Bepaal de relevante BBT-conclusies
Hoe bepaalt het bevoegd gezag welke BBT conclusies op de installatie van toepassing zijn? Welke BBT conclusies gelden voor puntbronnen en welke voor diffuse bronnen? Wat zijn andere relevante BBT documenten?
Definitie BBT
De definitie van beste beschikbare technieken staat in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
‘Beste’ omvat de meest doeltreffende technieken voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu. Dit om de emissies van een bedrijf te voorkomen. Als dit niet mogelijk is, moet het bedrijf de emissie zoveel mogelijk beperken.
‘Beschikbare’ omvat technieken die technisch en economisch haalbaar zijn voor die bedrijfstak en kunnen worden toegepast. De techniek moet redelijkerwijs in Nederland of in een ander land verkrijgbaar zijn.
Het begrip technieken is ruim. Hieronder valt:
- de toegepaste technieken
- ontwerp, bouw en ontmanteling van de installatie
- onderhoud en bedrijfsvoering van de installatie
Bepaal BBT-conclusies
Het bevoegd gezag moet bij het opstellen van de omgevingsvergunning rekening houden met de door de Europese commissie gepubliceerde BBT-conclusies. Dit volgt uit artikel 5.4 lid 1 van het Besluit omgevingsrecht en artikel 9.2 van de Regeling omgevingsrecht (Mor). De definitie van BBT conclusies staat in artikel 1.1 lid 1 van het Bor.
Definitie BBT-conclusies (artikel 1.1 lid 1 Bor)
BBT-conclusies is een document met de conclusies over beste beschikbare technieken. De Europese Commissie stelt de BBT-conclusies vast overeenkomstig artikel 13, vijfde en zevende lid van de Richtlijn industriële emissies.
Het verschil tussen artikel 13 lid 5 en lid 7 van de Richtlijn industriële emissies (Rie) is:
- BBT-conclusies overeenkomstig artikel 13 lid 5 zijn BBT-conclusies die de Europese Commissie nà 6 januari 2011 vaststelt op basis van artikel 75 lid 2 van de RIE.
- BBT-conclusies overeenkomstig artikel 13 lid 7 is het hoofdstuk Best Available Techniques (BAT) uit de BREFs. De Europese commissie heeft deze BREFs vastgesteld vóór 6 januari 2011. Dit hoofdstuk geldt als BBT-conclusies totdat de Europese Commissie voor die activiteit nieuwe BBT-conclusies vaststelt overeenkomstig artikel 75 lid 2 van de RIE.
De Europese Commissie stelt de BBT-conclusies vast en publiceert deze in het Publicatieblad van de Europese Unie. InfoMil geeft op een aparte webpagina een toelichting op het proces van totstandkoming van de Brefs en BBT-conclusies.
Scope en toepassingsgebied van BBT conclusies
In BBT-conclusies staat onder het kopje "toepassingsgebied" op welke activiteiten die BBT-conclusies betrekking hebben. In BREFs vastgesteld vóór 6 januari 2011 staat in de scope van die BREF waarop deze van toepassing is. Dit zijn de BREFs waarin het hoofdstuk BAT dus geldt als BBT-conclusies.
Aan de hand van alle activiteiten die in de IPPC-installatie plaatsvinden gaat het bevoegd gezag na welke BBT-conclusies hierop van toepassing zijn. Vaak zijn dit zowel sectorspecifieke BBT-conclusies als BBT-conclusies die voor meerdere branches gelden. Een overzicht van de BBT-conclusies per IPPC-categorie staat op de InfoMil website. Een BREF is een achtergronddocument ter verduidelijking van de BBT-conclusies.
Actualiteit van BBT conclusies
Het bevoegd gezag moet nagaan of de BREF nog wel actueel is. Dit blijkt uit jurisprudentie van de Raad van State over het bepalen van BBT bij het toetsen aan BREFs. Zie daarvoor de jurisprudentie over de BREF non-ferro metalen. Dit betekent dat het bevoegd gezag de ontwikkelingen nagaat sinds het vaststellen van de BREF. Mogelijke bronnen voor BBT ontwikkelingen zijn:
- Conceptversie van BREFs waarvoor een herzieningsproces loopt. De website van het IPPC bureau geeft aan of al ontwerpen van BREFs beschikbaar zijn.
- Het hoofdstuk "Emerging Techniques" uit een bestaande BREF.
Emissies uit puntbronnen
Bij een IPPC-installatie komen emissies vrij uit puntbronnen en diffuse bronnen. Een puntbron is een gefixeerd punt van gekanaliseerde en daarmee kwantificeerbare emissies naar lucht. Dit staat in artikel 1.1 lid 2 van het Activiteitenbesluit.
Voor de belangrijkste emissies die vrijkomen uit puntbronnen bestaan BBT-conclusies per activiteit van bijlage 1 van de Richtlijn industriële emissies. Welke BBT conclusies bij welke activiteit uit bijlage 1 horen is na te gaan in het overzicht op de InfoMil website. Binnen de inrichting kunnen verschillende activiteiten plaatsvinden, waarop verschillende BBT conclusies van toepassing zijn.
Verbrandingsemissies zijn vaak voorkomende puntbronnen
De volgende activiteiten zullen vaak ook voorkomen in IPPC-installaties waarin andere activiteiten plaatsvinden:
1. Het stoken in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW of meer. Dit kunnen ook verschillende stookinstallaties zijn met een gezamenlijk vermogen > 50 MW.
2. De verwijdering of nuttige toepassing van afvalstoffen in afvalverbrandings- of afvalmeeverbrandingsinstallaties. Het gaat om installaties met een capaciteit van meer dan 3 ton per uur voor ongevaarlijke afvalstoffen of meer dan 10 ton per dag voor gevaarlijke afvalstoffen.
De emissies die vrijkomen bij deze activiteiten zijn verbrandingsemissies. In eerste instantie zijn hiervoor de volgende BBT-conclusies van belang:
- De hoofdstukken BAT uit de BREF grote stookinstallaties
- De hoofdstukken BAT uit de BREF afvalverbranding
In de BBT-conclusies staat in de scope of het toepassingsgebied wat de relatie is tussen die BBT-conclusies en BBT-conclusies van andere BREFs.
Diffuse emissies
Het Activiteitenbesluit geeft in artikel 1.1 lid 1 een definitie van diffuse stof. Diffuse stof is een emissie in een andere vorm dan vanuit een puntbron.
BBT voor diffuse emissies staan zowel in sectorale BBT-conclusies als in de BBT-conclusies voor de op- en overslag van stoffen. Het verband tussen de sectorale BBT-conclusies en de BBT-conclusies voor op- en overslag blijkt uit de scope en/of het toepassingsgebied van de sectorale BBT-conclusies. In de scope van de BREF op en overslag van stoffen staat waarop deze BREF betrekking heeft.
De BBT-conclusies voor diffuse emissies hebben vaak betrekking op het treffen van maatregelen. Voor deze emissies is dan geen emissieniveau.
Voor diffuse stofemissie bij het op- en overslaan van goederen kan paragraaf 3.4.3 of afdeling 2.3 van toepassing zijn. De webpagina Diffuse stofemissie bij op- en overslag en bewerking van stuifgevoelige goederen geeft hierover meer informatie.
Verder gaat paragraaf 5.1.7 van het Activiteitenbesluit in op installaties voor de op- en overslag van vloeistoffen waarbij vluchtige organische stoffen kunnen vrijkomen. De website van InfoMil geeft hierover meer informatie. Daarnaast is afdeling 5.2 van het Activiteitenbesluit nog van belang. Deze afdeling geeft voorschriften voor de op- en overslag van benzine. Vanwege de actualiteit van BBT zijn voor de toetsing van diffuse VOS emissies ook de jurisprudentie over Emissieniveau VOS bij zeeschipbeladingen BREF op- en overslag van belang.
Deze handleiding gaat ook in op de relatie tussen het Activiteitenbesluit en BBT conclusies.
Andere BBT documenten die van belang zijn
Het bevoegd gezag moet bij een BBT bepaling – naast de BBT conclusies - ook rekening houden met aangewezen BBT-documenten. Dit volgt uit artikel 5.4 lid 1 Bor en artikel 9.2 van Mor. De aangewezen BBT-documenten staan in de bijlage van het Mor.
Voor luchtemissies zijn doorgaans geen andere aangewezen BBT documenten van belang. Voor andere emissies kunnen aangewezen BBT documenten wel van belang zijn. Voor emissies naar de bodem bijvoorbeeld kan de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming als aangewezen BBT document van toepassing zijn.