Lozingsvoorschriften koelwater
Onder de activiteit 'Lozen van koelwater' verstaat men meestal het lozen van koelwater uit doorstroomsystemen. Koelwater kan ook uit andere soorten systemen komen. Bedrijven gebruiken oppervlaktewater soms in grote hoeveelheden als koelwater. Na gebruik loost men het verwarmde water vervolgens weer in oppervlaktewater. Deze paragraaf is ook van toepassing op de activiteit natte koeltorens (Activiteitenbesluit § 3.2.5 ).
Bij de beoordeling van warmtelozingen maakt men een afweging tussen de eigenschappen van de lozing en de effecten in het oppervlaktewater waarop men loost. Warmtelozingen kleiner dan 50 MW worden geregeld met het Activiteitenbesluit. Lozingen van koelwater met een grotere warmtevracht zijn vergunningplichtig.
Spui lozingen van koelwater uit gesloten koelsystemen vallen buiten deze paragraaf van het Activiteitenbesluit.
Vindplaats
De voorschriften voor het lozen van koelwater staan in § 3.1.5, artikel 3.6 van het Activiteitenbesluit (Ab). In de oorspronkelijke tekst van het Activiteitenbesluit heeft men een nota van toelichting (pdf, 6.7 kB) opgenomen. Het overgangsrecht voor het lozen van koelwater is inmiddels verlopen en daarom niet meer opgenomen.
De activiteit is geregeld in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit. Daarom gelden de voorschriften voor type B- en type C-bedrijven. Een inrichting type B en een inrichting type C moeten de activiteit melden.
Verboden en voorwaarden
Oppervlaktewater of hemelwaterriool
Volgens het activiteitenbesluit mag koelwater in oppervlakte water geloosd worden als de warmtevracht niet meer bedraagt dan:
- 1 MW (1000 kJ/s) in aangewezen oppervlaktewateren
- 0,01 MW (10 kJ/s) in de niet aangewezen wateren (kwetsbaar)
en er geen chemicaliën zijn toegevoegd.
Er is maatwerk mogelijk om koelwater met een hogere of lagere warmtevracht toe te staan. Koelwaterlozing waaraan men in beperkte mate chemicaliën toegevoegd mag men alleen lozen met maatwerkvoorschrift.
Als de warmtevracht van het koelwater groter is dan 50 MW (50.000 kJ/s) dan is een watervergunning nodig bij lozing op oppervlaktewater. Bij lozing op het riool is dan een omgevingsvergunning nodig.
Deze werkingssfeer van de paragraaf van het activiteitenbesluit gaat over koelwater met een bepaalde warmtevracht en eventuele toevoeging van chemicaliën . Of er met een doorstroominstallatie of op andere manier gekoeld wordt is niet uitgesloten. Bij gesloten koelwatersystemen is er vaak spuiwater wat ontstaat bij reininging van deze systemen, dat water valt niet onder deze paragraaf.
Er zijn ook mogelijkheden om de warmte uit koelwater nuttig te (her)gebruiken.
Berekening warmtevracht
De warmtevracht moet men berekenen volgens artikel 3.6 lid 3 Ab. De systematiek gaat uit van de warmtevracht (product van debiet en temperatuurverschil) uitgedrukt in Megawatt (= MJ/s). De warmtecapaciteit van het koelwater stelt men hierbij gelijk aan 4.190 Kilojoule per kubieke meter per graad temperatuursverhoging.
Doel is dat het ontvangende oppervlaktewater niet wordt opgewarmd boven de 25 graden. De systematiek en de beoordelingscriteria voor het maatwerk voor de warmtevracht staan beschreven in het CIW-document: Beoordelingssystematiek warmtelozingen (pdf, 2.6 MB). Dit document heeft men in de Mor (Ministeriële Regeling Omgevingsrecht) aangewezen als Beste Beschikbare technieken (BBT)-document. In het CIW-document zijn als toetsingscriteria uitgewerkt:
- de relatieve onttrekking van het koelwater
- de grootte van de mengzone bij het lozingspunt en
- de opwarming van het ontvangende watersysteem
Bij het gebruik van het CIW-rapport beoordeeld men de lozing in eerste instantie op basis van een quick scan. Deze quick scan is een op eenvoudige berekening waarmee de maximaal toegestane warmtevracht wordt berekend. Een bedrijf mag een nauwkeuriger maar meer complexe 3-D berekening laten uitvoeren als de quick scan aanleiding een overschrijding van de waterkwaliteitsdoelstellingen geeft. Artikel 3.6, lid 7 Ab, biedt ook de mogelijkheid om de warmtevracht op andere wijze aannemelijk te maken.
Bij de berekeningen gebruikt men ook de temperatuur van het ontvangende oppervlaktewater. Dat houdt in dat een bepaald temperatuurverschil acceptabel moet zijn. Soms moeten er maatregelen genomen worden omdat de warmtevracht per seizoen kan veranderen. Men moet dan bijvoorbeeld een een tussen koeling of buffer toepassen.
Vuilwaterriool
Lozen in een vuilwaterriool mag alleen als lozen op oppervlaktewater en of schoonwater-riool redelijkerwijs niet mogelijk is. Hiervoor is geen maatwerkbesluit nodig. Wel is overleg met de gemeente nodig omdat de capaciteit van het vuilwaterriool voldoende moet zijn.
Maatwerk
Warmtevracht
Als het ontvangende oppervlaktewater het toestaat kan de grens van 1 of 0,01 MW opgehoogd worden met door het toepassen van maatwerk. Voor de bescherming van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater kan men met maatwerk ook een lagere warmtevracht eisen.
Chemicaliën toevoegen
Er kan maatwerk worden verleend voor het toevoegen van chemicaliën aan het koelwater. Hierbij moet men eerst een afweging maken over de toelaatbaarheid van de chemicaliën in het ontvangende oppervlaktewater. Let daarbij ook op de relatie met artikel 1.3b van het activiteitenbesluit.
Deze voorwaarden gelden ook voor het lozen via het hemelwaterriool.
Controleaspecten
- Volgt men de voorkeursroute? Lozen in het vuilwaterriool is alleen toegestaan als lozen in oppervlaktewater of een hemelwaterriool redelijkerwijs niet mogelijk is.
- Om de warmtevracht te bepalen moet men zowel het debiet als de temperatuur van het koelwater meten.
- Voldoet de lozing, gezien de warmtevracht, aan de voorwaarden van het besluit?
- Is er maatwerk verleend voor het gebruik van chemicaliën? Beperkt men dit inderdaad tot een minimum?