Handhaving OBM
Het kan voorkomen dat bij toezicht wordt geconstateerd dat een bepaalde activiteit wordt uitgevoerd zonder dat hiervoor een toereikende omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) is verleend. In dat geval wordt gehandhaafd op artikel 2.1, eerste lid, onder i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), in combinatie met artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Ontbreken OBM
Bij het ontbreken van de OBM moet eerst worden vastgesteld wat precies de activiteit is waarvoor de OBM-plicht geldt. Dit volgt uit de aanwijzing in artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Belangrijk is welk lid van dat artikel de activiteit OBM-plichtig maakt.
In het eerste lid van artikel 2.2a verwijst het Bor naar onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage. De beschrijving van de activiteit is vervolgens te vinden in kolom 1 van onderdeel D van die bijlage.
Het feit dat de activiteit wordt uitgevoerd terwijl de OBM ontbreekt, is direct een overtreding van Wabo artikel 2.1, eerste lid, onder i, in combinatie met het betreffende artikel 2.2a Bor.
Afwijken van een OBM
Afwijken van een OBM staat juridisch gezien gelijk aan het ontbreken van een OBM. Het zal meestal betekenen dat er een andere activiteit wordt uitgevoerd, dan waarvoor de OBM is verleend. In dat geval kan - net als hierboven beschreven - worden gehandhaafd op het ontbreken van de OBM voor de feitelijk uitgevoerde activiteit.
Handhaving op het ontbreken van de OBM voor de feitelijk uitgevoerde activiteit kan uitsluitend als de afwijking binnen de omschrijving van artikel 2.2a Bor blijft.
Voorbeeld 1 Opslag schroot
Een metaalrecyclingbedrijf heeft een OBM nodig voor de "oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting voor de opslag van schroot".
Deze activiteit is OBM-plichtig op grond van artikel 2.2a, eerste lid, onder b, Bor, in combinatie met de tekst in kolom 1 onder D18.8 van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage.
Het bedrijf heeft een OBM aangevraagd en gekregen om de opslagcapaciteit voor schroot uit te breiden van 5.000 ton naar 10.000 ton. Bij controle blijkt dat er 15.000 ton schroot wordt opgeslagen.
Voor de uitbreiding van de opslag van 10.000 tot 15.000 ton is geen OBM verleend, en dus is er sprake van het uitvoeren van een OBM-plichtige activiteit terwijl de OBM ontbreekt.
Voorbeeld 2 Wijziging dierenverblijf
Een veehouderij met meer dan 3.000 legkippen heeft een OBM nodig voor wijziging van een dierenverblijf.
Deze activiteit is OBM-plichtig op grond van artikel 2.2a, vijfde lid, onder a, Bor.
De veehouderij heeft een OBM aangevraagd en gekregen om een bestaande batterijhuisvesting te vervangen door een scharrelhuisvesting. Bij controle blijkt dat de veehouder op het laatste moment gekozen heeft voor een volièrehuisvesting.
Dit is een andere wijziging dan waarvoor de OBM is verleend. Het huisvestingssysteem is dus gewijzigd naar een volièrehuisvesting terwijl de OBM daarvoor ontbreekt.
Voorbeeld 3 Uitbreiding aantal dieren en wijziging dierenverblijf
Een veehouderij met meer dan 500 vleesrunderen heeft een OBM nodig als het dierenverblijf wordt gewijzigd of het aantal dieren wordt uitgebreid.
Deze activiteit is OBM-plichtig op grond van artikel 2.2a, vijfde lid, onder a, Bor.
Stel dat de veehouder een OBM heeft om uit te breiden van 500 naar 1.000 vleesrunderen, waarbij door toepassing van een luchtwasser met watergordijn de emissie van fijnstof wordt gereduceerd.
Het bevoegd gezag kon deze OBM verlenen, omdat uit de toetsing bleek dat door de uitbreiding de grenswaarden voor fijnstof dankzij de wijziging van het dierenverblijf niet overschreden wordt.
Bij controle blijkt vervolgens dat de veehouder wel is uitgebreid, maar dat de luchtwasser ontbreekt. De uitbreiding met wijziging moet gezien worden als één activiteit.
Het uitbreiden zonder de wijziging (plaatsing van de luchtwasser) is een andere activiteit dan de activiteit waarvoor de OBM verleend is. Ook hier kan dus gehandhaafd worden op het uitvoeren van een OBM-plichtige activiteit waarvoor de OBM ontbreekt.