Wanneer is m.e.r. of m.e.r.-beoordeling verplicht?

Voor plannen en besluiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) hebben wordt vaak een m.e.r. doorlopen. Het doorlopen van een m.e.r. kan voortkomen uit wettelijke verplichtingen of vrijwillig opgestart worden. Hieronder is een overzicht gegeven van de verschillende routes die kunnen leiden tot een m.e.r. of die een ontheffing van een m.e.r. rechtvaardigen.

M.e.r.-plicht: drie aanvliegroutes

Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Er zijn drie onafhankelijke aanvliegroutes die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht en die u dus alle drie moet toetsen. Bepalend hierbij is de activiteit (of zijn de activiteiten) waarop het plan of besluit betrekking heeft.

In volgorde van frequentie van voorkomen:

  1. Toetsing aan het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). U toetst hiermee of het plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:
    a. Het plan of besluit is direct m.e.r.-plichtig.
    b. Het plan of besluit bevat activiteiten uit kolom 1 van onderdeel D, en ligt boven de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 'gevallen', van onderdeel D. Het besluit moet eerst worden beoordeeld om na te gaan of er sprake is van m.e.r.-plicht: het besluit is dan m.e.r.-beoordelingsplichtig. Voor een plan als bedoeld in kolom 3 ‘plannen' geldt geen m.e.r.-beoordelingsplicht, maar direct een (plan-)m.e.r.-plicht.
    c. Het besluit bevat activiteiten uit kolom 1, maar ligt beneden de drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 'gevallen', van onderdeel D: er moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd. Het bevoegd gezag moet in overleg met de aanvrager van het bijbehorende besluit beoordelen of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. Deze keuze wordt uiteindelijk in het bijbehorende besluit gemotiveerd.
    d. Het plan bevat activiteiten uit kolom 1, maar de activiteiten blijven onder de drempelwaarde uit kolom 2 ‘gevallen’ van onderdeel D: het bevoegd gezag moet beoordelen of het plan aanzienlijke milieugevolgen kan hebben.  In het kaderstellende plan wordt beschreven in hoeverre de activiteiten waarvoor het plan de kaders vormt, zullen leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Aan een kaderstellend plan (bijvoorbeeld een bestemmingsplan) kan op deze manier geheel of gedeeltelijk de functie worden gegeven van de vormvrije m.e.r.-beoordeling, zonder dat daarvoor de (procedureel en inhoudelijk zwaardere) plan-m.e.r.-procedure voor moet worden doorlopen.
    e. De activiteit(en) of het betreffende plan en/of besluit wordt niet genoemd in het Besluit m.e.r.: er geldt geen m.e.r.-(beoordelings)plicht.
  2. In het geval van een plan: toetsing of het uitvoeren van een passende beoordeling in het kader van de Wet natuurbescherming voor dit plan verplicht is vanwege de hierin opgenomen activiteit(en). In dat geval is het plan mogelijk m.e.r.(beoordelings)-plichtig.
  3. Toetsing aan de provinciale milieuverordening. Door Provinciale Staten kunnen hierin aanvullend op het Besluit m.e.r. activiteiten worden aangewezen die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht.

Ontheffing in zeer uitzonderlijke gevallen.

Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen is ontheffing van de m.e.r.-plicht mogelijk. Dit geldt bijvoorbeeld in gevallen waarbij de openbare veiligheid of de volksgezondheid in het geding is als een activiteit niet met spoed wordt uitgevoerd.

Direct kiezen voor een m.e.r.

Naast de drie mogelijke aanvliegroutes die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht is er ook de mogelijkheid om direct te kiezen voor een m.e.r. In de Handreiking m.e.r. zijn diverse tips opgenomen wanneer het handig kan zijn direct te kiezen voor een (verplicht) m.e.r. Ook wordt ingegaan op de vraag wanneer een keuze voor een onverplichte m.e.r. relevant kan zijn (zie Handreiking: m.er.-beoordeling).

Hierbij zijn twee mogelijkheden te onderscheiden:

  1. De directe keuze voor een m.e.r. als sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit of van een activiteit die wel genoemd wordt in het Besluit m.e.r., maar waarbij de drempelwaarden van kolom 2: 'gevallen' uit onderdeel D worden onderschreden (de vormvrije m.e.r.-beoordeling). In deze situaties kan de initiatiefnemer aangeven direct een m.e.r. op te willen starten (zie 'procedurele eisen en inhoudelijke eisen van m.e.r.-beoordeling). De m.e.r.-beoordelingsprocedure wordt dan overgeslagen. Deze keuze betekent uiteraard wel dat de wettelijke procedure- en inhoudelijke eisen, conform de Wet milieubeheer, in acht gehouden moeten worden (zie 'Wat zijn de procedurele en inhoudelijke eisen van m.e.r.).
  2. Geen m.e.r.-verplichtingen. De  activiteit wordt niet genoemd in het Besluit m.e.r. en is via de andere aanvliegroutes niet m.e.r.-plichtig. Dit betekent dat hier geen wettelijke procedures voor zijn en dat de procedure en de inhoud van het rapport waarin de milieueffecten worden beschouwd, volledig vormvrij zijn. Let op: een ‘onverplicht’ of ‘vrijwillig’ m.e.r.’ bestaat niet. Als er alsnog voor wordt gekozen een MER op te stellen, dienen de procedurevereisten voor milieueffectrapportage uit de Wet milieubeer in acht worden genomen. Dit voorkomt veel misverstanden en verschillende verwachtingspatronen.

Resultaten


Hoe werkt het vanaf 2024?

Informatiepunt Leefomgeving

Plannen in Kolom 3

U vindt hier informatie over:

  • Bestemmingsplan neemt bijzondere positie in
  • Definitie bestemmingsplan
  • Overzicht Plannen
  • Plannen die niet m.e.r.-plichtig kunnen zijn

In kolom 3 van het Besluit m.e.r. zijn per activiteit de mogelijk m.e.r.-plichtige plannen opgenomen. Dit zijn plannen die mogelijk kaderstellend zijn voor een besluit zoals opgenomen in kolom 4.

Bestemmingsplan neemt bijzondere positie in

Het bestemmingsplan (artikel 3.1 Wro) neemt een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van ‘kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.

Definitie bestemmingsplan

Onder de definitie van het bestemmingsplan in kolom 3 van het Besluit m.e.r. vallen ook de volgende instrumenten uit de Wro:

Overzicht van gehanteerde verwijzingen voor plannen naar wetsartikelen in het Besluit m.e.r.:

Wet

Artikel

Plan

Wet ruimtelijke ordening

2.1, 2.2, 2.3, 5.1

Structuurvisie

3.1

Bestemmingsplan

3.6

Wijziging of uitwerking Bestemmingsplan

Planwet verkeer en vervoer

5

Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan

8 en 9

Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan

Waterwet

4.1

Nationaal waterplan

4.4

Regionaal waterplan

4.6

Beheerplan

Reconstructiewet concentratiegebieden

11

Reconstructieplan

18

Uitwerking Reconstructieplan

Wet milieubeheer

10.3 en 10.7

Landelijk afvalbeheersplan

Natuurbeschermingswet 1998

4

Natuurbeleidsplan

Plannen die niet m.e.r.-plichtig kunnen zijn

In artikel 7.3 Wm wordt een uitzondering gemaakt voor plannen die uitsluitend betrekking hebben op de landsverdediging of op een noodsituatie als bedoeld in de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden en plannen die betrekking hebben op de begroting of financiën van het Rijk, de provincie, de gemeente of een waterschap. Deze plannen vallen niet onder de m.e.r.-plicht. Deze plannen zijn dan ook niet opgenomen in kolom 3 van onderdeel C en D van de bijlage van het Besluit m.e.r.

Besluiten in de m.e.r.-regelgeving

U vindt hier informatie over:

  • Vergunningen in kolom 4 Besluit m.e.r.
  • Ook plannen in kolom 4 Besluit m.e.r.
  • Definitie bestemmingsplan Kolom 4

Vergunningen in kolom 4 Besluit m.e.r.

In kolom 4 van het Besluit m.e.r. zijn per activiteit de mogelijk m.e.r.-plichtige besluiten opgenomen. Het besluit heeft in veel gevallen betrekking op de vergunningverlening. Deze vergunningen zijn geregeld in meerdere wetten. In het Besluit m.e.r. is in kolom 4 in veel gevallen een rechtstreekse verwijzing opgenomen naar de betreffende wet. Wanneer gesproken wordt over Besluiten waarop afdeling 3.4 Awb en één of meer artikelen van afdeling 13.2 Wm van toepassing zijn, worden vergunningen bedoeld op grond van de volgende wetten:

  • Wet milieubeheer (uitgebreide omgevingsvergunning in het kader van de Wabo)
  • Mijnbouwwet (uitgebreide omgevingsvergunning in het kader van de Wabo)
  • Kernenergiewet
  • Waterwet (artikel 6.2, 6.3 en 6.4)
  • Ontgrondingenwet (artikel 3)

Ook plannen in kolom 4 Besluit m.e.r.

Indien voor een activiteit geen sprake is van een milieuvergunning als eerste besluit dat in juridische zin in realisatie voorziet (bouw- of aanlegtitel), is in veel gevallen het ruimtelijke ordeningsplan aangewezen dat het laagst in de hiërarchie en het meest concreet is.

Dit is de wijziging of uitwerking van het bestemmingsplan (artikel 3.6 Wro) en bij het ontbreken daarvan het bestemmingsplan zelf (artikel 3.1 Wro). Het bestemmingsplan neemt hiermee een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als kolom 4 van het Besluit m.e.r. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het besluit uit kolom 4 of aan de definitie van het plan uit kolom 3 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Is de activiteit geheel (of gedeeltelijk) als eindbestemming opgenomen dan voldoet de vaststelling van het bestemmingsplan aan de definitie van het besluit, maar als voor een activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan (in dit geval is namelijk sprake van ‘kaderstellend voor').

Uit een uitspraak van de Raad van State in het kader van de Woningbouwlocatie Bangert en Oosterpolder te Hoorn blijkt dat een gemengd bestemmingsplan met deels niet uit te werken en deels nog uit te werken bestemmingen voor een m.e.r.-plichtige activiteit moet worden gezien als een besluit uit kolom 4. Het is daarbij niet van belang hoe de bestemmingsplandelen zich tot elkaar verhouden en of het totaal van de activiteit in het bestemmingsplan wordt geregeld. Zie voor een nadere toelichting op deze uitspraak op de site van de Commissie m.e.r.

Definitie bestemmingsplan Kolom 4

Onder de definitie van het bestemmingsplan in kolom 4 van het Besluit m.e.r. vallen ook de volgende instrumenten uit de Wro: