Overzicht OBM houden van meerdere diersoorten binnen een inrichting

Onderstaande tabel geeft aan wanneer voor deze activiteit een Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets (OBM) nodig is en welke bijzonderheden voor deze OBM gelden.

Zie ook: de uitgebreide pagina's over de OBM voor veehouderijen.

Juridisch overzicht Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM)

Meerdere diersoorten

Aangewezen activiteit

In gevallen waarin binnen de inrichting landbouwhuisdieren van meer dan een hoofdcategorie als bedoeld in de regeling volgens de Wav worden gehouden: het oprichten of wijzigen van een dierenverblijf voor het houden van of het uitbreiden van het aantal van ten minste (art. 2.2a, lid 4, onder a, sub 4°, Bor):

  • 1.500 stuks pluimvee behorend tot de diercategorieën E1 tot en met E5, F1 tot en met F4, G1, G2 en J1.
  • 500 gespeende biggen behorend tot de diercategorie D.1.1.
  • 500 landbouwhuisdieren anders dan pluimvee en gespeende biggen.
Ondergrens
  • 1.500 stuks pluimvee behorend tot de diercategorieën E1 tot en met E5, F1 tot en met F4, G1, G2 en J1.
  • 500 gespeende biggen behorend tot de diercategorie D.1.1.
  • 500 landbouwhuisdieren anders dan pluimvee en gespeende biggen.
Bovengrens Geen.
Uitzondering
  • De OBM is niet vereist als het gaat om een inrichting type C.
  • De OBM is niet vereist als de activiteit deel uitmaakt van een IPPC-installatie.
Weigeringsgronden De activiteit leidt tot overschrijding van de grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM10), bedoeld in bijlage 2, voorschrift 4.1, van de Wet milieubeheer, voor zover de verplichting tot het in acht nemen daarvan is vastgelegd bij of krachtens artikel 5.16 van die wet (5.13b, lid 6, Bor).
Op welk moment is de OBM nodig? Bij oprichting of wijziging van het dierenverblijf of het uitbreiden van de hoeveelheid dieren.
Lex silencio van toepassing? Nee.
Relatie met Bijlage I Zie categorie 8.3 van Bijlage I.