Stond in het 'oude' Besluit huisvesting een maximale emissiewaarde voor melkrundvee en mocht omschakelen van beweiden naar permanent opstallen?

Vraag

Moest huisvesting voor melkrundvee voldoen aan de maximale emissiewaarde van het inmiddels vervallen Besluit huisvesting? Hoe zat het met omschakelen van beweiden naar permanent opstallen?

Antwoord

Huisvesting voor melkrundvee moet voldoen, maar dat gold alleen voor nieuwbouw van huisvestingssystemen en grotere uitbreidingen van bestaande huisvestings­systemen (meer dan 20 stuks). Deze moesten voldoen aan de maximale emissiewaarde van het inmiddels vervallen Besluit huisvesting. Het besluit is op 1 augustus 2015 vervangen door het nieuwe Besluit emissiearme huisvesting.

Wat betreft omschakelen van beweiden naar permanent opstallen: dat kon. Een veehouder mocht een bestaande stal (van voor 1 april 2008) omschakelen van beweiden naar permanent opstallen (inclusief de uitbreiding met 20 dierplaatsen).

Wettelijke basis

Artikel 3 lid 1 van het voormalige Besluit huisvesting bepaalde dat de maximale emissiewaarde voor de diercategorie melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar, niet van toepassing was op een bestaand huisvestingssysteem en op een uitbreiding daarvan met maximaal 20 dierplaatsen.

De begrippen “huisvestingssysteem” en “bestaand huisvestingssysteem” waren gedefinieerd in artikel 1 van het besluit. Als het geen "bestaand huisvestingssysteem" was, moest de veehouder direct voldoen aan de maximale emissiewaarden.

Omschakelen van beweiden naar permanent opstallen

Het begrip 'huisvestingssysteem' voor melkrundvee moest ruim worden gelezen. Een strikte uitleg van het begrip huisvestingssysteem kwam niet tegemoet aan de bedoeling van de wetgever. Bij zo'n strikte uitleg voldeed de stal al heel snel niet meer aan het begrip bestaand. Ook bij kleinere wijzigingen. De definitie van ‘huisvestingssysteem” was namelijk: “gedeelte van een dierenverblijf waarin dieren van één diercategorie op dezelfde wijze worden gehouden”.

Als een melkveehouder met traditionele huisvesting overschakelde van beweiden (A 1.100.1,emissiefactor 9,5) naar permanent opstallen (A 1.100.2, emissiefactor 11,0) zou je bij een strikte uitleg kunnen beargu­menteren dat er geen sprake was van hetzelfde huisvestingssysteem - omdat de manier waarop de dieren worden gehouden, anders werd. En als er geen sprake was van hetzelfde huisvestingssysteem, kon er dus ook geen sprake zijn van een bestaand huisvestingssysteem.

Maar de bedoeling van de wetgever was om voor de melkkoeien alléén nieuwbouw en de grotere uitbreidingen van bestaande systemen direct aan de maximale emissiewaarden te laten voldoen. Het omschakelen van beweiden naar permanent opstallen was geen nieuwbouw of grotere uitbreiding. Het toepassen van de maximale emissiewaarde was in dat geval niet kosteneffectief, en ontzegde de veehouder de vrije keuze tussen permanent opstallen en weidegang.

Het advies voor toepassing van artikel 3 lid 1 van het Besluit huisvesting luidde daarom: beschouw een dierenverblijf (of deel ervan) met melkrundvee mét beweiding als hetzelfde huisvestingssysteem als het dierenverblijf (of deel ervan) met melkrundvee zónder beweiding. Omschakelen van beweiden naar permanent opstallen mocht dus onder het voormalige Besluit huisvesting.

Maar dat mocht alleen voor bestaande stallen. De uitzondering van artikel 3 lid 1 gold immers alleen voor bestaande stallen (en uitbreidingen tot maximaal 20 dierplaatsen). Peildatum voor 'bestaand' was 1 april 2008: dus de stal moest zijn gebouwd én vergund (milieu- of bouwvergunning) vóór 1 april 2008. Op die datum trad het voormalige Besluit huisvesting in werking - stallen van na deze inwerkingtreding waren immers per definitie geen bestaande stallen (artikel 2 lid 1 onder a en b).

Dus:

  • Schakelde de veehouder om van beweiden naar permanent opstallen in een stal gebouwd en/of vergund vóór 1 april 2008, dan hoefde hij niet direct aan de maximale emissiewaarde te voldoen.
  • Schakelde hij om van beweiden naar permanent opstallen in een stal gebouwd en/of vergund ná 1 april 2008, moest hij wèl direct aan de maximale emissiewaarde voldoen.

Dat betekende dat voor melkrundvee er dus pas sprake was van een ander huisvestingssysteem, als er een aanpassing van de stal zelf plaatsvond. Als een veehouder zonder uit te breiden wilde omschakelen van een emissiearm systeem naar traditionele huisvesting, dan was dat geen bestaand huis­vestings­­systeem. Dan gold de maximale emissiewaarde, zodat omschakeling alleen mogelijk was de veehouder beweidde.

Achtergrond van artikel 3 lid 1

De reden voor deze regeling voor melkvee, was het uitvoeren van een breed gedragen motie van de Tweede Kamer (Ter Veer c.s., Kamerstukken II 2001/2, 27.836, nr. 16).