Samenvatting brancheinformatie woon- en verblijfsgebouwen
Sommige woon- en verblijfsgebouwen voldoen aan het begrip "inrichting" in de Wet milieubeheer. Deze gebouwen vallen daarmee onder het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling. In de meeste gevallen hebben ze geen omgevingsvergunning milieu, omgevingsvergunning beperkte milieutoets of watervergunning nodig.
Welke bedrijven
Onder woon- en verblijfsgebouwen valt een brede groep gebouwen. Denk bijvoorbeeld aan stationsgebouwen, banken, kerken, scholen en brandweerkazernes. Hotels vallen onder de branche horeca.
Welke activiteiten
Veelvoorkomende activiteiten binnen deze branche zijn:
- Bereiden van voedingsmiddelen
- Koelinstallatie
- Stookinstallatie
- Natte koeltoren
Welke milieuthema's
Belangrijke milieuthema's voor deze branche zijn energie, lucht, geur en lozingen.
Melding
Het merendeel van de woon- en verblijfsgebouwen belast het milieu niet of nauwelijks. Voorbeelden zijn kantoren en een groot deel van de scholen en zorginstellingen. Deze bedrijven zijn type A-inrichtingen in de zin van het Activiteitenbesluit. Ze hebben daarom geen meldingsplicht. Ze moeten wel aan de voor hen geldende eisen van het Activiteitenbesluit voldoen.
Bepaalde activiteiten kunnen een woon- of verblijfsgebouw wel meldingsplichtig maken (type B-inrichting). Denk aan opslag van gevaarlijke stoffen of het bereiden van voedingsmiddelen met keukenapparatuur.
De eigenaar of bedrijfsleider van een meldingsplichtig gebouw moet vier weken voor het starten of veranderen van activiteiten een melding Activiteitenbesluit doen bij het bevoegd gezag. Bij verandering moet de eigenaar of bedrijfsleider alleen melden als door de verandering een afwijking ontstaat van eerder verstrekte gegevens.
De melding Activiteitenbesluit kan online met de Activiteitenbesluit Internet Module (AIM, https://www.aimonline.nl/ ).
Omgevingsvergunning milieu, omgevingsvergunning beperkte milieutoets en watervergunning
Een typisch woon- of verblijfgebouw heeft geen omgevingsvergunning milieu, omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) of watervergunning nodig.
Voor sommige minder gebruikelijke activiteiten kan wel een vergunning nodig zijn. Als een eigenaar voor de warmtevoorziening van het gebouw bijvoorbeeld een bodemenergiesysteem gaat installeren, dan kan een omgevingsvergunning beperkte milieutoets of een watervergunning nodig zijn.
De AIM geeft aan of een omgevingsvergunning milieu, OBM of watervergunning nodig is.
Activiteiten en maatregelen
Per activiteit zijn voorschriften in het Activiteitenbesluit en maatregelen in de Activiteitenregeling opgenomen. Daarnaast gelden ook algemene voorschriften en maatregelen voor geluid en energie die niet activiteitgebonden maar op het hele bedrijf van toepassing zijn.
De voorschriften en maatregelen voor energie en de kenmerkende activiteiten binnen deze branche staan hieronder kort toegelicht. De website van InfoMil geeft uitgebreide informatie over de voorschriften en maatregelen voor de verschillende activiteiten.
Energiebesparende maatregelen
In het Activiteitenbesluit staat dat de ondernemer alle energiebesparende maatregelen moet nemen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder.
Een overzicht van rendabele maatregelen vindt u op de website van InfoMil in de databank Energiebesparing en Winst.
De verplichting geldt niet voor bedrijven die jaarlijks minder dan 50.000 kWh elektriciteit én 25.000 m3 aardgas verbruiken.
Het bevoegd gezag kan een energiebesparingsonderzoek verlangen als:
- het bedrijf jaarlijks meer dan 200.000 kWh elektriciteit óf 75.000 m3 aardgas verbruikt én
- het bevoegd gezag aannemelijk maakt dat niet alle ‘verplichte‘ energiebesparende maatregelen in de inrichting zijn getroffen.
Uit het energiebesparingsonderzoek kan blijken dat het bedrijf niet alle verplichte energiebesparende maatregelen heeft genomen. In dat geval moet het bedrijf deze maatregelen alsnog nemen binnen een door het bevoegd gezag te bepalen (redelijke) termijn.
Bereiden van voedingsmiddelen
Vetafscheider
Als men binnen het gebouw voedingsmiddelen bereidt en daarbij vethoudend afvalwater vrijkomt, moet men een vetafscheider met slibvangput plaatsen. Dit is niet zo in de volgende gevallen:
- De gemeente mag met een maatwerkvoorschrift ontheffing van deze verplichting verlenen. Bijvoorbeeld wanneer het bereiden van voedingsmiddelen binnen een bedrijf weinig voorkomt of het afvalwater geen of nauwelijks vet bevat.
- Voor bedrijven zonder vetafscheider die vroeger vielen onder een andere 8.40-AMvB, zoals het Besluit woon- en verblijfsgebouwen, is er automatisch een maatwerkvoorschrift dat lozen zonder vetafscheider toestaat.
De vetafscheider moet groot genoeg zijn om het vet te verwerken. Ook moet de ondernemer hem goed onderhouden. Het bedrijf moet de vetafscheider ten minste elke maand en bij voorkeur elke veertien dagen legen, reinigen en met schoon water hervullen. Dit staat in de NEN-EN 1825. Het Activiteitenbesluit staat een lagere frequentie toe, op voorwaarde dat daarmee de goede werking van de vetafscheider niet in gevaar komt.
Voor een slibvangput en vetafscheider die zijn geplaatst voor 1 januari 2008 geldt niet NEN-EN 1825 maar NEN 7087. In NEN 7087 is geen frequentie voor het legen en reinigen opgenomen. Meestal is het legen van een vetafscheider noodzakelijk als het volume van de slibvangput voor meer dan 50% is gevuld of als de vetopslagruimte voor 80% is gevuld. Bij vetafscheiders die voldoen aan de oude NEN 7087 komt dit overeen met een vetlaagdikte van 16 centimeter.
De ondernemer moet ook preventieve maatregelen treffen, zoals:
- het zorgvuldig gebruik van reinigingsmiddelen
- het zoveel mogelijk droog van het servies verwijderen van maaltijdrestanten.
Lozen op vuilwaterriool
De ondernemer moet afvalwater dat vrijkomt bij het bereiden van voedingsmiddelen en daarmee samenhangende activiteiten, zoals afwassen, lozen op het vuilwaterriool. Lozen op de bodem of oppervlaktewater is alleen toegestaan onder 2 voorwaarden: Lozing van het afvalwater samen met huishoudelijk afvalwater en via een voor het zuiveren van dit afvalwater geschikte zuiveringsinstallatie.
Voedselrestvermaler niet toegestaan
Het bedrijf mag geen voedselrestvermaler in de afvoer gebruiken.
Geur
Het bedrijf heeft bij oprichting of wijziging van zijn activiteit de keuze uit:
- een afvoerpijp 2 meter bovendaks binnen 25 meter
- een doelmatige ontgeuringsinstallatie
Deze eisen gelden niet als het bedrijf zich bevindt op een gezoneerd industrieterrein of op een bedrijventerrein met minder dan één gevoelig gebouw per hectare.
Grootkeukens die grillen, frituren of bakken in olie of vet, moeten de hierbij vrijkomende dampen afzuigen. Bovendien moet het bedrijf de afgezogen dampen via een doelmatig verwisselbaar of reinigbaar vetvangend filter afvoeren naar de buitenlucht. Dit geldt niet voor het grillen met houtskool.
Mogelijk voldoet een bedrijf aan de hierboven genoemde eisen maar is er toch sprake van onaanvaardbare geurhinder. In dat geval kan het bevoegd gezag via een maatwerkbesluit aanvullende eisen stellen. Deze eisen kunnen te maken hebben met:
- de uitvoering en het onderhoud van een ontgeuringsinstallatie
- de plaatsing van de afvoerpijp
- het voorkomen van diffuse emissies
- het beperken van incidentele geurpieken tot bepaalde tijdstippen
Een bedrijf kan al bestaan voordat de voorschriften van het Activiteitenbesluit voor dit bedrijf van toepassing werden. In dat geval geldt het geurvoorschrift (afvoerpijp of doelmatige ontgeuringsinstallatie) niet. Wel kan het bevoegd gezag ook aan deze bedrijven aanvullend maatwerk stellen bij onaanvaardbare geurhinder. Ook kan het bevoegd gezag het geurvoorschrift (afvoerpijp of doelmatige ontgeuringsinstallatie) alsnog van toepassing verklaren. Hiervoor moet er sprake zijn van een overschrijding van het aanvaardbaar hinderniveau.
Stook- en verwarmingsinstallaties
In stookinstallaties met een nominaal vermogen tot 20 kW zijn alle brandstoffen toegestaan zonder dat een vergunning nodig is. Boven 20 kW zijn zonder vergunning alleen vloeibare en gasvormige standaardbrandstoffen, biomassa en houtpellets toegestaan. Als men andere brandstoffen of afval verstookt, is de inrichting vergunningplichtig.
Stookinstallaties moeten voldoen aan de emissie-eisen van het Activiteitenbesluit. Bij aankoop van een standaard stookinstallatie zal dit geen probleem zijn.
Stookinstallaties die onder het Activiteitenbesluit vallen moeten gekeurd worden. Het doel van de keuring is borging van veilig functioneren, optimale verbranding en energiezuinigheid van de installatie. Alleen een persoon die SCIOS-gecertificeerd is of kwaliteit levert die daaraan gelijkwaardig is mag de keuring uitvoeren.
In de tabel hieronder staat een overzicht van de verplichte keuringen.
Nominaal vermogen stookinstallatie |
Keuringsfrequentie | |
---|---|---|
gasgestookt | niet gasgestookt | |
< 20 kW |
geen | geen |
< 100 kW |
geen | eenmaal per vier jaar |
> 100 kW |
eenmaal per vier jaar |
eenmaal per twee jaar |
Keuring bij ingebruikname is niet verplicht. Onderhoud is alleen verplicht als uit de keuring blijkt dat onderhoud nodig is.
Warmtekrachtinstallaties
Gasgestookte warmtekrachtinstallaties (WKK) van meer dan 100 kilowatt moeten een rendement hebben van ten minste 65%. Ze mogen zo min mogelijk warmte ongebruikt aan de omgeving afgeven. Hieronder valt ook de warmte die de noodkoeler afgeeft.
Natte koeltorens
Bedrijven waar een natte koeltoren aanwezig is, moeten beschikken over een risicoanalyse en een legionellabeheersplan. Voor natte koeltorens gelden ook eisen volgens de Arbo-regelgeving. De eisen in het Activiteitenbesluit sluiten hier zoveel mogelijk op aan.
Brandblusmiddelen
De eisen aan brandblusmiddelen staan niet in het Activiteitenbesluit, maar in het Bouwbesluit. De frequentie van de controle en onderhoud van brandblusmiddelen is ten minste eenmaal per twee jaar.
Opslaan van afvalstoffen
De ondernemer moet afvalstoffen gescheiden houden en gescheiden afgeven. Dat hoeft alleen niet als men dit redelijkerwijs niet kan vragen van de ondernemer. In het Landelijk Afvalbeheersplan (LAP) staat wanneer gescheiden inzameling redelijk is. Kijk voor meer informatie op de website van LAP3 (www.lap3.nl ).
Nadere eisen Besluit woon- en verblijfsgebouwen
Nadere eisen die het bevoegd gezag bij bestaande gebouwen heeft opgelegd onder het vervallen Besluit woon- en verblijfsgebouwen gelden nog steeds. Ze zijn omgezet in maatwerkvoorschriften voor onbepaalde tijd. Een voorwaarde hierbij is dat het Activiteitenbesluit voor die bepaalde activiteit de ruimte biedt om maatwerkvoorschriften te stellen.
Meer informatie
Op de website van InfoMil staat uitgebreide informatie over woon- en verblijfsgebouwen. Overheden kunnen met hun vragen terecht bij de helpdesk van InfoMil. Bedrijven kunnen vragen stellen aan Antwoord voor bedrijven.