Wat is ‘redelijkerwijs te beschouwen’?
De wet vraagt om het onderzoeken van de 'redelijkerwijs' te beschouwen alternatieven. Dit laat ruimte voor interpretatie: wat is redelijkerwijs? Een aantal overwegingen is daarbij van belang. Het alternatief moet realistisch zijn, dat wil zeggen: technisch maakbaar, betaalbaar, en in principe probleemoplossend. Een algemene aanbeveling is: schrijf alternatieven alleen weloverwogen af! (zie ook webpagina's Reikwijdte en detailniveau). Er wordt ingegaan op:
Bijdrage aan de besluitvorming
Een MER wordt altijd uitgevoerd ten behoeve van een te nemen besluit. Om een MER te kunnen laten bijdragen aan het maken van keuzes voor het formele besluit is het wenselijk om bij het ontwikkelen van alternatieven rekening te houden met de relevante vraagstukken. Waarover moeten in het besluit keuzes worden gemaakt? Betrek deze vraag bij het nagaan of een alternatief in het MER moet worden opgenomen.
Maakbaar, maar ook uitdagend
In principe moeten alternatieven door de initiatiefnemer kunnen worden gerealiseerd; ook wel aangeduid als 'binnen de competentie van de initiatiefnemer vallen'. Dat wil zeggen dat een initiatiefnemer een alternatief ook daadwerkelijk moet kunnen realiseren en daarbij niet afhankelijk is van andere partijen of overheden (zie ook webpagina's Regie). Dit speelt vooral bij particuliere/private initiatiefnemers. Zo kan een initiatiefnemer die van plan is een golfbaan te realiseren niet worden gevraagd om alternatieve locaties of een baanontwerp buiten de eigen gronden te onderzoeken. Een gemeente die een dergelijke golfbaan in een ruimtelijk plan vast moet leggen heeft daarentegen juist de plicht om in het kader van de locatie-afweging breder te kijken dan alleen de gronden die in het bezit zijn van de initiatiefnemer.
Anderzijds gaat het er bij alternatieven juist om dat wordt gezocht naar mogelijkheden om plannen te verbeteren en milieugevolgen te beperken, bijvoorbeeld het onderzoeken van een innovatieve techniek om emissies te beperken. Dat kan waardevolle informatie opleveren, waarbij er echter voor moet worden gewaakt geen te hoge verwachtingen te wekken.
Voor een plan-MER ligt dit minder eenduidig. In dat geval ligt het voor de hand om na te denken of het mogelijk is medewerking van andere partijen te stimuleren of af te dwingen, en welke instrumenten daar eventueel voor beschikbaar zijn, een convenant bijvoorbeeld (zie ook webpagina Werkwijze bij het ontwikkelen van alternatieven).
Technisch mogelijk en betaalbaar
De alternatieven in een MER moeten technisch te realiseren zijn. Dit betekent bijvoorbeeld dat een mogelijk tracé voor een weg moet kunnen voldoen aan technische vereisten die voor een wegontwerp moeten worden gehanteerd (denk aan hellingpercentages en boogstralen, en de benodigde vrije hoogte bij ongelijkvloerse kruisingen); een dijk moet onder andere voldoen aan eisen van hoogte en stabiliteit. Het verdient aanbeveling om, als er technische vereisten zijn, deze al bij de start van het project te benoemen, bijvoorbeeld door te verwijzen naar ontwerpeisen die moeten worden gehanteerd. De technische haalbaarheid kan overigens ook afhankelijk zijn van gebiedskenmerken en de beperkingen (bijvoorbeeld ruimtelijk) en randvoorwaarden die daaruit voortvloeien.
Daarnaast speelt uiteraard de betaalbaarheid van een alternatief een rol: onevenredig kostbare alternatieven zijn weinig realistisch en hoeven om die reden niet te worden onderzocht. Bij het hanteren van kosten als een argument moet zorgvuldig worden gehandeld: in de omgeving roept dit vaak sterke reacties op. Het is daarom verstandig de grens niet te laag te leggen.
Relevant gezien milieugevolgen
Vanuit de doelstellingen van de milieueffectrapportages is het van belang dat een alternatief ook relevant is vanwege mogelijk (ten opzichte van andere alternatieven) afwijkende milieugevolgen. Als bijvoorbeeld in een plangebied archeologische waarden aanwezig zijn of geluidgevoelige bestemmingen kan het wenselijk zijn alternatieven te ontwikkelen die juist daarmee rekening houden. Andersom gezegd: het heeft geen zin om nog nieuwe, andere alternatieven te ontwikkelen als die niet zullen leiden tot wezenlijk andere milieugevolgen.
Voldoen aan de doelstellingen
Uiteraard moet een alternatief zodanig zijn dat daarmee de doelstellingen van het plan of project kunnen worden gerealiseerd. Ook hiervoor geldt dat de lat niet te hoog moet worden gelegd. Het kan immers zijn dat een oplossingsrichting de doelstelling in belangrijke mate realiseert (maar niet helemaal) maar met beduidend minder milieugevolgen. In zo'n geval kan het wenselijk zijn een dergelijk alternatief toch in het onderzoek te betrekken.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan een alternatief dat erop gericht is de ergste knelpunten op te lossen. Een dergelijk alternatief biedt vaak geen complete oplossing voor het probleem, maar wel een belangrijke verbetering met in veel gevallen weinig gevolgen voor het milieu.
Voorkomen en mitigeren
In de nieuwe regeling voor de m.e.r.-procedure is een meest milieuvriendelijk alternatief (MMA) niet meer verplicht. Wel moeten maatregelen worden onderzocht die belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen voorkomen, beperken of teniet doen. Dergelijke maatregelen kunnen worden benoemd als mitigerende maatregelen, maar in sommige gevallen is het raadzaam deze in een apart alternatief te verwerken. Bij de beoordeling van wat redelijkerwijs moet worden bekeken moet daarom voldoende ruimte blijven om zichtbaar te maken wat kan worden gedaan om effecten te voorkomen of mitigeren. Daarbij moet worden voorkomen dat elementen die toch al onderdeel uit zouden maken van het plan/voornemen opgevoerd worden als mitigerende maatregelen om een gunstiger beeld te schetsen.