Wijziging Reken- en meetvoorschrift geluid 2012
Op 1 juli 2015 is het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 gewijzigd (Staatscourant jaargang 2015, nr. 16753). De wijziging bevat enkele wijzigingen die knelpunten die zich in de praktijk hebben voorgedaan moeten wegnemen.
Het betreft:
- herstel van een omissie in de rekenregels voor de berekening van het equivalent geluidsniveau in geval tram- en metrosporen zijn geïntegreerd in een weg
- het mogelijk maken dat voor de berekening van de geluidproductie in het kader van de afweging van saneringsmaatregelen in het kader van de Wet milieubeheer gebruik kan worden gemaakt van gegevens over de actuele of geprojecteerde ligging of configuratie van een weg of spoorweg. In plaats van de in het geluidregister opgenomen gegevens over die ligging of configuratie
- in verband met het voorgaande punt: een aanvulling van de eisen die aan de rapportage van een uitgevoerd akoestisch onderzoek voor een saneringsplan worden gesteld
Achtergronden
In het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd:
Artikel 3.3, onderdeel a,
De wijziging van onderdeel a van artikel 3.3 betreft het herstel van een omissie. In het oorspronkelijke onderdeel a was niet aangegeven welke emissiegetallen voor trams moesten worden gebruikt in een berekening waarin het geluid van trams onderdeel is van de geluidsbelasting vanwege een weg. Deze omissie is hersteld doordat een verwijzing is toegevoegd naar de emissiegetallen voor trams welke zijn opgenomen in bijlage III. Bovendien wordt de mogelijkheid geboden om van op metingen gebaseerde emissiegetallen gebruik te maken.
Artikel 5.5
Artikel 11.63 van de Wet milieubeheer bepaalt dat wanneer uit een saneringsplan is gebleken dat het doelmatig is om een bronmaatregel of een afschermende maatregel of een andere saneringsmaatregel te treffen, de geluidproductieplafonds moeten worden gewijzigd met het effect van die maatregel. Artikel 5.5 van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 bepaalt dat daartoe deze saneringsmaatregel(en) aan de brongegevens in het register moeten worden toegevoegd, waarna de nieuwe waarden van de geluidproductieplafonds moeten worden berekend en vastgesteld. In de praktijk blijkt de uitwerking van dit artikel niet altijd goed op de betreffende saneringssituatie te passen.
In het gewijzigde artikel 5.5 wordt nu eveneens voorgeschreven hoe een geluidproductieplafond wordt berekend als in het saneringsplan gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om bij de afweging van maatregelen rekening te houden met de feitelijke of geprojecteerde gewijzigde ligging of configuratie van de weg of spoorweg ten opzichte van de brongegevens in het geluidregister.
Verder is de term ‘geluidbeperkende maatregelen’ in artikel 5.5 vervangen door ‘saneringsmaatregelen’. Geluidbeperkende maatregelen zijn bij ministeriële regeling (de Regeling geluid milieubeheer) aangewezen maatregelen die de geluidproductie vanwege een weg of spoorweg beperken, met uitzondering van maatregelen over het gebruik van de weg of spoorweg.
Saneringsmaatregelen zijn geluidbeperkende maatregelen of andere als zodanig aangewezen maatregelen (artikel 11.1, eerste lid, Wet milieubeheer). Saneringsmaatregelen kunnen dus ook andere maatregelen zijn dan geluidbeperkende maatregelen. Gedacht kan worden aan een verlaging van de plafondcorrectiewaarde, los van de hierboven beschreven verplichte aanpassing van de plafondcorrectiewaarde bij gewijzigde brongegevens. Het aanwijzen van een saneringsmaatregel anders dan een geluidbeperkende maatregel vindt plaats in het saneringsplan.
Aanpassing Bijlage VI
De toevoeging van paragraaf 1.4 aan bijlage VI van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 leidt er toe dat het rapport van het akoestisch onderzoek voor het saneringsplan moet worden uitgebreid als er met gewijzigde brongegevens is gerekend. Om deze reden is onderdeel i aan hoofdstuk 2 toegevoegd. In het akoestisch onderzoek zal uiteengezet moeten worden met welke brongegevens er is gerekend en welke van deze brongegevens zijn gewijzigd ten opzichte van de brongegevens die bij het geldende geluidproductieplafond horen.
Ook zal moeten worden uitgelegd waarom er met deze brongegevens is gerekend en welke gevolgen dit heeft voor andere brongegevens zoals de plafondcorrectiewaarde en de eventuele herverdeling van de verkeersintensiteiten over de bronregisterlijnen.
Met deze aanvulling zal in het rapport van het akoestisch onderzoek op een transparante wijze inzichtelijk worden gemaakt van welke brongegevens is uitgegaan en wat dat betekent voor de omgeving.