Oprichten en uitbreiden in of nabij zeer kwetsbaar gebied

Binnen een zeer kwetsbaar gebied, en de 250 meter zone rondom, is oprichten van dierenverblijven slechts beperkt mogelijk. De toets hiervan staat in paragraaf 3.5.8 van het Activiteitenbesluit. Kort samengevat komt de toets op het volgende neer.

Oprichting

In zeer kwetsbaar gebied en een zone van 250 meter rondom is het oprichten van nieuwe dierenverblijven met landbouwhuisdieren niet toegestaan. Behalve voor dieren die worden gehouden voor natuurbeheer en voor kleine aantallen landbouwhuisdieren.

Uitbreidingen

Voor uitbreidingen krijgen veehouders te maken met ammoniakemissieplafonds. Binnen dit plafond mogen ze zelf weten welke en hoeveel dieren ze willen houden. Het berekenen van het plafond gaat in principe op basis van de melding (of eventueel de eerdere vergunning). De ammoniakemissie die op dat moment geldt, wordt gecorrigeerd door in plaats van de emissiefactoren van de stalsystemen de maximale emissiewaarden van het Besluit emissiearme huisvesting te hanteren. Dit is de gecorrigeerde ammoniakemissie. Als de toegestane emissie lager is dan de gecorrigeerde ammoniakemissie, is deze laagste waarde bepalend.

Op de regel dat de veehouder niet boven de (gecorrigeerde) ammoniakemissie mag uitkomen, gelden enkele uitzonderingen. Voor uitbreiding in alleen melkrundvee geldt een hoger emissieplafond. Voor uitbreiding in schapen, paarden, biologisch gehouden dieren en dieren voor natuurbeheer geldt helemaal geen emissieplafond.

Handreiking

De voorschriften zijn gebaseerd op de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Omdat de voorschriften grotendeels overeenkomen, verwijzen wij hieronder naar de Handreiking Ammoniak en Veehouderij. Als de Handreiking op een punt is verouderd, staat dit aangegeven. De Wav is in 2006 en 2007 aangepast, maar de Handreiking niet. Een overzicht van de verschillen en overeenkomsten tussen Activiteitenbesluit en de Wav vindt u in de tabel Activiteitenbesluit versus Wav. Overigens: de Wav gaat uit van de veehouderij (artikel 1 lid 1 Wav). Het Activiteitenbesluit gaat uit van de activiteit houden van landbouwhuisdieren (artikel 3.111 Activiteitenbesluit).

Hieronder komt een aantal aspecten (deels uit de Handreiking) aan bod:

Veehouders moeten de Beste Beschikbare Technieken (BBT) toepassen. Bij type C-bedrijven gaat de BBT-afweging met de omgevingsvergunning milieu. Bij type B-bedrijven, die geen omgevingsvergunning milieu nodig hebben, is het uitgangspunt dat de wetgever met het Activitieitenbesluit ervoor heeft gezorgd dat de veehouder type B voldoet aan BBT, in combinatie met het Besluit huisvesting. Veehouders moeten - naast het Activiteitenbesluit - ook voldoen aan de eisen van het Besluit emissiearme huisvesting.

Landbouwhuisdieren in dierenverblijven

Landbouwhuisdieren worden gehouden in verband met de productie van bijvoorbeeld melk, vlees, wol, veren of eieren of in verband met het berijden van dieren. Bijvoorbeeld paarden, rundvee, schapen, geiten, varkens, kippen, eenden, pelsdieren, konijnen, parelhoenders, paarden, struisvogels, waterbuffels, herten, lama’s en fazanten - mits ze voor productiedoeleinden worden gehouden. Denk aan een paardenmanege, een stoeterij, een veehouderij en dergelijke. Geen landbouwhuisdieren zijn in ieder geval wormen, kokkels, vissen, muizen, cavia’s, bijen, siervogels, duiven, katten en honden. Het kan voorkomen dat dieren bij het ene geval wel als landbouwhuisdier worden gehouden en in het andere geval niet. Bijvoorbeeld herten. De herten kunnen voor het vlees worden gehouden - dan zijn het landbouwhuisdieren. Worden de herten voor de sier gehouden, dan zijn het geen landbouwhuisdieren. Voor andere dieren dan landbouwhuisdieren gelden de eisen van paragraaf 3.8.5 Activiteitenbesluit en dat zijn geen ammoniakeisen.

Een dierenverblijf is de ruimte waarbinnen de landbouwdieren verblijven, overdekt of onoverdekt. Een uitloop kan een dierenverblijf zijn, een weiland niet. De ammoniakeisen gelden dus niet voor bijvoorbeeld een weiland.

Zeer kwetsbare gebieden

Het Activiteitenbesluit beschermt zeer kwetsbare gebieden en een zone van 250 meter daaromheen. In 1.1 lid 1 Activiteitenbesluit staat de definitie van zeer kwetsbaar gebied. U zult moeten vaststellen of een dierenverblijf binnen zeer kwetsbaar gebied ligt of in een zone van 250 meter daaromheen. In hoofdstuk 3 van de Handreiking (pdf, 1.2 MB) leest u hoe de vaststelling van deze gebieden in zijn werk gaat en paragraaf 3.4 gaat in op de vraag, hoe u vaststelt of het bedrijf wel of niet in de zone ligt.

De Handreiking gaat uit van kwetsbare gebieden. Inmiddels is de bescherming beperkt tot zeer kwetsbare gebieden (dit is gewijzigd met artikel 2 en 2a van de Wav).

Oprichtingen en uitbreidingen buiten de 250 meter-zone

Het Activiteitenbesluit stelt geen eisen aan oprichting en uitbreiding van dierenverblijven buiten de 250 meter-zone. Met andere woorden: buiten de zone zijn nieuwe dierenverblijven en uitbreidingen of wijzigingen van bestaande dierenverblijven onbeperkt mogelijk voor althans de ammoniakuitstoot. Als iemand opricht of uitbreidt buiten de 250 meter-zone, handelt hij niet in strijd met het Activiteitenbesluit.

Oprichtingen in de 250 meter-zone

In artikel 3.111 lid 2 Activiteitenbesluit staat dat de eisen voor ammoniak niet gelden voor kleine aantallen landbouwhuisdieren. In artikel 3.113 Activiteitenbesluit staat het oprichtingsverbod voor landbouwhuisdieren in de 250 meter-zone en de uitzondering voor bestaande veehouderijen en voor dieren voor natuurbeheer.

In zeer kwetsbaar gebied en in de 250 meter-zone daaromheen is het oprichten van nieuwe dierenverblijven niet toegestaan. Bestaande bedrijven die nog geen dierenverblijven met landbouwhuisdieren hebben, mogen geen dierenverblijven oprichten. Bijvoorbeeld een hotel mag geen veehouderijtak erbij nemen. Ook het oprichten van nieuwe bedrijven met dierenverblijven is niet toegestaan. Bijvoorbeeld het oprichten van een melkrundveehouderij. Doet iemand dit toch, dan handelt diegene in strijd met het Activiteitenbesluit. Zie bijvoorbeeld uitspraak AWB - 16 _ 1171 en AWB - 16_1172, Rechtbank Noord-Holland, 18 april 2016.

Het gaat hier om het oprichten van dierenverblijven voor landbouwhuisdieren. Landbouwhuisdieren zijn in ieder geval dieren genoemd in bijlage 1 van de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav). Maar óók dieren die niet in bijlage 1 van de Rav staan, kunnen landbouwhuisdieren zijn. Ook voor die niet genoemde dieren geldt het oprichtingsverbod (zie ook paragraaf 4.1 van de Handreiking (pdf, 1.2 MB)). Op dit verbod gelden enkele uitzonderingen.

Uitzonderingen op oprichtingsverbod

Ten eerste mag oprichting van een dierenverblijf voor kleine aantallen landbouwhuisdieren wel. Ten tweede is oprichting van een dierenverblijf met dieren voor natuurbeheer toegestaan.

1. Oprichten kleine aantallen landbouwhuisdieren

Het oprichten van een dierenverblijf voor kleine aantallen landbouwhuisdieren is toegestaan (artikel 3.111 lid 2 Activiteitenbesluit). Zolang iemand onder de volgende aantallen blijft, mag hij deze dieren gaan houden:

Overzicht aantallen

Soort dieren

Minder dan
schapen 10
paarden en pony's 5
geiten 10
kippen, eenden en parelhoenders 25
konijnen 25
overige landbouwhuisdieren 10

Hij mag deze dieren combineren: bijvoorbeeld 9 schapen en 8 geiten.

2. Oprichten dieren voor natuurbeheer

Het oprichten van een dierenverblijf mag ook, als het gaat om een dierenverblijf voor het houden van landbouwhuisdieren uitsluitend of in hoofdzaak voor natuurbeheer.

In paragraaf 4.1.2 van de Handreiking (pdf, 1.2 MB) leest u wat dit inhoudt.

Bestaande veehouderijen, die al landbouwhuisdieren hielden, mogen wel nieuwe dierenverblijven oprichten (artikel 3.113 Activiteitenbesluit). Dit is per definitie een uitbreiding in het aantal dieren, zodat de beperkingen van artikel 3.114 Activiteitenbesluit gelden, die u hieronder kunt lezen.

Uitbreidingen in de 250 meter-zone

In 3rtikel 3.114 lid 1 Activiteitenbesluit staat het uitbreidingsverbod in de 250 meter-zone met uitzonderingen. In dit artikel staat ook dat de ammoniakemissie niet mag worden gebruikt voor latere uitbreidingen.

Als een inrichting met landbouwhuisdieren in zeer kwetsbaar gebied of een zone van 250 meter daaromheen ligt, is het uitgangspunt dat uitbreiden niet mogelijk is, als het aantal dieren in een diercategorie toeneemt (artikel 3.114 lid 1 Activiteitenbesluit). Als iemand dat toch doet, handelt hij in strijd met het Activiteitenbesluit.

Als de melding geen toename van het aantal dieren in een diercategorie betekent, dan is dit niet in strijd met het Activiteitenbesluit. Hetzelfde aantal dieren melden als eerder gemeld, mag dus. Zelfs als de inrichting door de wijziging een grotere ammoniakemissie veroorzaakt. Voorbeelden hiervan zijn veehouderijen die om dierenwelzijn overschakelen op een welzijnsvriendelijker systeem, zonder het aantal dieren uit te breiden (zie voor een voorbeeld paragraaf 4.2 van de Handreiking (pdf, 1.2 MB)).

We verstaan onder een diercategorie een diercategorie zoals opgenomen in bijlage 1 van de Rav. Diercategorieën zijn dus bijvoorbeeld schapen ouder dan 1 jaar inclusief lammeren, gespeende biggen, kraamzeugen, vleesvarkens/opfokberen/opfokzeugen, vleeskuikens, etc. Diersoorten die niet in de Rav zijn opgenomen, zijn ook geen diercategorie. Dat betekent dat uitbreiden en wijzigen in deze, niet in de Rav opgenomen dieren, gewoon mag (dit is hetzelfde als onder de Wav, zie paragraaf 4.2 van de Handreiking (pdf, 1.2 MB)). Overigens is oprichten wel verboden voor niet in de Rav genoemde dieren.

Uizonderingen op uitbreidingsverbod

Op de regel dat uitbreidingen niet mogelijk zijn, gelden enkele uitzonderingen. Op de eerste plaats mogen inrichtingen die kleinschalig dieren houden, wel uitbreiden. Op de tweede plaats zijn er diercategorieën waarin uitbreiding toch mogelijk is (paarden, schapen, biologisch gehouden dieren en dieren voor natuurbeheer, waarvoor geen ammoniakplafond geldt). Op de derde plaats zijn uitbreidingen mogelijk, zolang de ammoniakemissie binnen de gecorrigeerde ammoniakemissie blijft. Op de vierde plaats is uitbreiding in uitsluitend melkrundvee boven het ammoniakplafond onder voorwaarden mogelijk.

Overzicht uitzonderingen uitbreiden
nr. Binnen de 250 meter-zone is het toegestaan om
1 inrichtingen met kleine aantallen landbouwhuisdieren uit te breiden
2 uit te breiden in dieren zonder ammoniakplafond (paarden, schapen, biologisch gehouden dieren en dieren voor natuurbeheer)
3 uit te breiden binnen de gecorrigeerde ammoniakemissie of het ammoniakplafond, als dat lager is
4 uit te breiden in uitsluitend melkrundvee

1. Uitbreiding kleine aantallen landbouwhuisdieren

Inrichtingen met kleine aantallen landbouwhuisdieren mogen uitbreiden, zolang ze onder het maximum aantal dieren (artikel 3.111 lid 2 onder a Activiteitenbesluit) blijven.

2. Uitbreiding in paarden, schapen en dergeljke: dieren zonder ammoniakplafond

In de volgende diercategorieën kunnen inrichtingen met landbouwhuisdieren onbeperkt uitbreiden. Voor uitbreidingen in deze diercategorieën geldt geen emissieplafond.

In paragraaf 4.2.1 van de Handreiking (pdf, 1.2 MB) leest u hier meer over. De extra ammoniakemissie van deze dieren kan de veehouder in de toekomst niet gaan gebruiken voor uitbreiding in andere dieren, zoals kippen, rundvee, varkens en dergelijke (artikel 3.114 lid 3 Activiteitenbesluit).

Eerst oprichten met bijvoorbeeld 4 paarden en daarna uitbreiden met bijvoorbeeld 7 paarden is niet toegestaan. Dit blijkt uit ABRvS, 201602975/1/A1, 15 maart 2017 Heemskerk. De gemeente heeft in november 2015 een dwangsom opgelegd voor het houden van 10 paarden binnen een zone van 250 meter rondom een zeer kwetsbaar gebied. Het aantal paarden moet worden teruggebracht tot maximaal 4.  
Appellant voert aan dat hij wel 10 paarden mocht houden. Hij heeft in januari 2016 een melding Activiteitenbesluit heeft gedaan voor oprichten met vier paarden . Daardoor is artikel 3.111, tweede lid van toepassing geworden, waardoor sprake is van een inrichting die is toegestaan door het Activiteitenbesluit. Daardoor mocht hij onbeperkt (in dit geval 7) uitbreiden in paarden (via artikel 3.114, eerste lid, aanhef en onder c), aldus appellant.
De Afdeling gaat hier niet in mee. Op deze manier wordt artikel 3.113 van het Activiteitenbesluit omzeild, dat een oprichtingsverbod geeft voor veehouderijen binnen een zone van 250 meter rondom een zeer kwetsbaar gebied. Dit is in strijd met de systematiek en bedoeling van het wetgeving.

3. Uitbreiding in meer dieren of andere diercategorieën binnen het ammoniakplafond

Bestaande inrichtingen met landbouwhuisdieren in zeer kwetsbaar gebied of in een zone van 250 meter daaromheen, hebben de mogelijkheid om uit te breiden, zolang de ammoniakemissie van alle dierenverblijven binnen de hele inrichting na uitbreiding niet meer bedraagt dan het te berekenen ammoniakplafond (artikel 3.114 lid 1 onder a Activiteitenbesluit).

Eerst moet u het ammoniakplafond vaststellen. Het ammoniakplafond bepaalt u door de gecorrigeerde ammoniakemissie te vergelijken met de ammoniakemissie die de veehouder mag hebben. Mag hebben wil zeggen: zoals die is volgens de meest recente melding onder het Activiteitenbesluit. voor situaties dat er geen eerdere melding Activiteitenbesluit is, geldt overgangsrecht. Het overgangsrecht is nodig, om te bepalen waarmee u de nieuwe situatie moet vergelijken, nu er geen melding onder het Activiteitenbesluit is. In paragraaf 4.2.2.1 van de Handreiking (pdf, 1.2 MB) leest u hoe deze berekening in zijn werk gaat. Daar staat ook een voorbeeldberekening. Hieronder staat dezelfde tabel als in paragraaf 4.2.2.1, maar dan aangepast aan de tekst van het Activiteitenbesluit.

Stap 1 - 4
Bepaal de gecorrigeerde ammoniakemissie

Stap 1
Voor welke aantallen dieren en diercategorieën is er een eerdere melding Activiteitenbesluit?

Dieren waarin met toepassing van de Wav of onder het Activiteitenbesluit al eerder is uitgebreid boven de vergunde of gemelde emissie of boven het voor het bedrijf geldende ammoniakplafond, laat u buiten beschouwing (artikel 3.114 lid 3 Activiteitenbesluit).

Stap 2
Bereken de ammoniakemissie van de eerder gemelde diercategorieën waar het Besluit huisvesting geen maximale emissiewaarde voor bevat (dierenaantal gemeld x emissiefactor van de bijlage van de Rav) (artikel 3.112 lid 2 Activiteitenbesluit).

Stap 3
Bereken de ammoniakemissie van de eerder gemelde diercategorieën waar het Besluit huisvesting wel een maximale emissiewaarde voor bevat. Reken ook met deze maximale emissiewaarde en niet met de emissiefactor van het eerder gemelde stalsysteem (gemeld dierenaantal x maximale emissiewaarde).

Stap 4
Tel de emissies van stap 2 en 3 bij elkaar op. De uitkomst is de gecorrigeerde ammoniakemissie.
Stap 5
Bereken de eerder gemelde ammoniakemissie
Vervolgens moet u bepalen of de ammoniakemissie in de eerder gemelde situatie misschien al lager is dan de gecorrigeerde ammoniakemissie. Is dat het geval, dan is deze gemelde emissie bepalend voor de ammoniakemissie die in de nieuwe situatie mogelijk is.
Stap 5
Bereken de ammoniakemissie zoals die in de eerder gemelde situatie is (gemelde dierenaantallen x emissiefactor van de bijlage van de Rav)
Stap 6
Bepaal het ammoniakplafond
Stap 6
Vergelijk de eerder gemelde ammoniakemissie van stap 5 met de gecorrigeerde ammoniakemissie van stap 4. De laagste van deze twee waarden is de ammoniakemissie die in de nieuwe situatie niet overschreden mag worden (het ammoniakplafond).

Vervolgens moet u de nieuwe ammoniakemissie vaststellen. De nieuwe ammoniakemissie, die de veehouder wil hebben, blijkt uit de melding Activiteitenbesluit die hij indient. U bepaalt de nieuwe ammoniakemissie door de dieren die na de melding aanwezig mogen zijn, te vermenigvuldigen met de emissiefactoren van de bijlage van de Rav. Het gaat om de emissie van de inrichting als geheel (niet alleen de uitbreiding). Daarbij rekent u de ammoniakemissie van de uitbreiding met paarden, schapen, biologisch gehouden dieren en dieren voor natuurbeheer niet mee, omdat voor deze dieren onbeperkte uitbreiding mogelijk is. In paragraaf 4.2.2.2 van de Handreiking (pdf, 1.2 MB) leest u meer hierover.

Tot slot vergelijkt u het nieuwe ammoniakemissie met het ammoniakplafond. Als de nieuwe ammoniakemissie lager is dan of gelijk is aan het berekende ammoniakplafond (dus de gecorrigeerde ammoniakemissie, of de eerder gemelde ammoniakemissie, als die lager is), dan voldoet de uitbreiding aan het ammoniakeisen van artikel 3.114 lid 3 Activiteitenbesluit. Als de nieuwe ammoniakemissie hoger is dan het ammoniakplafond, dan is dit in strijd met het Activiteitenbesluit. Bovendien kunnen veehouderijen die meer of andere dieren gaan houden binnen het ammoniakplafond, daarnaast onbeperkt uitbreiden in extra paarden, schapen, biologisch gehouden dieren en dieren voor natuurbeheer. Meer hierover leest u in paragraaf 4.2.2.3 van de Handreiking (pdf, 1.2 MB). Daar staat ook een voorbeeldberekening.

4. Uitbreiding in uitsluitend melkrundvee boven het ammoniakplafond

Bestaande inrichtingen met melkrundvee in zeer kwetsbaar gebied of in een zone van 250 meter daaromheen, hebben de mogelijkheid om uit te breiden boven het ammoniakplafond met uitsluitend melkrundvee (artikel 3.114 lid 1 onder b Activiteitenbesluit). Meer precies geldt deze mogelijkheid voor inrichtingen waarin op 31 december 2001 melkrundvee werd gehouden, als neventak of als hoofdtak. Dit zal uit de vergunning of de melding moeten blijken.

Zij kunnen uitbreiden boven het ammoniakplafond in uitsluitend melkrundvee. Het emissieplafond geldt in totaal (voor het hele bedrijf). In paragraaf 5.2.3 van de Handreiking (pdf, 1.2 MB) leest u wat de voorwaarden en mogelijkheden zijn voor uitbreiding in melkrundvee. Het emissieplafond komt overeen met de emissie van 200 melkkoeien (met toepassing van beweiding) en 140 stuks jongvee, voor zover de ammoniakemissie per dierplaats gelijk zou zijn aan de maximale emissiewaarde. Lees de vraag en het antwoord over de berekening van het emissieplafond bij het Besluit emissiearme huisvesting.

Let op: voor inrichtingen die op 31 december 2015 'gewoon' rundvee hielden (en geen melkrundvee) geldt deze mogelijkheid niet. Melkrundvee is:

  • melkvee met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat overwegend wordt gehouden voor de melkproductie, met inbegrip van dieren die in de mestperiode worden gemolken, tijdens de lactatie worden gemest of die zijn drooggezet en worden afgemest, en
  • vrouwelijk vleesvee ouder dan 2 jaar met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat op een met melkvee vergelijkbare manier wordt gehouden voor de vleesproductie en het voortbrengen en zogen van kalveren
    Dit volgt uit artikel 1.1 lid 1 Activiteitenbesluit, dat verwijst naar artikel 1 lid 1 Wav: zie paragraaf 5.1 van de Handreiki (pdf, 1.2 MB)ng (pdf, 1.2 MB).

Omdat de uitbreiding uitsluitend melkrundvee mag betreffen, is het niet mogelijk om tegelijkertijd uit te breiden in andere diercategorieën binnen het ammoniakplafond en is het ook niet mogelijk uit te breiden in paarden, schapen, biologisch gehouden dieren en dieren voor natuurbeheer.

Wijziging stalsysteem

In artikel 3.114 lid 2 Activiteitenbesluit staat het wijzigingsverbod voor een huisvestingssysteem in de 250 meter-zone met uitzondering.

In zeer kwetsbaar gebied en in de 250 meter-zone daaromheen is het wijzigen van een huisvestingssysteem niet mogelijk, als de ammoniakemissie per dierplaats toeneemt (artikel 3.114 lid 2 Activiteitenbesluit). Doet iemand dit toch, dan handelt hij in strijd met het Activiteitenbesluit. Op dit verbod gelden één uitzondering.

Het wijzigen van een huisvestingssysteem waarbij de ammoniakemissie toeneemt, is wel toegestaan, als dit nodig is vanwege dierenwelzijnswetgeving én het aantal dierplaatsen niet toeneemt (artikel 3.114 lid 2 Activiteitenbesluit).

In alle andere gevallen is dus niet mogelijk om van stalsysteem te wisselen als de ammoniakemissie per dierplaats toeneemt.

Overgangsrecht

Hierboven zijn we ervan uit gegaan, dat er al een eerdere melding onder het Activiteitenbesluit is. Maar soms is die er niet - er is bijvoorbeeld alleen een melding onder het voormalige Besluit landbouw, of een omgevingsvergunning milieu. Daarom is er overgangsrecht. Hiermee kunt u bepalen, waarmee u de nieuw gemelde situatie moet vergelijken, nu er immers nog geen melding onder het Activiteitenbesluit is.