Bodem- en luchtvoorschriften bij het bewerken van vlees en vis
Deze pagina gaat in op de lucht- en bodemvoorschriften van de activiteit 'slachten van dieren, uitsnijden van vlees of vis of bewerken van dierlijke bijproducten'. Deze voorschriften zijn ook van toepassing op vergunningplichtige bedrijven type C.
Toepassingsbereik activiteit
De voorschriften bij deze activiteit gelden voor slachten tot maximaal 10.000 kg levend gewicht aan dieren per week. Boven deze capaciteitsdrempel gelden de voorschriften voor het slachten niet. In dat geval geldt voor lucht de voorschriften uit afdeling 2.3 lucht en geur als vangnet. Meer informatie hierover staat in de handleiding luchtemissies voor bedrijven.
Bodem
Pekelen van dierlijke bijproducten en organen moet plaatsvinden boven een bodembeschermende voorziening.
Geur
Er zijn geurvoorschriften voor:
Verder geldt er overgangsrecht voor geur.
Slachten
Geur niet uitputtend geregeld
Het doel is om geurhinder te voorkomen of tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Daarvoor moet de activiteit tenminste voldoen aan de voorschriften van de Activiteitenregeling. Voor deze activiteit is geur niet uitputtend geregeld. Dit blijkt uit de woorden 'ten minste voldaan'. Het bevoegd gezag kan daarom maatwerkvoorschriften voor geur stellen op basis van artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit. Meer informatie staat op de pagina Afdeling 2.3 - geurvoorschriften van de Handleiding geur.
Bloed en slachtafval
Bloed en slachtafval zijn geurbronnen. Hygiëneregels zal meestal geurhinder voorkomen, omdat bloed en slachtafval gesloten moet worden opgeslagen. Daarom is er geen voorschrift over opslag van dierlijk afval. Toch is geurhinder niet uit te sluiten. In die gevallen dat er sprake is van een onaanvaardbaar niveau van geurhinder, kan het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften opstellen.
Schoonmaakwater
Een andere mogelijke bron van geurhinder is het schoonmaakwater (van ruimte, gereedschap en voorschoten). Als het bedrijf dit water via putjes in de ruimte zelf of met een schrobmachine afvoert zal hierdoor in het algemeen geen geurhinder optreden. Bij ongebruikelijke afvoer kan wel geurhinder ontstaan. Voorbeelden zijn afvoer via goten of een putje in de buitenlucht. In dat geval kan het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften opstellen ter voorkoming van geurhinder.
Mest
Bij het slachten kunnen gier, uitwerpselen en ongeboren mest vrijkomen. Gier hoeft niet speciaal opgevangen te worden en kan met het schoonmaken naar het riool worden afgevoerd. Onder vaste dierlijke mest vallen ongeboren mest en uitwerpselen.
Vaste mest moet zoveel mogelijk in vaste vast vorm worden verzameld en opgeslagen in afgesloten, lekvrije tonnen of bakken. Het is niet doelmatig om vaste mest weg te spoelen naar de zuivering of riolering. Afvalwater moet namelijk via een vetafscheider in het riool gebracht worden.
Maatwerk voor geur
Maatwerk voor geur is mogelijk op basis van artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit. Meer informatie staat op de pagina Afdeling 2.3 - geurvoorschriften van de Handleiding geur.
Zo kan geurhinder worden beperkt door een aantal vanzelfsprekende maatregelen:
- het direct afvoeren of gesloten en gekoeld opslaan van slachtafval
- het aan het eind van de dag schoonmaken van de slachtruimte en de put/kolk in slachtruimte
- het regelmatig legen van de vetafscheider
Broeien en koken
Soms wordt verhitting toegepast op bijproducten, zoals hoeven. Het bedrijf kan die bijproducten als laatste bewerking voor afvoering nog koken of broeien (in heet water). Voor die verhitting gelden geurvoorschriften in de Activiteitenregeling.
Geur uitputtend geregeld
Voor het voorkomen of tot een aanvaardbaar niveau beperken van geurhinder moet de activiteit tenminste voldoen aan de voorschriften die staan in de Activiteitenregeling. Geur is voor deze activiteit uitputtend geregeld. Maatwerk voor geur op basis van artikel 2.7a of het zorgplichtartikel is niet mogelijk.
Afvoerpijp of doelmatige ontgeuringsinstallatie
Het bedrijf heeft bij oprichting of wijziging van zijn activiteit de keuze uit:
Dit voorschrift geldt ook als zich binnen een straal van 25 meter rond het bedrijf geen andere gebouwen bevinden. Of een geurgevoelig object zich in de nabijheid van het bedrijf bevindt is bij dit voorschrift niet relevant.
Maatwerk voor geur
De activiteit voldoet aan de vereiste afvoerhoogte of een doelmatige ontgeuringsinstallatie, maar er is toch sprake van onaanvaardbare geurhinder. Dan kan het bevoegd gezag via een maatwerkbesluit aanvullende eisen stellen. Deze eisen kunnen gaan over:
- de uitvoering en het onderhoud van een ontgeuringsinstallatie
- de plaatsing van de afvoerpijp
- het voorkomen van diffuse emissies
- het beperken van incidentele geurpieken tot bepaalde tijdstippen
Maatregelen gericht op de aspecten hierboven zijn niet altijd voldoende om te komen tot een aanvaardbaar hinderniveau. In dat geval kan het bevoegd gezag aanvullend in een maatwerkbesluit een ontgeuringsinstallatie of een grotere afvoerhoogte verplicht stellen.
Bij besluitvorming hierover betrekt het bevoegd gezag de geuraspecten uit artikel 2.7a lid 3 van het Activiteitenbesluit. Meer informatie hierover staat in de handleiding geur.
Overgangsrecht geur
Het overgangsrecht staat in artikel 3.104 lid 4 en 5 van de Activiteitenregeling.
Het geurvoorschrift (afvoerpijp of doelmatige ontgeuringsinstallatie) geldt niet voor een bedrijf dat al bestond toen het Activiteitenbesluit in werking trad. Het overgangsrecht vervalt als het bedrijf wijzigt en de geurbelasting op een geurgevoelig gebouw verandert.
Het bevoegd gezag kan ook aan bedrijven die al bestonden toen het Activiteitenbesluit in werking trad aanvullend maatwerk stellen. Voorwaarde is wel dat overschrijding van het aanvaardbaar hinderniveau voor geur plaats vindt.