Lozingsvoorschriften slachten van dieren

De activiteit 'slachten van dieren, uitsnijden van vlees en vis en bewerken van dierlijke bijproducten' in het Activiteitenbesluit gaat over kleinschalig slachten, bewerken en of uitsnijden van vlees uit karkassen of karkasdelen en het uitsnijden van vis. Bij  wat grotere bedrijven vindt het slachten en het uitsnijden vaak gescheiden plaats.

Op deze pagina

Wat u moet u moet weten over deze lozingsvoorschriften:

Waar ontstaat het afvalwater

De activiteit 'slachten van dieren, uitsnijden van vlees en vis en bewerken van dierlijke bijproducten' in het Activiteitenbesluit komt voor bij slagers, vishandelaren en poeliers. Daar kunnen alle procesonderdelen op ambachtelijke schaal voorkomen, dus slachten, karkassen bewerken en uitsnijden.

Bij de wat grotere bedrijven vindt het slachten en het uitsnijden vaak gescheiden plaats.

Afvalwater ontstaat bij de reiniging van de werkruimtes en het gereedschap dat wordt gebruikt voor het ambachtelijk slachten en uitsnijden. Hiervoor moet er een speciale spoelbak zijn waar het uitsnijgereedschap gereinigd wordt met water van ten minste 80°C. Deze reiniging is verplicht volgens de hygiëneregelgeving.

Het afvalwater van de reiniging bevat vet en vlees- of visresten. Voor lozing op het vuilwaterriool moet het afvalwater door een vetafscheider worden geleid.

Bij uitsnijderijen waar de wervelkolom van runderen die ouder zijn dan 2 jaar wordt uitgesneden, moet het afvalwater voor behandeling in de vetafscheider worden gezeefd, zodat vaste deeltjes van 6 mm of meer in het afvalwater worden tegenhouden. Het zeefmateriaal wordt behandeld als categorie 1 of 2 materiaal (dierlijke bijproducten als bedoeld in verordening (EG) nr. 1069/2009). Dit materiaal komt dus niet in de vetscheider terecht.

Vindplaats

§ 3.6.2, Activiteitenbesluit (AB): artikel 3.134 en artikel 3.135, de overgangsbepaling staat in artikel 24y.
§ 3.6.2 in de Ministeriële regeling bij het Activiteitenbesluit: artikel 3.104 en artikel 3.105.

Voor deze activiteit heeft men alleen de lozing op het vuilwaterriool geregeld. Voor lozingen in de bodem of in een hemelwaterriool moeten initiatiefnemers een maatwerkvoorschrift op basis van Artikel 2.2 Activiteitenbesluit aanvragen.

Voor een lozing in oppervlaktewater is een Waterwetvergunning nodig. De waterkwaliteitsbeheerder is in dat geval bevoegd gezag. Afhankelijk van de keur kan dit met een reguliere vergunning (korte procedure volgens de Algemene wet bestuursrecht).

De activiteit is geregeld in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit. Daarom gelden de voorschriften voor type B- en type C-bedrijven. Een inrichting type B en een inrichting type C moeten de activiteit melden.

Deze activiteit is met Staatsblad 2009, nr. 479 per 1-1-2010 opgenomen in het Activiteitenbesluit en met Staatscourant 2009, nr. 17979, in de ministeriële regeling. De relevante delen uit de nota van toelichting vindt u hier: nota van toelichting bij 'Slachten van dieren, ...." (pdf, 28 kB).
De voorschriften zijn aangepast met reparatiebesluit 2014, een aparte rapportage over de toepassing van een vetafscheider is niet meer nodig.

Toepassingsgebied

Via categorie 8 (8.2, onder g) van onderdeel B van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is het maximum gesteld op het slachten van 10.000 kg levend gewicht aan dieren per week.

Voor het uitsnijden is er geen bovengrens. Wel zijn er uitsnijderijen die onder de IPPC-richtlijn vallen; dit is het geval bij een productiecapaciteit van meer dan 75 ton per dag.

Een andere grens is het garen of verwerken van vlees. Voor grootschalige bereiding blijft de vergunningplicht gelden (zie verder industrieel bereiden van voedingsmiddelen). De grens hiervoor is het gebruik van 1 of meer apparaten met een individueel vermogen groter dan 130 kW.

Grootkeukenapparatuur zit over het algemeen ruim onder deze grens van 130 kW. Het bereiden van vlees met dergelijke apparatuur valt onder paragraaf 3.6.1: het bereiden van voedingsmiddelen.

Beste beschikbare techniek

Beste beschikbare techniek (BBT) voor de verwijdering van het afvalwater dat ontstaat bij het slachten van dieren, is lozen in het vuilwaterriool, nadat het afvalwater door een adequate vetafscheider is geleid.

Eerst zeven

Vanwege de grote hoeveelheid vaste bestanddelen in het afvalwater is het voor de goede werking van de afscheider nodig om het water eerst te zeven. In bepaalde gevallen is deze zeef verplicht volgens de hygiëneregelgeving.

Te warm afvalwater

Soms is dit water te warm als het in de vetscheider te recht komt. In die gevallen is een grotere vetscheider nodig. Als dit niet kan, zal het afvalwater eerst moeten worden gekoeld, voordat het in de vetscheider mag komen.

In deze gevallen, is het nodig dat de leverancier van de afscheider de gemaakte berekening of beoordeling op schrift stelt. Dit is nodig om bij latere wijzigingen in de bedrijfsvoering te kunnen beoordelen of de afscheider nog steeds voldoet. De inrichtinghouder moet deze bewaren.

Flocculatie-afscheider

Het is ook mogelijk geëmulgeerde vet af te scheiden in een flocculatie-afscheider. In wezen houdt flocculatie in dat in een bak een kleine hoeveelheid perslucht door het afvalwater geleid wordt, waardoor lichte deeltjes (zoals vet) boven komen drijven. Door toevoeging van flocculanten zoals ijzerchloride ontstaat een grotere drijflaag. De drijflaag wordt vervolgens verwijderd.

Geen standaard

Flocculatie is niet in de voorschriften van deze paragraaf verwerkt. Dit komt, omdat er geen norm of standaard is, zoals voor vetafscheiders. De meest voorkomende vormen van flocculatie zijn overigens (meer dan) gelijkwaardig aan een vetafscheider.

Overgangsrecht en gelijkwaardige voorziening

Via het overgangsrecht (artikel 6.37) is geregeld dat bestaande bedrijven die flocculatie toepassen, geen vetafscheider hoeven te plaatsen. Voor nieuwe situaties kan het bevoegd gezag afhankelijk van de precieze uitvoering bepalen of flocculatie als gelijkwaardige voorziening toegestaan kan worden (artikel 1.8, Ab).

Biologische zuivering

Biologische zuivering voorafgaand aan de lozing is niet toegestaan (artikel 3.134, lid 4, Ab). Wat overblijft na biologische zuivering, is in principe schoon water met een beetje zout. Terwijl het afvalwater na het passeren van de vetscheider qua biologische afbreekbaarheid overeenkomt met huishoudelijk afvalwater.

Uitgangspunt voor lozingen op het vuilwaterriool is dat het riool bedoeld is voor afvalwater dat op huishoudelijk afvalwater lijkt, en niet voor «dun» water.

Toch mogelijk

Bedrijven kunnen – in lijn met het amendement Van Heugten c.s. (Kamerstukken II 2006/07, 30 578, nr. 8) op artikel 10.29a – nog steeds biologische zuivering toepassen. De voorwaarde is wel dat dit doelmatig en kosteneffectief is (artikel 3.134, lid 5, Ab).

Na biologische zuivering eigenlijk op oppervlakte water

Onder biologische zuivering vallen technieken voor de behandeling van afvalwater met micro-organismen, bedoeld om de organische bestanddelen in het afvalwater af te breken.

Dit water zou geschikt moeten zijn om te kunnen lozen op een oppervlaktewaterlichaam. Daarvoor per situatie een ontheffing aangevraagd worden bij de waterkwaliteitsbeheerder.

Afval droog opvegen

'Good housekeeping' moet het terughouden van afvalstoffen uit het afvalwater bevorderen. Mest en vaste delen moeten zoveel mogelijk apart opgevangen worden en als vast afval worden afgevoerd.

Bij het pekelen wordt gemorst pekel droog verwijderd. Pekel dat niet meer gebruikt kan worden, wordt zoveel mogelijk als vast afval afgevoerd.

Extra meldingseisen

Bij een lozing in het vuilwaterriool van zuurstofbindende stoffen moet de lozer soms inzicht geven in de spreiding over het jaar. Dit moet bij een jaargemiddelde vervuilingswaarde van 5.000 inwonerequivalenten of meer.

Verboden en voorwaarden

De voorkeursroute voor het te lozen afvalwater is het vuilwaterriool. De voorwaarde om te mogen lozen is het toepassen van een vetafscheiders en slibvangput, die voldoet aan NEN-EN 1825-1 en 2.

Maatwerk

In de NEN-EN 1825-1 en 2 staat wat de frequentie is van het legen en reinigen. Er kan met een lagere frequentie worden volstaan. Als dit geen nadelige gevolgen heeft voor het doelmatig functioneren van de afscheider.

Geuroverlast

Voor het slachten en het uitsnijden zijn nauwelijks voorschriften gesteld ter voorkoming van geurhinder. De reden hiervoor is dat bij een ambachtelijke slachterij of een uitsnijderij die volgens de hygiëneregels werkt, geen geurhinder zou mogen ontstaan.

Geuroverlast nadat het afvalwater is geloosd

Het afvalwater van deze activiteit kan na lozing op het vuilwaterriool toch geuroverlast veroorzaken. Via de zorgplicht kan het bevoegd gezag dan maatregelen voor schrijven om deze geuroverlast te beperken.

Gerelateerde wetgeving

De inhoud van een vetafscheider is een bedrijfsafvalstof. 
Hoofdstuk 10, titel 10.6, van de Wet milieubeheer (Wm) is hierop van toepassing:

CE-verklaring

Een vetscheider in het riool moet ook voldoen aan de verordening bouwproducten (CE-verklaring).

Zonder CE-markering mag een leverancier een product niet verkopen. De verplichtingen over CE-markering staan in de Europese Verordening Bouwproducten (305/2011/EEG). Op het contactpunt bouwproducten en bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) kunt u meer informatie vinden over de Europese Verordening Bouwproducten.

Bij de CE-markering hoort ook een prestatieverklaring. Deze legt uit wat het product doet en wat de eigenschappen zijn van het product. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) ziet toe op de volledigheid en juistheid van deze informatie. Ook controleert de ILT of de CE-markering op bouwproducten zit. Ook een ander bevoegd gezag dan de ILT kan aan een leverancier of fabrikant vragen om gegevens over de CE-markering. Dat mag op basis van artikel 11, lid 8 van de Europese Verordening Bouwproducten (305/2011/EEG).

Een ander bevoegd gezag dan de ILT mag dus ook informatie opvragen bij de leverancier of fabrikant wanneer dit nodig is. Wanneer blijkt dat een bouwproduct niet voldoet aan de CE-markering of prestatieverklaring, kan men dit melden bij de ILT.

Het blijft de verantwoordelijkheid van een initiatiefnemer om een product op de juiste manier te gebruiken. Vanuit het Activiteitenbesluit kan een toezichthouder alleen handhaven op het gebruik van een bouwproduct door een initiatiefnemer. Alleen de ILT neemt maatregelen tegen de leverancier of fabrikant van een bouwproduct als het product niet voldoet aan de CE-markering.

Hygiënecode, bedoeld in warenwetbesluit

Voor het slachten van dieren, uitsnijden van vlees en vis en bewerken van dierlijke bijproducten gelden strenge hygiëneregels. Deze staan onder andere in Hygiënecode voor de visdetailhandel en Hygiënecode voor het Slagers- en Poeliersbedrijf. Deze hygiënecodes verminderen ook de milieubelasting. Zo schrijven de hygiënecodes voor dat de vloer waterdicht moet zijn.

De wettelijke basis voor deze codes staan in Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen en verordening (EG) 852/2004. Via de nationale regelgeving over dierlijke bijproducten, zijn er ook eisen als het gaat om de opslag en afvoer van destructiemateriaal. De NVWA houdt toezicht op de naleving van de nationale regels en Europese verordeningen over dierlijke bijproducten.

Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Er zijn ontsmettingsmiddelen of een combinatie van ontsmettings- en reinigingsmiddel die zijn toegelaten volgens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb). Deze middelen moeten worden gebruikt volgens het product specifieke gebruiksvoorschrift. Het niet juist toepassen van deze middelen is een overtreding van de Wgb.

Controleaspecten

Let bij het controleren van de regels goed op de volgende zaken:

  • Gebruikt het bedrijf ontsmettingsmiddelen of een combinatie van ontsmettings- en reinigingsmiddel(en) die zijn toegelaten volgens de Wgb? Worden deze middelen gebruikt volgens de product specifieke gebruiksvoorschriften? LETOP: Het niet goed gebruiken van deze middelen is een overtreding van de Wgb.
  • Zijn er (gegronde) geurklachten? Dan is het aannemelijk dat het bedrijf de hygiëneregels overtreedt. De NVWH is dan de eerste handhavende instantie.
  • Wordt er gewerkt volgens BBT?
  • Is er maatwerk opgelegd?
  • Heeft het bedrijf een biologische zuivering in beheer? Dan is een goede en doelmatige bedrijfsvoering belangrijk. Belangrijke parameters voor een goed biologisch proces zijn het biologisch zuurstofverbruik (BZV) en de stikstof- en fosfaatconcentraties in het effluent (het uiteindelijk te lozen afvalwater). Voldoet u niet aan de lozingseisen? Dan kan een dieptecontrole van belang zijn om de oorzaken van de overschrijding te achterhalen. Factoren die van invloed zijn op de kwaliteit van het afvalwater:

    • Is er voldoende en continu aanbod van afvalwater? Denk daarbij ook aan de bedrijfsvoering in de weekenden.
      • Vindt er buffering van het afvalwater plaats voordat het aan de biologische zuivering wordt aangeboden?
      • Vinden er productwisselingen plaats die leiden tot een andere samenstelling van het te behandelen afvalwater?
  • Vet-afscheider aanwezig?