(Relatie) Besluit LPG-tankstations milieubeheer, Besluit tankstations milieubeheer en Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer

De 8.40-AMvB's waarop onderstaande pagina's betrekking hebben zijn niet meer in werking. Ze zijn vervangen door het Activiteitenbesluit. De onderstaande informatie is bewaard gebleven omdat deze in sommige gevallen nog relevant kan zijn. Naast de oude en de huidige situatie is de situatie tussen inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit in 2008 en het vervallen van het Besluit LPG-tankstations in 2016 beschreven.

Officiële publicaties (tekst geldend op 31 december 2007)

Vervallen bepalingen
Bij de omzetting van het Besluit tankstations milieubeheer naar het Activiteitenbesluit is een aantal bepalingen vervallen.
Bij de omzetting van het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen naar het Activiteitenbesluit is een aantal bepalingen vervallen.

Hoe zat het met samenhang tussen deze besluiten?

Het type B-station viel tot 1 januari 2008 in zijn geheel onder het Besluit tankstations. Het Besluit tankstations werkte dan als AMvB op grond van artikel 8.40 Wm en het bedrijf had geen Wm-vergunning nodig.

Tot 1 januari 2008 waren er drie besluiten die het tanken met brandstoffen als LPG en benzine in tankstations regelen:

Tussen 1 januari 2008 en 1 januari 2016 waren er nog twee besluiten, die het tanken met brandstoffen bij tankstations regelden:

Daarnaast bestond tot 1 januari 2016 nog de Regeling op-, overslag en distributie benzine milieubeheer ('Benzineregeling'), waarin voorschriften werden gesteld ter vermindering van de VOS- emissies die vrijkomen bij de op- en overslag van benzine bij terminals (onder andere benzinedepots). Deze regeling gold niet voor de benzinestations die bestemd zijn voor de openbare verkoop aan derden van benzine of dieselolie voor motorvoertuigen voor het wegverkeer.

Verder konden (en kunnen ook nu nog) op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) veiligheidsafstanden gelden voor LPG tankstations.

Een bedrijf met een tankstation-gedeelte had soms wel een vergunning nodig, en soms niet. Een dergelijk bedrijf kon onder een of meerdere van de genoemde besluiten vallen. Hieronder een overzicht van de mogelijkheden.

Rechtsgrondslag

Voor 1 januari 2008

Voor 1 januari 2008 was de rechtsgrondslag van de drie besluiten verschillend. Twee artikelen van de Wet milieubeheer waren van belang; artikel 8.40 en artikel 8.44 Wm.

Een besluit gebaseerd op artikel 8.40 van de Wet milieubeheer hief de vergunningplicht op grond van de Wm op. In principe gaf een 8.40-AMvB toen alle voorschriften voor de inrichting.

Een besluit op basis van artikel 8.44 van de Wet milieubeheer gold naast de vergunningplicht. Het bevoegd gezag moest voor het deel dat niet door de AMvB gedekt werd, een vergunning opstellen. Het bevoegd gezag mocht geen voorschriften in de vergunning opnemen over de materie die de 8.44-AMvB regelde.

Het Besluit LPG-tankstations en het Bevi konden worden gekenschetst als een 8.44-AMvB. Het Besluit LPG tankstations verwees overigens nog naar de Hinderwet (artikel 2 a en 30 e).

Het Besluit benzinetankstations was gebaseerd op artikel 8.40 en 8.44 Wm.

Het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen was een 8.40-AMvB.

Tussen 1 januari 2008 en 1 januari 2016

Tegelijk met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit op 1 januari 2008, is de Wet milieubeheer gewijzigd. Artikel 8.44 van de Wet milieubeheer is op 1 januari 2008 vervallen. AMvB's die op dit artikel waren gebaseerd, vinden door de wijziging van de Wm nu hun oorsprong in artikel 8.40 van de Wm. In het nieuwe systeem kunnen 8.40 AMvB's zowel van toepassing zijn op vergunningplichtige als op niet-vergunningplichtige inrichtingen.

Zowel het Activiteitenbesluit, het Bevi als het Besluit LPG-tankstations (in werking tot 2016) zijn daardoor sinds 1 januari 2008 gebaseerd op artikel 8.40 van de Wet milieubeheer. Op grond van het Besluit omgevingsrecht, Bijlage I, Onderdeel B, eerste lid onder a en Onderdeel C, categorie 2.7k bleef een bedrijf waarop het Besluit LPG-tankstations van toepassing is wel vergunningplichtig.

Sinds 1 januari 2016

Na de opname van het Besluit LPG-tankstations in het Activiteitenbesluit is de samenhang in grote lijnen hetzelfde als in de situatie tussen 2008 en 2016. Zie verder de toelichting hierna.

Besluit LPG-tankstations milieubeheer (geldend tot 1 januari 2016) en verhouding met vergunning

Tankstations met installaties voor afleveren van LPG houden in alle gevallen de vergunningplicht (Besluit omgevingsrecht, Bijlage I, Onderdeel B, eerste lid onder a en Onderdeel C, categorie 2.7m). Dit is op 1 januari 2008 en 1 januari 2016 niet veranderd.

Het merendeel van de LPG-tankstationbedrijven viel in de praktijk onder het Besluit LPG-tankstations. Het kan zo zijn dat het hele bedrijf bestaat uit enkel een LPG-tankstationgedeelte. Het kan ook zijn dat er ook nog andere activiteiten plaatsvinden. In beide gevallen gold voor het LPG-tankstationgedeelte het Besluit LPG-tankstations van rechtswege.

Overige aspecten moesten voor 1 januari 2008 allemaal worden geregeld in de vergunning. Het kon dan gaan om zaken die wel betrekking hadden op het LPG-tankstationgedeelte, maar die niet werden geregeld in de AMvB: bijvoorbeeld zaken als geluid, licht, verkeer en vervoer. Het kon ook gaan om andere activiteiten die helemaal niet in het Besluit geregeld werden, bijvoorbeeld de verkoop van eet- en drinkwaren. Ook dit moest worden geregeld in de vergunning.

Tussen 1 januari 2008 en 1 januari 2016 was op het "niet LPG-tankstationgedeelte" een deel van het Activiteitenbesluit van toepassing  en hoefden alleen de aspecten, die voor inrichtingen type C niet geregeld zijn in het Activiteitenbesluit, in de vergunning geregeld worden.

Tevens konden voorschriften worden opgenomen ter uitvoering van nadere eisen. Het Besluit LPG-tankstations bevatte namelijk mogelijkheden tot het stellen van nadere eisen. Deze nadere eisen mochten in de vorm van vergunningvoorschriften gesteld worden (voor 1 januari 2008 op grond van artikel 8.44, lid 4 en 5 en na 1 januari 2008 op grond van artikel 8.42, lid 3 en 5).

In de vergunning mochten geen zaken worden geregeld die al in het Besluit LPG-tankstations waren opgenomen; volstaan kon worden met een verwijzing in de considerans van de vergunning naar het van toepassing zijn van het Besluit LPG-tankstations.

Als er naast het LPG-gedeelte sprake \was van een benzinetankstation, dan kon voor 1 januari 2008 naast de vergunning en het Besluit LPG-tankstations ook het Besluit tankstations milieubeheer van toepassing zijn en na 1 januari 2008 het Activiteitenbesluit.

Niet alle LPG-tankstations vielen onder het Besluit LPG tankstations. Belangrijkste uitzondering waren de LPG-tankstations, die LPG afleveren aan uitsluitend binnen een bedrijfsterrein gebruikte voertuigen, zoals vorkheftrucks. Als een LPG-tankstation niet onder het Besluit LPG-tankstations vielt, dan moest voor de hele inrichting in de vergunning voorschriften worden opgenomen, ook voor het LPG-tankstationgedeelte.

Sinds de opname van het Besluit LPG-tankstation in het Activiteitenbesluit per 1 januari 2016 is hierin niets veranderd. Voor alle LPG-tankstations die niet onder paragraaf 5.3.1 van het Activiteitenbesluit vallen moeten voorschriften worden opgenomen in de vergunning. In de vergunning moeten voorschriften op grond van PGS 16 worden opgenomen, omdat deze PGS is aangwezen als BBT-document. In de vergunning mogen geen zaken worden geregeld die al in het Activiteitenbesluit zijn opgenomen.

Besluit tankstations milieubeheer (geldend tot 1 januari 2008)

Dit besluit maakte een onderscheid in type A- en type B- stations.

Type A-station

Het type A-station was vergunningplichtig. In dit geval was het Besluit benzinetankstations van toepassing als een AMvB op grond van artikel 8.44 Wm: naast de vergunningplicht dus.

In artikel 1, onder c stond aangegeven wanneer er sprake was van een type B-station. Als er één van de uitzonderingen op het type B-tankstation binnen de inrichting voorkwamen, betrof het een type A-station. In feite kwam het erop neer dat er sprake was van een type A-station wanneer naast tanken van benzine/ gasolie ook andere activiteiten gebeurden, behalve als het ging om het wassen van motorvoertuigen of het verlenen van service aan het wegverkeer.

Als het ging om een tankstation type A, dan gold voor het benzinetankstationgedeelte het Besluit tankstations van rechtswege. De voorschriften van bijlage I waren van toepassing. De overige aspecten moesten worden geregeld in de vergunning. In de vergunningvoorschriften mochten geen zaken worden geregeld die al in het Besluit tankstations zijn opgenomen; volstaan kon worden met een verwijzing in de considerans van de vergunning naar het van toepassing zijn van het Besluit tankstations. Tevens konden voorschriften worden opgenomen ter uitvoering van nadere eisen (artikel 8.44 lid 5 Wm).

Type B-station

In artikel 1, onder c stond aangegeven wanneer er sprake was van een type B-station. In feite kwam het erop neer dat er sprake was van een type B-station wanneer er alleen maar sprake was van het tanken van benzine/ gasolie, en er geen andere activiteiten plaatsvonden, behalve als het ging om het wassen van motorvoertuigen of het verlenen van service aan het wegverkeer

Als het ging om een tankstation type B, dan gold voor de hele inrichting het Besluit tankstations van rechtswege. De voorschriften van bijlage I én II waren van toepassing. Eventuele nadere eisen moesten in een apart besluit worden geregeld; dus niet in de vergunning, want er was geen sprake van vergunningplicht.

Verhouding Besluit tankstations en Besluit LPG-tankstations

Een tankstation type B kon nooit een LPG-tankstationgedeelte hebben, want dan was het geen type B meer, maar een type A-station (zie artikel 1, onderdeel c, onder 2). Dat betekende dus dat een benzinetankstation met LPG altijd vergunningplichtig was.

Voorbeeld: een bedrijf met LPG-tankstationgedeelte en benzinetankstationgedeelte

Dit bedrijf is vergunningplichtig. Het Besluit LPG-tankstations en het Besluit tankstations (beide nu: Activiteitenbesluit) zijn (mogelijk) beide van toepassing. In de considerans van de vergunning kan dan worden verwezen naar van toepassing zijn van het Besluit LPG-tankstations en het Activiteitenbesluit. In de vergunningvoorschriften moeten die aspecten geregeld voor zaken die niet in de beide besluiten aan de orde komen en verder kunnen er voorschriften in de vergunning worden opgenomen bevattende nadere eisen op grond van het Besluit LPG-tankstations.

Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer (geldend tot 1 januari 2008)

Dit besluit gold voor inrichtingen waar autoreparatie en dergelijke plaatsvond (garagebedrijven bijvoorbeeld). Het komt regelmatig voor dat zulke inrichtingen ook een tankstationgedeelte hebben.

Vervallen bepalingen (niet meer opgenomen in het Activiteitenbesluit)

Verhouding Besluit LPG-tankstations en Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen

Als het ging om garagebedrijf met een LPG-tankstationgedeelte, dan viel het de inrichting niet meer onder het Besluit motorvoertuigen, maar was het vergunningplichtig (artikel 3 onder f). In de vergunning moesten voorschriften worden opgenomen voor het garagebedrijf. Er kon daarbij wel gekeken naar de voorschriften uit het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen, maar deze konden niet maar niet zonder meer worden overgenomen in de vergunning. Het bevoegd gezag moest motiveren waarom ze de betreffende voorschriften in de vergunning opnam.

Onder het Activiteitenbesluit is deze situatie anders. Tankstationbedrijven, die ook LPG afleverstations hebben, zijn een inrichting type C onder het Activiteitenbesluit. Dit betekent dat bepaalde voorschriften (genoemd in artikel 1.4, lid 3) van rechtswege gelden naast het Besluit LPG tankstations. Voor tankstations zijn dit onder andere voorschriften voor het wassen van motorvoertuigen. Voor garagebedrijven zijn veel voorschriften opgenomen in hoofdstuk 4 van het Activiteitenbesluit, dat niet van toepassing is op inrichtingen type C. Het onderhouden van motorvoertuigen is bijvoorbeeld geregeld in paragraaf 4.6.5. Dit betekent dat dit voor garagebedrijven waar ook LPG wordt afgeleverd in de vergunning geregeld moet worden. Het bevoegd gezag kan daarbij aansluiten bij de voorschriften uit paragraaf 4.6.5 van het Activiteitenbesluit, maar moet dit wel motiveren.

Verhouding Besluit tankstations en Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen

Als het ging om een garagebedrijf met een benzinetankstation-gedeelte, dan bevatte het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen een bijzondere regeling in artikel 2 lid 2:

Indien een gedeelte van een inrichting als bedoeld in het eerste lid is ingericht als tankstation voor het wegverkeer type B als bedoeld in het Besluit tankstations milieubeheer, met uitzondering van toepassing van artikel 1, onder c, onderdeel 1° van het Besluit tankstations milieubeheer, geldt voor dat gedeelte uitsluitend het Besluit tankstations milieubeheer.

Deze bepaling hield in dat, hoewel het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen een 8.40-AMvB was, op de inrichting twee AMvB's van toepassing konden zijn: op het garagedeel was het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen van toepassing en op het benzinetankstation-gedeelte was het Besluit tankstations van toepassing.

Dit was een ongebruikelijke constructie in het besluit inrichtingen voor motorvoertuigen aangezien in artikel 2, lid 1 stond:

Dit besluit is van toepassing op inrichtingen die uitsluitend of in hoofdzaak bestemd zijn voor het onderhouden, repareren, behandelen van de oppervlakte, keuren, reinigen van carrosserie en bekleding, verhandelen, verhuren, stallen of proefdraaien van motorvoertuigen, caravans, landbouwwerktuigen, aanhangwagens of opleggers.

De vraag die hierbij oprees, was hoe groot het tankstation-gedeelte mag zijn om nog te kunnen spreken van uitsluitend of in hoofdzaak een inrichting voor motorvoertuigen, zoals opschreven in artikel 2, lid 1. Zie ook uitspraak 200300690/2, d.d. 4 februari 2004.

Met de komst van het Activiteitenbesluit is deze onzekerheid verdwenen. Het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen en het Besluit tankstations zijn opgegaan in het Activiteitenbesluit. De voorschriften met betrekking tot het garagedeel en het tankstation-deel van een bedrijf kunnen nu naast elkaar gelden en het hoofdzaak criterium is niet meer van belang.