Overgangsrecht Reparatie milieueffectrapportage
De Reparatiewet milieueffectrapportage (Stb. 2012 nr. 128) is in werking getreden op 30 maart 2012.
- Artikel II bevat overgangsrecht ten aanzien van m.e.r.-plichtige plannen;
- Artikel III bevat overgangsrecht ten aanzien van m.e.r.-plichtige besluiten.
NB: de Reparatiewet bevat geen apart overgangsrecht ten aanzien van m.e.r.-beoordelingsplichtige besluiten (artikel 7.2, lid 4, Wet milieubeheer).
Plannen (Artikel II)
Het recht zoals dat gold vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet (30 maart 2012) blijft van toepassing indien de kennisgeving zoals bedoeld in artikel 7.9 Wm (kennisgeving van het bevoegd gezag van voornemen tot het voorbereiden van een planm.e.r.-plichtig plan) vóór dat tijdstip heeft plaatsgevonden.
Praktische gevolgen:
De praktische gevolgen zijn te verwaarlozen voor de normale plan-m.e.r.-procedure, omdat de Wet ruimtelijke ordening inmiddels niet meer een voorontwerp van een ruimtelijk plan kent en de openbare kennisgeving van het MER of de terinzagelegging van het MER bij een voorontwerp van een ruimtelijk plan (zie bij voorbeeld artikel 7.30, 7.32, 7.38a, 7.38e) in de praktijk dus niet meer kan plaatsvinden. Op dit punt hebben het oude recht en het nieuwe recht in de praktijk voor het BG daarom geen verschil.
Daarentegen is er verschil indien in de sfeer van de toepassing van artikel 14.4b Wet milieubeheer (gecoördineerde MER voor plan én besluit) één gecoördineerde m.e.r. wordt voorbereid. Onder het oude recht is het op grond van artikel 14.4b Wm nog mogelijk om dat MER voor te bereiden met hetzij de beperkte m.e.r.-procedure, hetzij de uitgebreide m.e.r.-procedure. In het nieuwe recht is daarentegen alleen nog de uitgebreide m.e.r.-procedure van toepassing.
Nog een praktisch verschil tussen het oude recht en het nieuwe recht bij m.e.r.plichtige plannen is het volgende: in de kennisgeving moet op grond van het oude artikel 7.9, lid 3, Wm (oud) worden vermeld, als daarvan - kort gezegd - sprake is, dat de in het plan voorgenomen activiteit plaatsvindt in de ecologische hoofdstructuur. Daarentegen moet in de kennisgeving op grond van het nieuwe artikel 7.9, lid 3, Wm worden vermeld, indien daarvan - kort gezegd - sprake is, dat in het MER tevens een passende beoordeling wordt opgenomen in verband met de mogelijk significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied als bedoeld in artikel 1, onderdeel n, van de Natuurbeschermingswet 1998.
Uiteraard blijft op grond van artikel II van de Reparatiewet het oude recht gewoon van toepassing indien de kennisgeving als bedoeld in artikel 7.9 Wm reeds heeft plaatsgevonden vóór de datum van inwerkingtreding van de Reparatiewet en hoeft er dus geen nieuwe kennisgeving te worden gedaan.
Besluiten (artikel III)
Het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze reparatiewet blijft van toepassing indien de kennisgeving zoals bedoeld in artikel 7.27, lid 3, Wm (kennisgeving van het bevoegd gezag van het voornemen van een initiatiefnemer om een m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige aanvraag in te dienen of van eigen voornemen van het bevoegd gezag zelf) vóór dat tijdstip heeft plaatsgevonden.
Praktische gevolgen:
De praktische gevolgen zijn te verwaarlozen voor de normale besluit-m.e.r.-procedure, omdat geen enkele wet meer voorschrijft, dat een voorontwerp van een besluit gepubliceerd of ter inzage gelegd moet worden en de openbare kennisgeving van het MER of de terinzagelegging van het MER bij een voorontwerp van een ruimtelijk plan (zie bij voorbeeld artikelen 7.30, 7.32, 7.38a, 7.38e) in de praktijk dus niet meer kan plaatsvinden. Op dit punt vormen het oude recht en het nieuwe recht voor het BG daarom geen praktisch verschil meer.
Daarentegen is er wel verschil indien in de sfeer van de toepassing van artikel 14.5 Wet milieubeheer (gecoördineerde MER voor meerdere m.e.r.-plichtige besluiten vanwege of wettelijke m.e.r.-plicht of verplichtstelling door het bevoegd gezag in een m.e.r.-beoordelingsbesluit) één gecoördineerde m.e.r. wordt voorbereid. In het oude recht is volgens de letterlijke inhoud van artikel 14.5, lid 1, Wet milieubeheer voor een gecoördineerde m.e.r. in het kader van de voorbereiding van milieuvergunningen altijd de beperkte m.e.r.-procedure van paragraaf 7.8 Wet milieubeheer van toepassing ook al zou in dat kader een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 uitgevoerd moeten worden.
Uit het nieuwe artikel 14.5, lid 1 van de Wet milieubeheer volgt, dat voor een gecoördineerde m.e.r-procedure alleen de beperkte m.e.r.-procedure van paragraaf 7.8 van de Wet milieubeheer van toepassing is, indien op elk van de afzonderlijke besluiten ook paragraaf 7.8 van de Wet milieubeheer van toepassing zou zijn. Dit betekent in de praktijk, dat, als voor al die vergunningen of voor slechts één van die vergunningen een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig is, op de gecoördineerde m.e.r.-procedure niet de (beperkte) m.e.r.-procedure van paragraaf 7.8 van de Wet milieubeheer van toepassing is, maar de (uitgebreide) m.e.r.-procedure van paragraaf 7.9 van de Wet milieubeheer.