan alleen bereikt worden door heel schoon te werken (good housekeeping).

Als niet met preventieve maatregelen kan worden voorkomen dat er meer olie in het afvalwater terecht komt, is een olieafscheider en slibvangput nodig. Deze olieafscheider en slibvangput moet voldoen aan NEN-EN 858.

Het is van belang om te weten dat de norm van 20 milligram olie per liter dan niet geldt. Als het afvalwater wordt geleid door een olieafscheider dan geldt altijd de norm van 200 milligram per liter. En dat in enig steekmonster. Oliehoudend afvalwater moet altijd bemonsterd kunnen worden.

Overgangsrecht voor onbepaalde tijd

Het overgangsrecht AB bepaalt dat olie-afscheiders die zijn geplaatst vóór 1-1-2008 en voldoen aan NEN 7089 beschouwd kunnen worden als olie-afscheiders die voldoen aan NEN-EN 858. Dit geldt ook voor olie-afscheiders die zijn geplaatst vóór 1- 3-1997 en voldoende zijn gedimensioneerd.

Aanverwante wetgeving

De inhoud van de olie-afscheider is gevaarlijk afval (EURAL 13.05). Hierop is titel 10.6 Wet milieubeheer (Wm) van toepassing. Dit betekent dat het afval moet worden afgegeven aan een erkende inzamelaar (art. 10.37 Wm) en dat de gegevens hierover moeten worden bewaard (art. 10.38 Wm).

Controleaspecten

  • Inname afvalwaterstromen: vindt dit gescheiden plaats? Zijn voorzieningen aanwezig of wordt bezoekers duidelijk gemaakt waar ze met afval en afvalwater terecht kunnen?
  • Havenreglement: is er een reglement en wordt overeenkomstig dit reglement gewerkt? Hoe vindt toezicht plaats?
  • Voorkeursroute: wordt er geloosd in het vuilwaterriool?
  • Functioneert het innamepunt (afzuiginstallatie) voor het legen van opvangtanks voor toiletwater van pleziervaartuigen?

Olie-afscheider en slibvangput aanwezig?

In het handboek water is alle informatie over olie-afscheider en slibvangput te vinden. Daar vind u ook informatie over controle aspecten, monstername en informatie over capaciteitsberekeningen en achtergrond informatie over olie-afscheiders en slibvangputten.