Luchtvoorschriften voor crematoria
Metalen en kunststof handvatten en andere versierselen van kunststof of metaal moeten voor invoer van de kist in de crematie-oven worden verwijderd. De kist mag niet met lood of zink zijn bekleed.
Bij een goed functionerende crematie-oven blijven de optredende emissies over het algemeen onder de algemene emissiegrenswaarden voor lucht, waaronder stof. Dit geldt overigens niet voor kwik.
Een crematie-oven is een stookinstallatie en moet daarom ook voldoen aan de eisen voor keuring en onderhoud.
- Eisen voor een goede verbranding
- NOx
- Kwik (niet voor dierencrematoria)
- Dioxinen en furanen
- Stof (alleen voor dierencrematoria)
- Erkende maatregelen
Eisen voor goede verbranding
Voor een goede en volledige verbranding moeten de afgassen in de naverbrandingsruimte een verblijftijd hebben van ten minste 1,5 seconden.
De temperatuur van de rookgassen moet altijd hoger zijn dan 800 °C. Hiervoor moet de brander van een automatische regeling zijn voorzien.
Het crematorium moet het zuurstofgehalte en de temperatuur continu bewaken omdat deze parameters aangeven of de crematie-oven naar behoren functioneert. Het zuurstofgehalte in de naverbrandingsruimte moet minimaal 6% zijn. Een kortdurende overschrijding is toegestaan, maar mag niet lager zijn dan 3% en niet langer duren dan 1 minuut.
Zes maanden na ingebruikname en jaarlijks moet de goede werking van de installatie worden gecontroleerd door een deskundige, bijvoorbeeld een installateur. Het gaat hier om de crematie-oven inclusief de nabehandelingsinstallatie.
Het bovenstaande moet het crematorium vastleggen in een logboek.
NOx
Om de vorming van stikstofoxiden bij de verbranding van gas tegen te gaan is een low-NOx brander verplicht. Dit geldt voor zowel de brander in de oven als de brander in de naverbrandingsruimte.
Kwik
Kwik is een zeer zorgwekkende stof. Bij crematieprocessen kan kwikemissie vrijkomen door de kwik in amalgaamvullingen. Het Activiteitenbesluit stelt daarom een emissiegrenswaarde voor kwik en kwikverbindingen (artikel 4.119). Deze emissiegrenswaarde geldt niet voor dierencrematoria.
De emissiegrenswaarde van kwik en kwikverbindingen is maximaal 0,05 mg/Nm3 bij een massastroom groter of gelijk aan 0,25 g/u. De sommatiebepaling is van toepassing.
Het crematorium voldoet aan deze emissiegrenswaarde als ze de emissies afvoeren door een adsorptiemedium en filtrerende afscheider, die:
- goed zijn gedimensioneerd
- in een goede staat van onderhoud verkeren
- periodiek worden gecontroleerd
- zo vaak als nodig worden schoongemaakt en vervangen
Er zijn diverse emissiebeperkende technieken beschikbaar om kwik uit de rookgassen te verwijderen. De belangrijkste zijn de systemen die werken door adsorptie van het kwik aan actief kool of cokes. Het crematorium kan de adsorbens als poeder injecteren in de rookgassen. Daarna wordt dit afgevangen door een stoffilter (meestroomfilter). Het is ook mogelijk de rookgassen door een laag van het adsorbens te leiden (vastbedfilter).
Dioxinen en furanen
Dioxinen en furanen zijn zeer zorgwekkende stoffen. De nabehandelingsinstallatie moet zodanig zijn ontworpen, gedimensioneerd, in gebruik en onderhouden dat ook deze emissies worden voorkomen of geminimaliseerd. Het bevoegd gezag kan het crematorium vragen om aan de hand van leveranciersgegevens aan te tonen dat hiermee rekening is gehouden.
Stof
In artikel 4.118a van het Activiteitenbesluit staat een emissiegrenswaarde voor stof. Deze emissiegrenswaarde geldt alleen voor dierencrematoria. Dit is nodig omdat de emissiegrenswaarde voor kwik en de nageschakelde technieken niet gelden voor dierencrematoria.
De emissiegrenswaarde voor stof is maximaal:
- 5 mg/Nm3 bij een grensmassastroom ≥ 200 g/u
- 50 mg/Nm3 bij een grensmassastroom < 200 g/u
De sommatiemethode is van toepassing.
Als het bedrijf de emissies afzuigt en leidt door een doelmatige filtrerende afscheider voldoet het bedrijf aan de emissiegrenswaarde van het Activiteitenbesluit. Dit is een erkende maatregel. De filtrerende afscheider:
- is goed gedimensioneerd
- verkeert in een goede staat van onderhoud
- wordt periodiek gecontroleerd
- wordt zo vaak als nodig schoongemaakt en vervangen
De eisen zijn niet van toepassing als de activiteit in de buitenlucht mag plaatsvinden.
Erkende maatregelen
Het uitgangspunt is dat het bedrijf met het nemen van de erkende maatregelen uit de Activiteitenregeling voldoet aan de emissiegrenswaarden uit het Activiteitenbesluit. De toezichthouder controleert in dat geval op de aanwezigheid en goede werking van de erkende maatregel.
Heeft het bedrijf de erkende maatregelen niet of onvoldoende uitgevoerd, dan toont het bedrijf aan:
- dat de emissie de emissiegrenswaarde niet overschrijdt
- of dat de emissie niet relevant is
Aantonen kan bijvoorbeeld met metingen of berekeningen. De aantoonplicht volgt uit artikel 2.8 lid 1b van het Activiteitenbesluit. Zie ook de informatie op de pagina Toezicht bij hoofdstuk 3 en 4 activiteiten.
Het bevoegd gezag heeft de mogelijkheid bij maatwerk eisen te stellen aan de controle en onderhoud van de emissiebeperkende techniek of aan de controle van de emissies. Dit volgt uit artikel 2.7 lid 8 en 9 van het Activiteitenbesluit.