Vervallen bepalingen Besluit opslag- en transportbedrijven

Bepalingen niet opgenomen in het Activiteitenbesluit

Per 1 januari 2008 is, met het in werking treden van het Activiteitenbesluit, deze AMvB ingetrokken.

Enkele bepalingen van deze AMvB zijn niet opgenomen in het Activiteitenbesluit. Dit sluit niet uit dat op grond van andere regelgeving, zoals Bouw- of Arbo-regelgeving, deze onderwerpen nog wel gereguleerd zijn. Welke bepalingen zijn vervallen, en wat de reden hiervan is, is hieronder aangegeven. Het overzicht van de vervallen bepalingen is niet uitputtend.

Artikel 3

1. Dit besluit is niet van toepassing op een inrichting als bedoeld in artikel 2, indien in de inrichting:
(...)
n. meer dan in totaal 30 000 kg aan gevaarlijke stoffen en brandbare vloeistoffen in emballage als bedoeld in de voorschriften 2.1.4, 2.2.6 en 2.2.8 worden opgeslagen, niet zijnde gassen of gasmengsels in gasflessen of binnen één van de vormen van opslag als bedoeld in de voorschriften 2.1.4, 2.2.6 en 2.2.8 meer dan 10 000 kg wordt opgeslagen.

Vervallen: de grens van 30.000 kg per inrichting. Er zijn nu maxima gesteld aan de hoeveelheid per ruimte.

Bijlage: voorschrift 1.3.10

Aan voorschrift 1.3.8 wordt ten aanzien van het in een openbaar riool brengen van plantaardige of dierlijke oliën of vetten in elk geval voldaan, indien: (...)

b. de concentratie aan plantaardige of dierlijke oliën of vetten in het bedrijfsafvalwater, afkomstig uit een ruimte voor het vervaardigen,bewerken of verwerken van voedingsmiddelen, voor vermenging met bedrijfsafvalwater, afkomstig uit andere ruimten, niet hoger is dan 300 mg/liter in enig monster, bepaald volgens NEN 6671, uitgave 1994, dan wel NEN 6672, uitgave 1994.

Vervallen: criterium van 300 mg/l vet. Afgelopen jaren is gebleken dat dit een lastig te bepalen eenheid is met grote variaties in direct opeenvolgende metingen. Bovendien is nu in beginsel een vetafscheider verplicht.

Bijlage: voorschrift 1.6.5

Acculaders, accumulatorbatterijen en noodstroomaggregaten zijn tijdens het laden en tijdens het in werking zijn opgesteld in een goed geventileerde ruimte. Ook andere installaties waar explosieve gassen kunnen ontstaan, zijn opgesteld in een goed geventileerde ruimte.

Vervallen:voorschriften mbt ventilatie. Dit betreft Arbo-regelgeving.

Bijlage: voorschrift 1.6.9

Silo's en installaties die fijnkorrelige stoffen bevatten, alsmede ruimten of apparatuur die met de silo of installatie in directe verbinding staan, zijn tijdens las-, slijp- en soldeerwerkzaamheden voldoende vrij van stof om stofontploffing te voorkomen. Bij de verwijdering van stof wordt het ontstaan van explosiegevaarlijke stofluchtmengels voorkomen en worden geen ontstekingsbronnen toegepast.

Vervallen: voorschrift met betrekking tot het voorkomen van een stofontploffing. Dit is reeds verplicht op grond van Arbo-regelgeving.

Bijlage: voorschrift 2.3.1

Een silo voor de opslag van fijnkorrelige stoffen of een houtmotopslagruimte is voorzien van een overvulsignalering en een explosieluik. Het vullen van een silo vanuit een transportmiddel geschiedt alleen pneumatisch. Verbindingen tussen de silo en het transportmiddel zijnstofdicht.

Vervallen: voorschrift met betrekking tot overvulsignalering en het voorkomen van stofexplosies. Dit is reeds verplicht op grond van Arbo-regelgeving.

Bijlage: voorschrift 2.3.2

De metalen onderdelen van een installatie of silo voor de opslag van fijnkorrelige stoffen, alsmede van het met de installatie of silo in verbinding staande leidingwerk, zijn geaard. Een buitensilo is tegen blikseminslag beschermd.

Vervallen: gehele voorschrift.

Bijlage: voorschrift 2.5.1

Beenderen en andere dierlijke afvalstoffen worden opgeslagen in een afgesloten ruimte. Indien de temperatuur in deze ruimte meer bedraagt dan 0°C en minder is dan of gelijk is aan 10°C, worden beenderen en andere dierlijke afvalstoffen ten minste wekelijks afgevoerd. Indien de temperatuur in deze ruimte meer bedraagt dan 10°C, worden beenderen en andere dierlijke afvalstoffen ten minste dagelijks afgevoerd.

Bijlage: voorschrift 2.5.2

Voorschrift 2.5.1 is niet van toepassing indien de hoeveelheid aan beenderen en andere dierlijke afvalstoffen niet meer bedraagt dan 5 kg.

Vervallen: ondergrens vwb doelmatig beheer van (slacht) afvalstoffen/beperken van geurhinder. Verplichting bestaat op grond van de Regeling dierlijke bijproducten 2008.

Bijlage: voorschrift 2.7.2

Een werkkuil is mechanisch geventileerd, tenzij binnen de ruimte waarin de werkkuil is gesitueerd, geen zeer licht ontvlambare, licht ontvlambare of ontvlambare stoffen aanwezig zijn. Indien in de werkkuil zeer licht ontvlambare, licht ontvlambare of ontvlambare stoffen worden gebruikt, zijn verlichting en apparatuur in de werkkuil zodanig uitgevoerd dat:

  1. geen gevaar voor explosie bestaat, en
  2. deze slechts in werking kunnen worden gesteld indien de ventilatie in werking is.

Vervallen: gehele voorschrift. Dit betreft Arbo-regelgeving.

Bijlage: voorschrift 2.7.6

Een brander van een hogedrukreiniger is voorzien van een vlambeveiliging. Een brandstoftank van een hogedrukreiniger krijgt geen hogere temperatuur dan 40 °C.

Vervallen: gehele voorschrift. Betreft brandveiligheid, wat geregeld is in het Bouwbesluit 2012.