Kleinschalig vergisten van mest
De voorschriften voor het kleinschalig vergisten van uitsluitend dierlijke meststoffen staan in paragraaf 3.5.10 van het Activiteitenbesluit en in paragraaf 3.5.8 van de Activiteitenregeling. De voorschriften zijn van toepassing op inrichtingen type B en C.
Monovergisting
Het gaat hier om het vergisten van alleen dierlijke mest. Dit heet ook wel monovergisting. De verwerkingscapaciteit van de installatie om de mest te vergisten is maximaal 25.000 kubieke meter mest per jaar. Daarnaast staan er bij deze activiteit ook voorschriften voor een aantal processen voor en na het vergisten, namelijk:
- het biologisch behandelen van dierlijke mest
- het opslaan van digestaat, dat nog biologisch actief is
- het opslaan, bewerken en transporteren van vergistinggas
De voorschriften van de processen die kunnen plaatsvinden voor en na het vergisten gelden alleen bij kleinschalige mestvergisting. De voorschriften zijn afgeleid van de Handreiking monovergisting van mest, die eerder door het bevoegd gezag werd toegepast bij het verlenen van een omgevingsvergunning milieu.
Biologisch behandelen van mest
Voor of na het vergisten kunnen aan de mest enzymen of micro-organismen toegevoegd worden. Dit is het biologisch behandelen van mest.
Digestaat - biologisch actief
Digestaat is het restproduct dat overblijft na het vergisten van de mest. Digestaat kan nog biologisch actief zijn als het de vergister verlaat. De mest is dan nog niet helemaal uitgegist. De anaërobe micro-organismen zijn nog actief, waardoor er vergistinggas gevormd wordt.
Vergistinggas
Vergistingsgas (of biogas) ontstaat door vergisting van organisch materiaal, zoals mest.
Eigen mest en mest van ergens anders?
Voor de voorschriften is de herkomst van de dierlijke mest niet van belang. Het maakt niet uit of het gaat om eigen mest of mest van ergens anders. Bij mest van ergens anders kan sprake zijn het verwerken van afvalstoffen.
Activiteiten die onder een andere paragraaf vallen
De opslag van mest en digestaat, dat niet meer biologisch actief is, valt niet onder deze paragraaf van het Activiteitenbesluit. Het opslaan van vaste mest valt onder de activiteit Opslaan van agrarische bedrijfsstoffen. Het opslaan van drijfmest en (stabiel) digestaat valt onder de activiteit Opslaan van drijfmest en digestaat.
Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM)
Om te mogen starten met mestvergisting is toestemming nodig van het bevoegd gezag. Deze 'toestemming vooraf' heet de Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM). Daarnaast is een OBM in een aantal gevallen ook nodig voor het uitbreiden en wijzigen van de activiteit. Een OBM is niet vereist als de activiteit deel uitmaakt van een IPPC-installatie. In dat geval moet de omgevingsvergunning milieu worden gewijzigd. Zie voor meer informatie OBM overzicht - Kleinschalig vergisten van mest en OBM Kleinschalig vergisten van mest.
Vergunningplicht
De eisen van het Activiteitenbesluit voor het monovergisten van mest gelden niet voor het vergisten van meer dan 25.000 m3 mest per jaar (artikel 3.129c Activiteitenbesluit). De eisen moeten dan in de omgevingsvergunning milieu staan (Bijlage I, onderdeel C, onderdeel 7.5 onder h van het Besluit omgevingsrecht). Daarnaast gelden de eisen van het Activiteitenbesluit voor de opslag van vergistinggas bij een monovergister niet voor de opslag van meer dan 20.000 liter vergistinggas (artikel 3.129c Activiteitenbesluit). Deze eisen moeten ook in de omgevingsvergunning milieu staan (Bijlage I, onderdeel C, onderdeel 2.7 onder h van het Besluit omgevingsrecht).