Wat zegt de rechter over de Beleidslijn IPPC?

Vraag

Wat zegt jurisprudentie over toepassing van de Beleidslijn IPPC?

Antwoord

Jurisprudentie

Hieronder vindt u in een chronologisch overzicht uitspraken over toepassing van de Beleidslijn IPPC. Overigens: de Beleidslijn IPPC omgevingstoets maakt gebruik van de emissiefactoren en maximale emissiewaarden. Vanaf 1 augustus 2015 gelden andere emissiefactoren (door wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij) en zijn de maximale emissiewaarden aangepast (met het Besluit emissiearme huisvesting). De getallen die gebruikt worden in de Beleidslijn moeten daarom iets omgerekend worden.

Rechtbank Oost-Brabant, SHE 13/4559, 29 december 2014, Reusel-De Mierden

Vergunning voor nieuwe stal met 2.928 vleesvarkens met een gecombineerde luchtwasser. Het gaat om een varkenshouderij (en wormenkwekerij). Het bedrijf heeft al vergunning voor 1.989 varkens.

Volgens eiseres wordt binnen de inrichting teveel ammoniak veroorzaakt. Hoewel de stal een systeem heeft dat tot een grote emissiereductie leidt, is sprake van een toename van de totale emissie in een gebied met een zeer aanzienlijke ammoniakemissie en overtreding van de kritische achtergrondwaarden. Bij de bestaande stal worden geen voorzieningen getroffen maar dat had wel gemoeten, vindt de eiseres.

De gemeente zegt dat de beleidslijn betrokken bij het vaststellen van een strengere emissiewaarde. De bestaande vleesvarkensstal is voorzien van een emissiearm huisvestingssysteem met een ammoniakemissiefactor van 1,0 kg per dier per jaar en voldoet afzonderlijk al aan de maximale emissiewaarde van 1,4 kg per dier per jaar. De nieuwe vleesvarkensstal heeft een emissiefactor van 0,53 kg per dier per jaar en voldoet daarmee ook aan de strengere emissiewaarde van 1,1 kg per dier per jaar,. die de gemeente heeft vastgesteld. Bovendien kan de uitbreiding niet plaatsvinden als de vergunninghouder niet beschikt over een vergunning Nbw 1998.

De rechtbank oordeelt dat de gemeente het goed heeft gedaan: “Eiseres heeft verweerders motivering dat aan het Besluit huisvesting wordt voldaan niet bestreden, noch de berekening van de ammoniakemissie na uitbreiding.
Ingevolge de beleidslijn rust op verweerder de verplichting een meer stringente toets uit te voeren bij uitbreiding van inrichtingen die op relatief korte afstand van een kwetsbaar natuurgebied zijn gelegen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom in de bestaande stal kan worden volstaan met toepassing van BBT, ondanks dat in de omgeving kwetsbare natuurgebieden zijn gelegen, door waarde te hechten aan de toepassing van het aangevraagde luchtwassysteem met een vergaande reductie van de emissies van ammoniak, geur en fijnstof.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat niet is bestreden dat wordt voldaan aan de door verweerder vastgestelde strengere emissiewaarde van 1,1 kg per dier per jaar. In het midden kan blijven of verweerder de uitkomst van de meer stringente toets ingevolge de beleidslijn kan laten afhangen van een ten tijde van het bestreden besluit nog niet verleende vergunning ingevolge de Nbw 1998. Deze beroepsgrond faalt.

ABRvS, 201302548/1/A4, 5 februari 2014, Scherpenzeel

Volgens appellant klopt onder andere de berekening niet. De gemeente heeft volgens hem ten onrechte de toegestane ammoniakemissie omgerekend naar een aantal legkippen, met een factor van 0,125 kg heeft in plaats van de veel lagere emissiefactoren van de vergunning. De Afdeling oordeelt als volgt: "12.2. De ammoniakemissie die het bij het besluit van 22 januari 2013 vergunde veebestand van in totaal 110.268 legkippen veroorzaakt, zou bij toepassing van BBT 13.784 kg per jaar bedragen. Toepassing van BBT houdt volgens tabel 1 van de Beleidslijn bij legkippen in dat daarbij een emissiegrenswaarde van 0,125 kg ammoniak per dierplaats per jaar wordt gehanteerd, hetgeen het college ook heeft gedaan. Geen aanleiding bestaat derhalve voor het oordeel dat, zoals [appellant sub 3] betoogt, het college in de berekening wat betreft de bij de revisievergunning van 20 november 2007 toegestane ammoniakemissie de destijds bij de vergunningverlening gehanteerde lagere emissiefactoren per dierplaats had moeten betrekken.
Het college heeft zijn standpunt, dat wordt voldaan aan de Beleidslijn, met gedetailleerde berekeningen gemotiveerd. Op grond van deze berekeningen bedraagt bij toepassing van de reductieregels van de Beleidslijn de totale ammoniakemissie die volgens de Beleidslijn is toegestaan, 11.214 kg per jaar. Toepassing van BBT houdt volgens tabel 1 van de Beleidslijn bij legkippen in dat daarbij een emissiegrenswaarde van 0,125 kg ammoniak per dierplaats per jaar wordt gehanteerd, hetgeen het college bij de berekeningen ook heeft gedaan. Geen aanleiding bestaat derhalve voor het oordeel dat, zoals [appellant sub 3] betoogt, het college in de berekening wat betreft de bij de revisievergunning van 20 november 2007 toegestane ammoniakemissie de toen bij de vergunningverlening gehanteerde emissiefactoren per dierplaats had moeten betrekken. In het aangevoerde bestaat derhalve geen grond voor het oordeel dat het college wat betreft de omgevingstoets op onjuiste wijze ammoniakemissies heeft berekend. Nu de op grond van de bij het besluit van 22 januari 2013 verleende vergunning toegestane ammoniakemissie van 9.299 kg per jaar lager is dan de emissie die met toepassing van de reductieregels van de Beleidslijn is toegestaan, te weten 11.214 kg ammoniak, heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat wordt voldaan aan de Beleidslijn.
Voor zover [appellant sub 3] betoogt dat de lokale milieusituatie en de aanwezigheid van een zeer kwetsbaar gebied op korte afstand van de inrichting er gelet op de toename van het veebestand toe nopen dat nog strengere emissie-eisen hadden moeten worden gehanteerd, overweegt de Afdeling dat zij hiervoor geen aanleiding ziet. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat reeds een grotere reductie wordt gerealiseerd dan waarvan de Beleidslijn uitgaat. De door [appellant sub 3] genoemde omstandigheden doen daaraan niet af."

ABRvS, 201212004/1/A4, 8 januari 2014, Someren

Volgens appellant had de gemeente verder moeten gaan dan BBT. De ammoniakemissie in de aangevraagde situatie bedraagt 4.466,5 kg NH3 en was in de vergunde situatie 5.007,0 kg NH3. "Hoewel het aantal dieren in de aangevraagde situatie uitbreidt, neemt de ammoniakemissie af en blijft onder de in de Beleidslijn genoemde grens van 5.000 kg NH3. Het dichtst bij de inrichting gelegen zeer kwetsbare gebied Boksenberg ligt op ongeveer 350 m afstand van de inrichting. Het college heeft vanwege die afstand bekeken of er aanleiding bestond om strengere emissiegrenswaarden te stellen. Ten aanzien van het gebied Boksenberg stelt het college zich op het standpunt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het stellen van strengere emissiewaarden dan BBT rechtvaardigen, onder meer omdat de ammoniakemissie afneemt ten opzichte van de bestaande situatie. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat dit standpunt onjuist is. De andere door [appellant] genoemde gebieden liggen op grotere afstand van de inrichting, zodat gelet op het vorenstaande evenmin aanleiding bestaat tot het stellen van strengere emissiegrenswaarden dan BBT. Het college heeft dan ook in redelijkheid kunnen oordelen dat de omgevingstoets geen aanleiding geeft nadere eisen te stellen, dan wel de vergunning op grond van artikel 3, derde lid, van de Wav te weigeren."

Rechtbank Oost-Brabant, SHE 12/1618, 27 juni 2013, Deurne

Volgens eiseres heeft de gemeente ten onrechte een rekening gehouden met de zeer hoge achtergronddepositie en had ze BBT++ moeten toepassen. "5.4 De rechtbank is van oordeel dat verweerder een meer stringente toets had moeten uitvoeren en had moeten kijken of vanaf 2800 kg reeds extra voorzieningen hadden moeten worden toegepast. Het Natura 2000-gebied is naar het oordeel van de rechtbank wel gelegen op een relatief korte afstand van de inrichting. In zoverre is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Verweerder heeft echter in het verweerschrift voldoende aangetoond dat, ook bij de door eiseres voorgestane strengere toets, wordt voldaan aan de Beleidslijn, omdat onder de grens van 2.800 kg wordt gebleven. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiseres desgevraagd de door verweerder overgelegde berekening niet heeft betwist. Deze beroepsgrond faalt."

ABRvS, 201111410/1/A4, 12 juni 2013, Someren

In deze uitspraak gaat de Afdeling uitgebreid in op het gebruik van de Beleidslijn. Volgens appellanten zijn er technieken beschikbaar zijn die een verdergaande reductie van de ammoniakemissie met zich brengen dan toepassing van de beste beschikbare technieken. De beleidslijn vereist wel verdergaande ammoniakreductie voor diercategorieën zonder maximale emissiewaarde in het Besluit huisvsting en de gemeente heeft ten onrechte de maatwerkaanpak gehanteerd, aldus appellanten. De Afdeling oordeelt:
"Deze in paragraaf 4.3 van beleidslijn opgenomen uitgangspunten zien, anders dan [appellant sub 1] en [appellant sub 2] kennelijk menen, slechts op diercategorieën waarvoor in het Besluit huisvesting maximale emissiewaarden zijn vastgesteld. Paragraaf 4.5 van de beleidslijn heeft betrekking op diercategorieën waarvoor in het Besluit huisvesting geen maximale emissiewaarden zijn vastgesteld en in het toepasselijke BBT-referentiedocument geen beste beschikbare technieken zijn opgenomen, zoals de bij het bestreden besluit vergunde (groot)ouderdieren van vleeskuikens in opfok. Emissiearme technieken zijn in dat geval nog geen beste beschikbare technieken, zodat ervan moet worden uitgegaan dat traditionele huisvestingssystemen (voorlopig nog) als beste beschikbare technieken moeten worden aangemerkt. Uit de beleidslijn blijkt dat nog geen technisch haalbare technieken met een hoge emissiereductie beschikbaar zijn voor (groot)ouderdieren van vleeskuikens in opfok. In dat geval moet worden beoordeeld of uitbreiding mogelijk is. In de beleidslijn wordt een maatwerkaanpak als mogelijkheid genoemd. Daarbij wordt op gebiedsniveau onderzocht of er, in samenhang met de plannen van andere bedrijven, de specifieke kenmerken van de natuur, de mogelijkheden tot compensatie en dergelijke, ruimte voor uitbreiding is. Het college heeft deze maatwerkaanpak gehanteerd.
7.4. Volgens de beleidslijn worden voor de diercategorie (groot)ouderdieren van vleeskuikens in opfok, traditionele huisvestingssystemen met een ammoniakemissie van 0,25 kg NH3 per dierplaats per jaar als beste beschikbare techniek aangemerkt en zijn voor die diercategorie nog geen technisch haalbare technieken met een hoge emissiereductie. Dat, zoals [appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen, ten tijde van het nemen van het bestreden besluit in de Regeling technieken waren opgenomen met een hogere emissiereductie dan een traditioneel huisvestingssysteem, betekent niet dat het college daar rekening mee diende te houden. Bij de beoordeling van de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken moet het college onder meer rekening houden met de beleidslijn. De beleidslijn is na aanpassing van de Regeling, door het opnemen van huisvestingssystemen met een hogere emissiereductie, niet aangepast. In paragraaf 4.5 staat dat bij de vaststelling van de strengere emissie-eisen zoveel mogelijk dezelfde systematiek wordt gevolgd als bij de diercategorieën waarvoor wel een maximale emissiewaarde is vastgesteld. Die systematiek houdt volgens paragraaf 4.3 in dat de strengere emissie-eisen in het segment tussen 5.000 en 10.000 kg worden bepaald door het niveau van BBT van de betreffende diercategorie en de beschikbaarheid van verdergaande technieken die geschikt zijn voor toepassing in de praktijk. Daarbij is als uitgangspunt gehanteerd dat de extra emissiereductie moet kunnen worden gerealiseerd zonder de toepassing van (gecombineerde) luchtwassers. Voor elke diercategorie is op deze wijze een emissiewaarde vastgesteld die overeenkomt met de emissiefactor van een technisch toepasbaar huisvestingssysteem. In deze systematiek past niet dat het college, bij afwezigheid van emissie-eisen in de beleidslijn, zelf beoordeelt welke strengere emissie-eisen gehanteerd dienen te worden in het segment tussen 5.000 en 10.000 kg. Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat het college de beleidslijn onjuist heeft toegepast door toepassing van een maatwerkaanpak. De beroepsgrond faalt.
Verder gaat het om de vraag of er ruimte voor uitbreiding is door het intrekken van omgevingsvergunningen van vier nabij de inrichting gelegen inrichtingen.
"8.1. Het college heeft een maatwerkaanpak op gebiedsniveau toegepast. Vergunningverlening voor de inrichting aan de [locatie] wordt gecompenseerd door intrekking van de omgevingsvergunningen van vier nabij de inrichting gelegen inrichtingen aan de [locaties], die door [vergunninghouder] geëxploiteerd worden. Als gevolg hiervan neemt de ammoniakemissie af, aldus het college.
8.2. Volgens de beleidslijn kan het college in plaats van de hier toegepaste maatwerkaanpak desgewenst gebruik maken van de beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het college heeft geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid. De intrekkingen van de vergunningen voor de nabijgelegen inrichtingen moet in het licht van de maatwerkaanpak worden gezien. De vraag of de maatwerkaanpak gehanteerd kan worden in het kader van vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 is in deze procedure niet aan de orde.
8.3. De beleidslijn vereist bij de toepassing van een maatwerkaanpak slechts dat wordt onderzocht of er ruimte is voor uitbreiding, waarbij rekening kan worden gehouden met de plannen van andere bedrijven. Uit de beleidslijn volgt niet dat omgevingsvergunningen voor de andere inrichtingen reeds moeten zijn ingetrokken om daar rekening mee te kunnen houden in het kader van een maatwerkaanpak. Verder heeft [appellant sub 1] niet aannemelijk gemaakt door het leveren van een begin van bewijs dat de ingetrokken omgevingsvergunningen geheel of gedeeltelijk zijn vervallen. Vast staat dat de intrekking van de vergunningen van vier nabijgelegen inrichtingen en het verlenen van de bij het bestreden besluit verleende vergunning een reductie van de totale ammoniakemissie met zich brengt. Daar komt bij dat de bij het bestreden besluit vergunde huisvestingssystemen een lagere ammoniakemissie met zich brengen dan de ammoniakemissie van een traditioneel huisvestingssysteem dat als de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare techniek wordt aangemerkt. Gelet hierop en gelet op de omstandigheid dat de vier inrichtingen waarvan de vergunningen worden ingetrokken door [vergunninghouder] worden of, voor zover de bedrijfsvoering reeds is beëindigd, werden geëxploiteerd, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat rekening houdend met de plannen van andere bedrijven ruimte bestond voor de bij het bestreden besluit vergunde inrichting. Gelet hierop bestaat er geen grond voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de omgevingstoets geen aanleiding geeft om de vergunning te weigeren.
De beroepsgrond faalt
. "