Lozen bij gesloten bodemenergiesystemen
Samenstelling te lozen afvalwater
Bij het boren van de gaten wordt oppervlaktewater en drinkwater gebruikt. Hier worden boorspoeladditieven, als bentoniet en polymeren, aan toegevoegd. Bentoniet is een soort klei, dus inert, maar zeer fijn waardoor het slecht bezinkt. Bij lozen in oppervlaktewater kan het een troebeling veroorzaken. De polymeren zijn goed biologisch afbreekbaar. Daarom hebben ze wel een zuurstofverbruik (CZV), maar verder geen nadelige gevolgen voor het milieu. Tijdens het boren kan zich ook grondwater bij het boorspoelwater voegen.
Het afvalwater is dus in beginsel relatief schoon water. In sommige gevallen bevat het aanwezige grondwater verontreinigingen die beperking leggen op de lozing.
- In bepaalde regio's heeft het grondwater een hoog zoutgehalte, bevat het arseen, sulfaat of andere stoffen in verhoogde concentraties.
- Er zijn ook situaties dat het grondwater verontreinigd is door menselijke activiteiten. En waarbij deze locatie (nog) niet is aangewezen als een saneringslocatie.
Voor deze twee situaties biedt de handreiking BOEG (Bodemenergiesystemen en grondwaterverontreiniging) (pdf, 6.3 MB) uitkomst.
Het afvalwater bestaat hoofdzakelijk uit grondwater. Toch is hier geen sprake van het lozen van grondwater bij ontwatering, waarvoor het Activiteitenbesluit en het Besluit lozen buiten inrichtingen ook algemene regels kennen (in beide besluiten artikel 3.2).
Algemene regels voor de lozingsroute
Vindplaats
Besluit lozen buiten inrichtingen Hoofdstuk 3a. Algemene regels ten aanzien van bodemenergiesystemen; Artikel 3a.2
Activiteitenbesluit § 3.2.8. Installeren en in werking hebben van een gesloten bodemenergiesysteem; Artikel 3.16h.
De activiteit is geregeld in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit. Daarom gelden de voorschriften voor type B- en type C-bedrijven. Een inrichting type B en een inrichting type C moeten de activiteit melden.
Voorschriften bij lozingsroute bodem
- Lozen van spoelwater dat bij het boren voor een gesloten bodemenergiesysteem vrijkomt, is toegestaan in of op de bodem (Artikel 3.16h) .
OBM
Een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) is nodig (artikel 2.2b besluit omgevingsrecht), bij een gesloten bodemenergiesysteem met een bodemzijdig vermogen van:
- 70 kW of meer,
- minder dan 70 kW dat is gelegen binnen een interferentiegebied.
De omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) is een simpele vergunning. Voor de OBM-plichtige activiteit staan voorschriften in het Activiteitenbesluit.
OBM’s zijn verplicht voor bepaalde activiteiten die niet zomaar onder de regels van het Activiteitenbesluit kunnen vallen zonder voorafgaande toets. Die toets kan gaan over bijvoorbeeld lokale hinder (geluid, geur, luchtkwaliteit) en doelmatig beheer van afvalstoffen.
De OBM-plicht geldt meestal voor inrichtingen type B. Soms heeft een inrichting type C ook een OBM nodig naast de omgevingsvergunning milieu.
De Activiteitenbesluit Internet Module (AIM) geeft aan of een OBM nodig is. Het bedrijf kan de OBM aanvragen met het Omgevingsloket online.
Meer informatie
Als het bodemenergiesysteem een zodanige interferentie veroorzaakt met een ander bodemenergiesysteem dat het doelmatig functioneren schaad, kan de OBM worden geweigerd. Dit doelmatig functioneren geldt voor een van de desbetreffende systemen. Ook kan er op een nadere manier sprake is van een ondoelmatig gebruik van bodemenergie. Ook dan kan het bevoegde gezag de OBM weigeren.
Aanverwante wetgeving
Daarnaast kan er nog wel andere regelgeving van toepassing zijn, die bovenop de algemene regels gelden. Denk daarbij aan de Provinciale Milieuverordening (PMV). Daarin kan een bijzonder beschermingsniveau voor het grondwater worden gesteld. Andere mogelijkheden zijn regels voor archeologie (bestemmingsplan), Besluit bodemkwaliteit. Het is ook mogelijk dat in het kader van de drinkwaterwinning er regels gelden.