De instanties bedoeld in art. 17.2, derde lid, Wm

Dit zijn:

  1. de burgemeesters van de betrokken gemeenten;
  2. de inspecteur;
  3. de commissarissen van de Koningin in de betrokken provincies in de gevallen dat de gevolgen van het voorval zich voordoen dan wel kunnen voordoen buiten de grenzen van de gemeente waar de inrichting geheel of in hoofdzaak is gelegen;
  4. gedeputeerde staten van de betrokken provincie in de gevallen dat het voorval verontreiniging of aantasting van de bodem tot gevolg heeft;
  5. andere bestuursorganen of overheidsdiensten, die direct belang hebben bij een onverwijlde mededeling.