Bijlage I Richtlijn industriële emissies: IPPC-installaties

Een IPPC-installatie is een installatie waarin activiteiten plaatsvinden uit bijlage I van de Richtlijn industriële emissies.

In deze tabel staat een vergelijking tussen activiteiten in bijlage 1 van de IPPC-richtlijn en bijlage I van de Richtlijn industriële emissies. Belangrijke verschillen in categorieën zijn vetgedrukt. In de derde kolom staat een toelichting.

Zie ook het actuele overzicht van BBT-conclusies per categorie.

De categorieën zijn onderverdeeld in 6 hoofdgroepen:

  1. energie industrie
  2. productie en verwerking van metalen
  3. mineralen industrie
  4. chemische industrie
  5. afvalbeheer
  6. overige activiteiten (papier, pulp, karton, textiel, slachthuizen, levensmiddelen, verwerking melk, destructie van kadavers, intensieve veehouderij, oppervlaktebehandeling)
Vergelijking tussen bijlage 1 van de IPPC-richtlijn en bijlage I van de Richtlijn industriële emissies, onderverdeeld naar activiteit
IPPC IED Toelichting

IPPC richtlijn
Richtlijn Industriële emissies (IED) Toelichting

1. Energie industrie
1. Energie-industrieën

1.1 Stookinstallatie met een hoeveelheid vrijkomende warmte van meer dan 50MW

1.1 Het stoken in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 50MW of meer

1.2 Aardolie- en gasraffinaderijen

1.2 Het raffineren van aardolie en gas

1.3 Cokesfabrieken

1.3 De productie van cokes

1.4 Installaties voor het vergassen en vloeibaar maken van steenkool 1.4 Het vergassen of vloeibaar maken van:
a) steenkool

b) andere brandstoffen in installaties met een totaal thermisch vermogen van 20 MW of meer

Zoals bijvoorbeeld petroleum, (hoog) zwavelhoudende olie en gas.

IPPC

IED

Toelichting


2. Productie en verwerking van metalen

2. Productie en verwerking van metalen

2.1 Installaties voor het roosten of sinteren van ertsen, met inbegrip van zwavelhoudend erts

2.1 Het roosteren of sinteren van ertsen, met inbegrip van zwavelhoudend erts

2.2 Installaties voor de productie van ijzer of staal (primaire of secundaire smelting) met inbegrip van uitrusting voor continugieten met een capaciteit van meer dan 2,5 ton per uur

2.2 De productie van ijzer of staal (primaire of secundaire smelting) met inbegrip van continugieten met een capaciteit van meer dan 2,5 ton per uur

2.3 Installaties voor verwerking van ferrometalen door:

2.3 De verwerking van ferro metalen door:

a) warmwalsen met een capaciteit van meer dan 20 ton ruwstaal per uur a) warmwalsen met een capaciteit van meer dan 20 ton ruwstaal per uur
b) smeden met hamers met een slagarbeid van meer dan 50 kilojoule per hamer, wanneer een thermisch vermogen van meer dan 20MW wordt gebruikt b) smeden met hamers met een slagarbeid van meer dan 50 kilojoule per hamer, wanneer een thermisch vermogen van meer dan 20 MW wordt gebruikt
c) het aanbrengen van deklagen van gesmolten metaal, met een verwerkingscapaciteit van meer dan 2 ton ruwstaal per uur c) het aanbrengen van deklagen van gesmolten metaal, met een verwerkingscapaciteit van meer dan 2 ton ruwstaal per uur

2.4 Smelterijen van ferrometalen met een productiecapaciteit van meer dan 20 ton per dag

2.4 Het smelten van ferrometalen met een productiecapaciteit van meer dan 20 ton per dag

2.5 Installaties:

2.5 De verwerking van non-ferrometalen:

a) voor de winning van ruwe non-ferro metalen uit erts, concentraat of secundaire grondstoffen met metallurgische, chemische of elektrolytische procedes a) de productie van ruwe non-ferrometalen uit erts, concentraat of secundaire grondstoffen met metallurgische, chemische of elektrolytische procedes
b) voor het smelten van non-ferrometalen met inbegrip van legeringen, inclusief terugwinningsproducten (affineren, vormgieten) met een smeltcapaciteit van meer dan 4 ton per dag voor lood en cadmium of 20 ton per dag voor alle andere metalen per dag b) het smelten, met inbegrip van het legeren van non-ferrometalen inclusief terugwinningsproducten en het gieten van non-ferrometalen met een smeltcapaciteit van meer dan 4 ton per dag voor lood en cadmium of 20 ton per dag voor alle andere metalen

2.6 Installaties voor oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen door middel van een elektrolytisch of chemisch procede, wanneer de inhoud van de gebruikte behandelingsbaden meer dan 30 m3 bedraagt

2.6 Oppervlaktebehandeling van metalen of kunststoffen door middel van een elektrolytisch of chemisch procede, wanneer de inhoud van de gebruikte behandelingsbaden meer dan 30 m3 bedraagt

IPPC

IED

Toelichting

3. Minerale industrie

3. Minerale industrie

3.1 Installaties voor de productie van cementklinkers in draaiovens met een productiecapaciteit van meer dan 500 ton per dag, of van ongebluste kalk in draaiovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag, of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag.

3.1 De productie van cement, ongebluste kalk en magnesiumoxide:

a) productie van cementklinkers in draaiovens met een productiecapaciteit van meer dan 500 ton per dag, of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag

b) productie van ongebluste kalk in ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag
c) productie van magnesiumoxide in ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag

Activiteit viel op basis van categorie 4.2 e al onder de IPPC richtlijn

3.2 Installaties voor de winning van asbest en de fabricage van asbestproducten 3.2 De winning van asbest of de fabricage van asbestproducten
3.3 Installaties voor de fabricage van glas, met inbegrip van installaties voor de fabricage van glasvezels, met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dag 3.3 De fabricage van glas, met inbegrip van de fabricage van glasvezels, met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dag
3.4 Installaties voor het smelten van minerale stoffen, met inbegrip van installaties voor de fabricage van mineraalvezels, met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dag

3.4 Het smelten van minerale stoffen, met inbegrip van de fabricage van mineraalvezels, met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dag

3.5 Installaties voor het fabriceren van keramische producten door middel van verhitting, met name dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein, met een productiecapaciteit per kilo van meer dan 75 ton per dag en/of een ovencapaciteit van meer dan 4m3 en met een plaatsingsdichtheid per oven van meer dan 300 kg/m3 3.5 Het fabriceren van keramische producten door middel van verhitting, met name dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein met een productiecapaciteit van meer dan 75 ton per dag en/of met een ovencapaciteit van meer dan 4 m3 en met een plaatsingsdichtheid per oven van meer dan 300 kg/m3 Het wordt aan de lidstaten overgelaten hoe en/of moet worden uitgelegd. In Nederland worden zowel de productiecapaciteit als de ovencapaciteit gebruikt. Als een van de twee drempels wordt overschreden, valt de installatie onder de richtlijn.
4. Chemische industrie

Onder fabricage in de zin van de categorieën van activiteiten van deel 4 wordt verstaan de fabricage van de in de punten 4.1 tot en met 4.6 genoemde stoffen of groepen van stoffen op industriële schaal door chemische omzetting.

4. Chemische industrie

Voor de doeleinden van dit deel wordt onder fabricage in de zin van de categorieën activiteiten in dit deel verstaan de fabricage van de in 4.1 tot en met 4.6 genoemde stoffen of groepen stoffen op industriële schaal door chemische of biologische omzetting.

Biologisch omzetting stond eerst alleen bij categorie 4.5. Nu bij alle categorieën. Dit is gedaan om verschillende interpretatie door lidstaten te voorkomen.

Nu is duidelijker dat activiteiten zoals de productie van biodiesel en bioethanol onder deze categorie vallen.

4.1. Chemische installaties voor de fabricage van organisch-chemische basisproducten, zoals: 4.1 De fabricage van organisch-chemische producten, zoals:

In plaats van basisproducten staat nu producten. Dit is gedaan om verschillende interpretatie door lidstaten te voorkomen.

Interpretatie in Nederland is gelijk aan huidige interpretatie in IPPC-richtlijn.

Zie vraag/antwoord chemische producten

a) eenvoudige koolwaterstoffen (lineaire of cyclische, verzadigde of onverzadigde, alifatische of aromatische), a) eenvoudige koolwaterstoffen (lineaire of cyclische, verzadigde of onverzadigde, alifatische of aromatische),
b) zuurstofhoudende koolwaterstoffen, zoals alcoholen, aldehyden, ketonen, carbonzuren, esters, acetaten, ethers, peroxyden, epoxyharsen, b) zuurstofhoudende koolwaterstoffen, zoals alcoholen, aldehyden, ketonen, carbonzuren, esters en mengsels van esters, acetaten, ethers, peroxyden en epoxyharsen,
c) zwavelhoudende koolwaterstoffen, c) zwavelhoudende koolwaterstoffen,
d) stikstofhoudende koolwaterstoffen, zoals aminen, amiden, nitroso-, nitro- en nitraatverbindingen, nitrillen, cyanaten,isocyanaten, d) stikstofhoudende koolwaterstoffen, zoals aminen, amiden, nitroso-, nitro- en nitraatverbindingen, nitrillen, cyanaten, isocyanaten
e) fosforhoudende koolwaterstoffen, e) fosforhoudende koolwaterstoffen

f) halogeenhoudende koolwaterstoffen,

f) halogeenhoudende koolwaterstoffen
g) organometaalverbindingen g) organometaalverbindingen
h)kunststof-basisproducten (polymeren, kunstvezels, cellulosevezels) h) kunststof materialen (polymeren, kunstvezels, cellulosevezels)
i) synthetische rubber, i) synthetische rubber
j) kleurstoffen en pigmenten, j) kleurstoffen en pigmenten
k)tensioactieve stoffen en tensiden. k) tensioactieve stoffen en tensiden
4.2. Chemische installaties voor de fabricage van anorganisch-chemische basisproducten, zoals: 4.2.De fabricage van anorganisch-chemische producten, zoals:
a) van gassen, zoals ammoniak, chloor of chloorwaterstof, fluor of fluorwaterstof, kooloxiden, zwavelverbindingen, stikstofoxiden, waterstof, zwaveldioxide,carbonyldichloride a) gassen, zoals ammoniak, chloor of chloorwaterstof, fluor of fluorwaterstof, kooloxiden, zwavelverbindingen, stikstofoxiden, waterstof, zwaveldioxide, carbonylchloride
b) van zuren, zoals chroomzuur, fluorwaterstofzuur, fosforzuur, salpeterzuur, zoutzuur, zwavelzuur, oleum,zwaveligzuur b) zuren, zoals chroomzuur, fluorwaterstofzuur, fosforzuur, salpeterzuur, zoutzuur, zwavelzuur, oleum, zwaveligzuur
c)van basen, zoals ammoniumhydroxide, kaliumhydroxide, natriumhydroxide c) basen, zoals ammoniumhydroxide, kaliumhydroxide, natriumhydroxide
d) van zouten, zoals ammoniumchloride, kaliumchloraat, kaliumcabonaat, natriumcarbonaat, perboraat, zilvernitraat d) zouten, zoals ammoniumchloride, kaliumchloraat, kaliumcarbonaat, natriumcarbonaat, perboraat, zilvernitraat,
e) van niet-metalen, metaaloxiden of andere anorganische verbindingen, zoals calciumcarbide, silicium, siliciumcarbide e)niet-metalen, metaaloxiden of andere anorganische verbindingen, zoals calciumcarbide, silicium, siliciumcarbide
4.3. Chemische installaties voor de fabricage van fosfaat-, stikstof- of kaliumhoudende meststoffen (enkelvoudige of samengestelde meststoffen) 4.3. De fabricage van fosfaat-, stikstof- of kaliumhoudende meststoffen (enkelvoudige of samengestelde meststoffen).
4.4. Chemische installaties voor de fabricage van basisproducten voor gewasbescherming en van biociden. 4.4. De fabricage van producten voor gewasbescherming of van biociden. In plaats van basisproducten staat nu producten.
4.5. Installaties voor de fabricage van farmaceutische basisproducten die een chemisch of biologisch procédé gebruiken. 4.5. De fabricage van farmaceutische producten met inbegrip van tussenproducten.

In plaats van basisproducten staat nu producten.

Toegevoegd is met inbegrip van tussenproducten zodat interpretatie door lidstaten over welke activiteiten onder deze categorie vallen door alle lidstaten op dezelfde manier wordt uitgelegd.

4.6. Chemische installaties voor de fabricage van explosieven. 4.6.De fabricage van explosieven.

IPPC

IED

Toelichting

5. Afvalbeheer

Onverminderd artikel 11 van Richtlijn 2006/12/EG en artikel 3 van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen:

5. Afvalbeheer

In hoofdstuk vier van het Landelijk Afvalbeheerplan "Termen, definities en begripsbepalingen" staat in paragraaf 4.5 een toelichting op de handelingen uit bijlagen I en II van de Kaderrichtlijn afvalstoffen.

5.1 Installaties voor de verwijdering of nuttige toepassing van gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in de lijst van artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG in zin van de bijlagen II A en II B (handelingen R1, R5, R6, R8 en R9) van Richtlijn 2006/12/EG en van Richtlijn 75/439/EEG van de Raad van 16 juni 1975 inzake de verwijdering van afgewerkte olie met een capaciteit van meer dan 10 ton per dag. 5.1 De verwijdering of nuttige toepassing van gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten:
a) biologische behandeling Dit zijn alle handelingen uit bijlage I en II van de Kaderrichtlijn afvalstoffen die als een biologische behandeling kunnen worden beschouwd zoals in ieder geval D8 en R3
b) fysisch-chemische behandeling Dit zijn alle handelingen uit bijlage I en II van de Kaderrichtlijn afvalstoffen die als een fysische-chemische behandeling kunnen worden beschouwd zoals in ieder geval D9, R11 en R12
c) mengen of vermengen voorafgaand aan een van de onder 5.1 en 5.2 vermelde behandelingen Dit zijn alle handelingen uit bijlage I en II van de Kaderrichtlijn afvalstoffen die voldoen aan deze beschrijving zoals in ieder geval D13 en R12
d) herverpakking voorafgaand aan een van de onder 5.1 en 5.2 vermelde behandelingen Dit zijn alle handelingen uit bijlage I en II van de Kaderrichtlijn afvalstoffen die voldoen aan deze beschrijving zoals in ieder geval D14 en R12
e) terugwinning/regeneratie van oplosmiddelen R2 uit bijlage II van de Kaderrichtlijn afvalstoffen
f) recycling/terugwinning van andere anorganische materialen dan metalen of metaalverbindingen R5 uit bijlage II van de Kaderrichtlijn afvalstoffen
g) regeneratie van zuren of basen R6 uit bijlage II van de Kaderrichtlijn afvalstoffen
h) terugwinning van bestanddelen die worden gebruikt om vervuiling tegen te gaan R7 uit bijlage II van de Kaderrichtlijn afvalstoffen
i) terugwinning van bestanddelen uit katalysatoren R8 uit bijlage II van de Kaderrichtlijn afvalstoffen
j) herraffinage van olie en ander hergebruik van olie R9 uit bijlage II van de Kaderrichtlijn afvalstoffen
k) opslag in waterbekkens D4 uit bijlage I van de Kaderrichtlijn afvalstoffen
5.2. Installaties voor de verbranding van stedelijk afval (huishoudelijk afval, alsmede bedrijfs-, industrieel en institutioneel afval dat qua aard en samenstelling te vergelijken is met huishoudelijk afval), met een capaciteit van meer dan 3 ton per uur. 5.2. De verwijdering of nuttige toepassing van afvalstoffen in afvalverbrandings- of afvalmeeverbrandingsinstallaties voor:

a) ongevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 3 ton per uur;

b) gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton per dag.

In artikel 3 onder 37 staat de definitie van "afval". Er wordt verwezen naar de kaderrichtlijn afvalstoffen (2008/98/EG). Op basis hiervan is definitie van afvalstof = elk stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.

In IPPC richtlijn uitsluitend beperkt tot stedelijk afval = huishoudelijk afval, afval van commerciele bedrijven, kantoren, ondernemingen en andere afvalstoffen die gezien hun aard of hun samenstelling met huishoudelijk afval kunnen worden gelijkgesteld.

5.3. Installaties voor de verwijdering van ongevaarlijke afvalstoffen in de zin van bijlage II A bij Richtlijn 2006/12/EG, rubrieken D8, D9, met een capaciteit van meer dan 50 ton per dag.

5.3. a) De verwijdering van ongevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 50 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten, met uitzondering van de activiteiten bedoeld in Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater

Een rioolwaterzuiveringsinstallatie die afvalwater anders dan uit een openbaar rioolstelsel verwerkt of die meer met slib doet dan indikken en mechanisch ontwateren kan onder deze categorie vallen.

i) biologische behandeling Dit zijn alle handelingen uit Bijlage I van de Kaderrichtlijn afvalstoffen die als biologische behandeling kunnen worden beschouwd zoals in ieder geval D8
ii) fysisch-chemische behandeling Dit zijn alle handelingen uit Bijlage I van de Kaderrichtlijn afvalstoffen die als fysisch-chemische behandeling kunnen worden beschouwd zoals in ieder geval D9
iii) voorbehandeling van afval voor verbranding of meeverbranding
iv) behandeling van slakken en as
v) behandeling in shredders van metaalafval, met inbegrip van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en autowrakken en de onderdelen daarvan
b) Nuttige toepassing, of een combinatie van nuttige toepassing en verwijdering, van ongevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 75 ton per dag, door middel van een of meer van de volgende activiteiten, met uitzondering van activiteiten die onder Richtlijn 91/271/EEG inzake de behandeling van stedelijk afvalwater vallen:
i) biologische behandeling Dit zijn alle handelingen uit Bijlage II van de Kaderrichtlijn afvalstoffen die als biologische behandeling kunnen worden beschouwd zoals in ieder geval R3
ii) voorbehandeling van afval voor verbranding of meeverbranding
iii) behandeling van slakken en as
iv)behandeling in shredders van metaalafval, met inbegrip van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en autowrakken en de onderdelen daarvan
Indien de behandeling van het afval beperkt blijft tot anaërobe vergisting, bedraagt de capaciteitsdrempelwaarde voor deze activiteit 100 ton per dag.
5.4. Stortplaatsen die meer dan 10 ton per dag ontvangen of een totale capaciteit van meer dan 25 000 ton hebben, met uitzondering van stortplaatsen voor inerte afvalstoffen. 5.4 Stortplaatsen, als gedefinieerd in artikel 2, onder g), van Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen, die meer dan 10 ton afval per dag ontvangen of een totale capaciteit van meer dan 25 000 ton hebben, met uitzondering van stortplaatsen voor inerte afvalstoffen
5.5. Tijdelijke opslag van niet onder punt 5.4 vallende gevaarlijke afvalstoffen, in afwachting van een van de onder de punten 5.1, 5.2, 5.4 en 5.6 vermelde behandelingen, met een totale capaciteit van meer dan 50 ton, met uitsluiting van tijdelijke opslag, voorafgaande aan inzameling, op de plaats van productie

Nu valt ook opslag van gevaarlijke afvalstoffen ten behoeve van handelingen ten behoeve nuttige toepassing in eerdere genoemde categorieën onder de richtlijn.

Zie ook vraag/antwoord opslag gevaarlijke afvalstoffen

5.6. Ondergrondse opslag van gevaarlijke afvalstoffen met een totale capaciteit van meer dan 50 ton.

IPPC

IED

Toelichting

6. Overige activiteiten

6.1. Industriële installaties voor:

6. Andere activiteiten

6.1. De fabricage, in industriële installaties van:

a) de fabricage van papierpulp uit hout of uit andere vezelstoffen a) papierpulp uit hout of uit andere vezelstoffen
b) de fabricage van papier en karton met een productiecapaciteit van meer dan 20 ton per dag b) papier of karton met een productiecapaciteit van meer dan 20 ton per dag
c) een of meer van de volgende platen en panelen van hout: oriented strand board (OSB), spaanplaat of vezelplaat met een productiecapaciteit van meer dan 600 m3 per dag
6.2. Installaties voor de voorbehandeling (wassen, bleken, merceriseren) of het verven van vezels of textiel met een verwerkingscapaciteit van meer dan 10 ton per dag. 6.2. De voorbehandeling (zoals wassen, bleken, merceriseren) of het verven van textiel vezels of textiel met een verwerkingscapaciteit van meer dan 10 ton per dag.
6.3. Installaties voor het looien van huiden met een verwerkingscapaciteit van meer dan 12 ton eindproducten per dag 6.3. Het looien van huiden met een verwerkingscapaciteit van meer dan 12 ton eindproducten per dag.
6.4. a) abattoirs met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag geslachte dieren; 6.4. a) De exploitatie van slachthuizen met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag geslachte dieren.
b) bewerking en verwerking voor de fabricage van levensmiddelen op basis van: b) De bewerking en verwerking behalve het uitsluitend verpakken, van de volgende grondstoffen, al dan niet eerder bewerkt of onbewerkt, voor de fabricage van levensmiddelen of voeder van Ook de fabricage van diervoeder valt onder de richtlijn.
  • dierlijke grondstoffen (andere dan melk) met een productiecapaciteit van meer dan 75 ton per dag eindproducten
i) uitsluitend dierlijke grondstoffen (andere dan uitsluitend melk) met een productiecapaciteit van meer dan 75 ton per dag eindproducten
  • plantaardige grondstoffen met een productiecapaciteit van meer dan 300 ton per dag eindproducten (gemiddelde waarde op driemaandelijkse basis
ii) uitsluitend plantaardige grondstoffen met een productiecapaciteit van meer dan 300 ton per dag eindproducten of 600 ton per dag eindproducten indien de installatie gedurende een periode van niet meer dan 90 opeenvolgende dagen in om het even welk jaar in bedrijf is

iii) dierlijke en plantaardige grondstoffen, zowel in gecombineerde als in afzonderlijke producten, met een productiecapaciteit in ton per dag van meer dan:

- 75 indien A gelijk is aan of hoger dan 10, of -

- [300- (22,5 × A)] in alle andere gevallen,

waarin „A" het aandeel dierlijk materiaal is (in gewichtspercentage) van de productiecapaciteit in eindproducten.

De verpakking is niet inbegrepen in het eindgewicht van het product.

Deze onderafdeling is niet van toepassing wanneer de grondstof uitsluitend melk is

c) bewerking en verwerking van melk, met een hoeveelheid ontvangen melk van meer dan 200 ton per dag (gemiddelde waarde op jaarbasis). c) De bewerking en verwerking van uitsluitend melk, met een hoeveelheid ontvangen melk van meer dan 200 ton per dag (gemiddelde waarde op jaarbasis)
6.5. Installaties voor de destructie of verwerking van kadavers en dierlijk afval met een verwerkingscapaciteit van meer dan 10 ton per dag. 6.5. De destructie of verwerking van kadavers of dierlijk afval met een verwerkingscapaciteit van meer dan 10 ton per dag. Zie sectorplan in Landelijk Afvalbeheerplan voor een toelichting op het begrip dierlijk afval.

6.6. Installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan:

6.6. Intensieve pluimvee- of varkenshouderij:
a) 40 000 plaatsen voor pluimvee a) met meer dan 40 000 plaatsen voor pluimvee
b) 2 000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 30 kg); of b) met meer dan 2 000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 30 kg), of
c) 750 plaatsen voor zeugen c)met meer dan 750 plaatsen voor zeugen
6.7. Installaties voor de oppervlaktebehandeling van stoffen, voorwerpen of producten, waarin organische oplosmiddelen worden gebruikt, in het bijzonder voor het appreteren, bedrukken, het aanbrengen van een laag, het ontvetten, het vochtdicht maken, lijmen, verven, reinigen of impregneren, met een verbruikscapaciteit van meer dan 150 kg oplosmiddel per uur, of meer dan 200 ton per jaar 6.7. De oppervlaktebehandeling van stoffen, voorwerpen of producten met behulp van organische oplosmiddelen, in het bijzonder voor het appreteren, bedrukken, het aanbrengen van een laag, het ontvetten, het vochtdicht maken, lijmen, verven, reinigen of impregneren, met een verbruikscapaciteit van meer dan 150 kg organisch oplosmiddel per uur, of meer dan 200 ton per jaar.
6.8. Installaties voor de fabricage van koolstof (harde gebrande steenkool) of elektrografiet door verbranding of grafitisering. 6.8. De fabricage van koolstof (harde gebrande steenkool) of elektrografiet door verbranding of grafitisering.
6.9. Het afvangen van CO2-stromen van onder deze richtlijn vallende installaties voor geologische opslag overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG. Deze installaties zijn op basis richtlijn 2009/31/EG, artikel 37 ook aan bijlage 1 IPPC-richtlijn toegevoegd. (voldoen per 25 juni 2012)
6.10. De conservering van hout en houtproducten met behulp van chemische stoffen met een productiecapaciteit van meer dan 75 m3 per dag, met uitzondering van de behandeling die uitsluitend gericht is op het voorkomen van sapvlekken.
6.11.Een niet onder het toepassingsgebied van Richtlijn 91/271/EEG vallende zelfstandig geëxploiteerde behandeling van afvalwater dat door een onder hoofdstuk II vallende installatie is geloosd. Dit zijn alleenstaande afvalwater-zuiveringinstallatie (niet vallend onder 91/271/EG) die geen onderdeel zijn van een IPPC-installatie waarop afvalwater wordt geloosd dat afkomstig is van een IPPC-installaties