Overzicht OBM houden van varkens

Onderstaande tabel geeft aan wanneer voor deze activiteit een Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets (OBM) nodig is en welke bijzonderheden voor deze OBM gelden.

Zie ook: de uitgebreide pagina's over de OBM voor veehouderijen.

Juridisch overzicht Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM)

Varkens

Aangewezen activiteit

M.e.r.-OBM: De oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van:

  • Categorie D14, kolom 2, onder 2°, van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage = ten minste 51 en ten hoogste 2.000 vleesvarkens, Rav cat. D.3 (Art. 2.2a lid 1, onder f, Bor).
  • Categorie D14, kolom 2, onder 3°, van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage = ten minste 51 en ten hoogste 750 zeugen, Rav cat. D.1.2, D.1.3 en D.3 (Art. 2.2a lid 1, onder g, Bor).
  • Categorie D14, kolom 2, onder 4°, van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage = ten minste 500 en ten hoogste 3.750 gespeende biggen, Rav cat. D.1.1 (Art. 2.2a lid 1, onder h, Bor).
Fijnstof-OBM: ten minste 900 varkens behorend tot de diercategorieën D1 tot en met D3 (Art. 2.2a lid 4, onder a, sub 3°, Bor).
Ondergrens
  • M.e.r.-OBM: 51 vleesvarkens, 51 zeugen, 500 gespeende biggen.
  • Fijnstof-OBM: 900 varkens.
Bovengrens
  • M.e.r.-OBM: 2000 vleesvarkens, 750 zeugen, 3.750 gespeende biggen.
  • Fijnstof-OBM: geen.
Uitzondering
  • M.e.r.-OBM: De aanwijzing vervalt als uit de mer-beoordeling volgt dat een milieueffectrapport opgesteld moet worden, of als de initiatiefnemer zelf besluit een milieueffectrapport op te stellen (= artikel 7.18 van de Wet milieubeheer van toepassing).
  • Beide: De OBM is niet vereist als de activiteit deel uitmaakt van een IPPC-installatie.
  • Fijnstof-OBM: De OBM is niet vereist als het gaat om een inrichting type C.
Weigeringsgronden
  • M.e.r.-OBM: Het bevoegd gezag heeft beslist dat een milieueffectrapport moet worden gemaakt (5.13b, lid 1, Bor).
  • Fijnstof-OBM: De activiteit leidt tot overschrijding van de grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM10), bedoeld in bijlage 2, voorschrift 4.1, van de Wet milieubeheer, voor zover de verplichting tot het in acht nemen daarvan is vastgelegd bij of volgens artikel 5.16 van die wet (5.13b, lid 6, Bor).
Op welk moment is de OBM nodig?
  • M.e.r.-OBM: Bij oprichting, wijziging of uitbreiding (in de zin van het Besluit milieueffectrapportage)
  • Fijnstof-OBM: Bij oprichting of wijziging van het dierenverblijf of het uitbreiden van de hoeveelheid varkens.
Lex silencio van toepassing?
  • M.e.r.-OBM: Nee.
  • Fijnstof-OBM: Nee.
Relatie met Bijlage I
  • Onderdeel B, eerste lid onder b regelt dat de Omgevingsvergunning milieu vereist is als Wm artikel 7.18 van toepassing is (zie uitzondering).
  • Er is een Omgevingsvergunning milieu nodig bij het houden van meer dan 3.750 gespeende biggen, behorend tot de diercategorie D.1.1. (onderdeel C, categorie 8.3, onder g).
  • Er is een Omgevingsvergunning milieu nodig bij IPPC-bedrijven.
Meerdere diersoorten Zie "Meerdere diersoorten binnen inrichting" als landbouwhuisdieren van meer dan één hoofdcategorie als bedoeld in de regeling volgens de Wav worden gehouden.