Lozen in het Activiteitenbesluit
Het Activiteitenbesluit is gebaseerd op de Wet milieubeheer (Wm) en de Waterwet. Door het activiteitenbesluit is de regulering van afvalwaterlozingen drastisch gestroomlijnd. Lozingen vanuit een inrichting worden in beginsel met het Activiteitenbesluit geregeld.
Bij een aantal lozingen op oppervlaktewater heft het activiteitenbesluit de vergunningplicht voor een watervergunning op. Bij andere lozingen op oppervlaktewater is een watervergunning voor lozingen nodig.
Met het Activiteitenbesluit zijn de regels voor afvalwaterlozingen samengebracht met andere milieuaspecten van een activiteit. Voor type C bedrijven worden sommige lozingen in de omgevingsvergunning gereguleerd.
Inrichtingen
Algemeen
In het Activiteitenbesluit staan milieuregels, vooral voor bedrijven. Alle bedrijven in Nederland vallen onder het Activiteitenbesluit, behalve als ze geen 'inrichting' zijn.
Veel van de voorschriften van het Activiteitenbesluit zijn verder uitgewerkt in de Activiteitenregeling.
In het Activiteitenbesluit staan regels per soort milieubelastende activiteit (bijvoorbeeld metaalbewerking) en per soort milieubelasting (bijvoorbeeld geluid).
Soms is het mogelijk om met 'maatwerkvoorschriften' af te wijken van de regels van het Activiteitenbesluit.
Het Activiteitenbesluit kent verschillende regels voor verschillende typen inrichting. Het Activiteitenbesluit maakt een onderscheid tussen inrichting type A, B en C.
Een bedrijf dat onder het Activiteitenbesluit valt moet soms een melding doen als het begint of verandert.
Een bedrijf kan met de Activiteitenbesluit Internet Module (AIM) nagaan welke voorschriften het Activiteitenbesluit stelt aan zijn activiteiten.
Meer informatie:
Lozingsroutes
Lozen vanuit een inrichting kan via verschillende routes. Men kan lozen op:
Een lozing op vuilwaterriool is in principe toegestaan als voldaan wordt aan de zorgplicht en de specifieke voorschriften, zoals bijvoorbeeld een olieafscheider. Bij sommige activiteiten wordt deze lozing verboden.
Voor een lozing op een RWZI is een watervergunning nodig. Het activiteitenbesluit heft de vergunningplicht voor een aantal activiteiten op. De lozing is dan gereguleerd als een lozing op vuilwaterriool.
Een lozing op de bodem is in principe verboden, zie artikel 2.2. Bij een aantal activiteiten wordt dit verbod opgeheven.
Een lozing op het schoonwaterriool, een ander riool dan een vuilwaterriool is in principe verboden. Bij een aantal activiteiten zoals het lozen van grondwater wordt dit verbod opgeheven.
Voor lozen in het oppervlaktewater geldt een iets afwijkende systematiek. Voor een aantal activiteiten zijn de lozingen in het oppervlaktewater geregeld in het besluit, de vergunningplicht op grond van de waterwet is voor die lozingen opgeheven.
Als voor een activiteit de lozing in het oppervlaktewater niet is geregeld in het Activiteitenbesluit (zie artikel 1.6, eerste lid) dan geldt de vergunningplicht op grond van artikel 6.2 van de Waterwet.
Inrichtingen type A, B en C
Het Activiteitenbesluit kent 3 soorten inrichtingen: type A, B en C.
- Welke inrichtingen type A zijn staat in artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit..
- Alle inrichtingen die niet type A of C zijn, zijn type B.
- Alle inrichtingen die een omgevingsvergunning milieu moeten hebben, zijn type C.
Met de Activiteitenbesluit internet module (AIM) bepaalt u om welk type inrichting het gaat. De verschillen tussen inrichtingen type A, B en C zijn als volgt:
Type A
Inrichtingen type A zijn inrichtingen die minder milieubelastende activiteiten uitvoeren, zoals veel kantoor- en schoolgebouwen. Ze hoeven bij de oprichting of een wijziging geen melding te doen aan het bevoegd gezag. Ook hebben ze geen omgevingsvergunning milieu nodig. Ze vallen volledig onder het Activiteitenbesluit. Los van het Activiteitenbesluit kunnen ook andere milieuregels gelden.
Type B
Inrichtingen type B zijn inrichtingen die bij de oprichting of een wijziging een melding moeten doen aan het bevoegd gezag. Ze hebben geen omgevingsvergunning milieu nodig. Soms hebben ze een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) nodig. Ze vallen volledig onder het Activiteitenbesluit. Los van het Activiteitenbesluit kunnen ook andere milieuregels gelden. Voorbeelden van type B inrichtingen zijn garagebedrijven, metaalbewerkende bedrijven en jachthavens.
Type C
Inrichtingen type C zijn inrichtingen die een omgevingsvergunning milieu nodig hebben. Ze moeten een melding Activiteitenbesluit doen voor activiteiten waarop hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit van toepassing is. Voor die activiteiten hoeven dan geen voorschriften in de vergunning te staan. Soms hebben inrichtingen type C ook een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) nodig.
Alleen een gedeelte van het Activiteitenbesluit is van toepassing op inrichtingen type C. De rest van de milieuregels staat in de omgevingsvergunning van het bedrijf. Los van het Activiteitenbesluit en de omgevingsvergunning kunnen ook andere milieuregels gelden.
Meer informatie geven de schema's met toelichtingen op de pagina Typen inrichtingen Activiteitenbesluit.
Overgangsregeling
Onder de Wvo, dus voor 22 december 2009, werden lozingen in het oppervlaktewater onder het Activiteitenbesluit met een maatwerkvoorschrift gereguleerd. (artikel 2.2, derde lid Ab).
Met artikel XXXIII van het Invoeringsbesluit Waterwet worden de bestaande maatwerkvoorschriften die zijn afgegeven vóór 22 december 2009, omgezet in een Watervergunning.
Verschillen ten opzichte van voorgaande 8.40 besluiten
Een aantal zaken is in het Activiteitenbesluit niet meer expliciet geregeld. Dat betreft zaken als de goede toegankelijkheid van installaties en monsternamepunten, een goed onderhoud van installaties en apparatuur en allerlei detailzaken in verband met morsingen en dergelijke.
Bij verschillende voorschriften is de volgende bepaling opgenomen: "Voorafgaand aan vermenging met ander afvalwater dient het afvalwater op een doelmatige wijze te kunnen worden bemonsterd." Daarbij wordt ervan uitgegaan het duidelijk is dat voor een doelmatige wijze van bemonstering het monsternamepunt goed toegankelijk is en in goede staat verkeert.
In het besluit is niet meer opgenomen dat gemorste olie met een geschikt absorptiemiddel verwijderd moet worden en dat stoffer en blik hiervoor niet geschikt zijn.
Mocht dit soort aspecten bij een bepaald bedrijf herhaaldelijk tot problemen leiden dan kan het vanuit het oogpunt van handhaving wenselijk zijn die zaken voor dat bedrijf concreet in een maatwerkvoorschrift vast te leggen. Bijvoorbeeld met een maatwerkvoorschrift op grond van het derde lid van artikel 2.1 (zorgplicht).
Blijkt bijvoorbeeld bij een bedrijf dat het onderhoud van de vetafscheider stelselmatig aantoonbaar in gebreke blijft, waardoor problemen in de riolering ontstaan, dan kan met het maatwerkvoorschrift op grond van het derde lid van artikel 2.1 (zorgplicht) een onderhoudsregime worden voorgeschreven. Op dit maatwerkvoorschrift kan in het algemeen beter gehandhaafd worden dan op grond van een algemeen geformuleerde zorgplichtbepaling.