Bodembeschermende voorzieningen
Bodembeschermende voorzieningen zijn constructies met als doel het doordringen van bodembedreigende stoffen naar de bodem tegen te gaan. Deze voorzieningen moeten altijd in combinatie met de daarbij behorende maatregelen worden toegepast. In zijn algemeenheid wordt gesteld dat bij ‘zware' voorzieningen ‘lichte' maatregelen voldoende zijn en bij ‘lichte' voorzieningen ‘zware' maatregelen nodig zijn. Zo is een ‘zware' voorziening als een vloeistofdichte vloer relatief duur, maar vergt veel minder maatregelen, in de zin van incidentenmanagement, dan bijvoorbeeld een vloeistofkerende vloer.
De NRB 2012 geeft in deel 3 bijlage 1 Bodemrisicochecklist (BRCL) aan in welke BRCL-categorie een activiteit of bedrijfsproces valt en welke bodembeschermende voorzieningen daarbij horen volgens de best bestaande technieken (BBT) om een verwaarloosbaar bodemrisico te realiseren.
Onder bodembeschermende voorzieningen verstaan we onder andere:
- vloeistofdichte vloeren en verhardingen
- vloeistofkerende vloeren
- lekbakken
- opvangbassins
De voorzieningen moeten zo zijn uitgevoerd dat het morsen/lekken (spills) van bodembedreigende vloeistoffen effectief wordt opgevangen en opgeruimd. Brandbare vloeistoffen moeten direct worden opgeruimd.
Verder moet de voorziening bestand zijn tegen de inwerking van de stof en genoeg opvangcapaciteit bieden. Er mag geen regen in terecht komen. De voorziening moet dus voorzien zijn van een deksel of afdak of er moet vaak op regenwater gecontroleerd worden, waarna dat verwijderd wordt.
Inspectie van vloeistofdichte vloeren en verhardingen en bodemonderzoeken mogen alleen worden uitgevoerd door een op grond van het Besluit bodemkwaliteit erkende persoon of instantie. Hetzelfde geldt voor de aanleg van vloeistofdichte vloeren en voorzieningen bij tankplaatsen.