Relatie Iav met Wm en voormalige 8.40-AMvB's
Hier vindt u informatie over de positie van de de voormalige Interimwet ammoniak en veehouderij (Iav) ten opzichte van de Wet milieubeheer destijds en de voormalige agrarische 8.40-AMvB's.
De toetsing van ammoniak vóór de Iav
Voordat op 26 augustus 1994 de Interimwet ammoniak en veehouderij in werking trad, toetste het bevoegd gezag bij de milieuvergunning ammoniak, net als alle andere milieuaspecten, aan het Wm. Voor 1 maart 1993 was dat aan de (inmiddels vervallen) Hinderwet.
Volgens de jurisprudentie moest het bevoegd gezag bij de aanvaardbaarheid van ammoniakdepositie van veehouderijen niet alleen kijken naar de depositie van het bedrijf, maar ook naar de achtergronddepositie ter plaatse. Bij een te hoge achtergronddepositie waren uitbreidingen op bedrijfsniveau niet toegestaan.
AGRvS d.d. 30 december 1992, nr. G05.91.1665 (Ambt Delden) M en R 1993, nr. 22 "..De Afdeling overweegt dienaangaande dat, sedert de wijziging van de Hinderwet per 1 november 1981, zo blijkt uit de toelichting op art. 13 van de wet, bij de beoordeling van een aanvraag om vergunning zoals deze aan de bestreden beschikking ten grondslag ligt, evenzeer de cumulatieve effecten van de beoogde activiteit naast de reeds aanwezige achtergrondbelasting van gevaar, schade en hinder - zoals het achtergronddepositieniveau van ammoniak - moeten worden betrokken. Indien deze beoordeling leidt tot de conclusie dat, in verband met de reeds aanwezige achtergrondbelasting, door de beoogde activiteit in onaanvaardbare mate gevaar, schade of hinder zal optreden, hetgeen niet door het stellen van voorschriften kan worden voorkomen dan wel in voldoende mate worden beperkt, moet de gevraagde vergunning worden geweigerd.."
Toetsing van ammoniak onder de Iav: Iav exclusief toetsingskader
De Iav was het exclusieve toetsingskader voor ammoniak, van 26 augustus 1994 tot en met 31 december 2001.
ABRvS 18 november 1994, G05.93.2718 (Denekamp)
"..Gelet op artikel 2, eerste lid Iav, dient bij de bepaling van de ammoniakemissie en -depositie van veehouderijen de Iav en de Uav het exclusieve toetsingskader te vormen.."
Dat betekent dat er geen ruimte is voor toepassing van de Wm. Dat had een aantal gevolgen.
- Het voormalige artikel 8 .18 Wm (vervallen van ammoniakrechten als de inrichting niet binnen drie jaar is opgericht en in werking gesteld) werd buiten spel gezet door de Iav.
ABRvS d.d. 15 januari 1998, nr. E03.96.0162 (Tubbergen)
"..De afdeling stelt vast dat op het moment van in werking treden van de Interimwet de in artikel 8.18, eerste lid, van de Wet milieubeheer gestelde termijn van drie jaar sinds het onherroepelijk worden van de vergunning uit 1992 (nog) niet was verstreken. Gelet op het vorenstaande is ten aanzien van de uitstoot van ammoniak een mogelijk (gedeeltelijk) vervallen van de vergunning in dit geval niet aan de orde.."
- Het voormalige artikel 8.25 Wm werd buiten spel gezet. Het bevoegd gezag kon de vergunning niet intrekken bij een ontoelaatbaar hoge ammoniakuitstoot of -depositie veroorzaakt:
ABRvS d.d. 28 april 1997 nr. E03.95.1328 (Ambt Delden)
".. de beoordeling of de inrichting vanwege de ammoniakdepositie in ontoelaatbare mate schade veroorzaakt kan niet anders plaatsvinden dan aan de hand van de Iav....Naar het oordeel van de Afdeling kan de ammoniakdepositie die op grond van de voor de inrichting geldende vergunning is toegestaan, niet als ontoelaatbaar worden aangemerkt, onafhankelijk van de hoogte van de ammoniakdepositie die de inrichting veroorzaakt..."
- Als de Iav geen mogelijkheid bood om beperkingen aan de ammoniakemissie of -depositie te stellen, kon ammoniak geen weigeringsgrond zijn voor de vergunning. Dit betekende bijvoorbeeld dat bedrijven op meer dan 3000 meter van voor verzuring gevoelig gebied, wat ammoniak betreft, vrijwel onbeperkt konden uitbreiden.
ABRvS d.d. 18 september 1995, nr. E03.94.1848 (Helden)
"..In de in bijlage 3 (v.d. Uav red.) opgenomen tabel met omrekeningsfactoren van ammoniakemissie naar de depositie wordt een maximale afstand .. gehanteerd van 3000 meter. Uit artikel 2, eerste lid, Iav volgt dat bij de beoordeling van de ammoniakdepositie van veehouderijen de Iav en de Uav het exclusieve toetsingskader vormen ..... Ten aanzien van de emissie van ammoniak merkt de Afdeling op dat deze geacht moet worden te zijn verdisconteerd in de Interimwet en de daarop gebaseerde Uav, zodat daarmee evenmin afzonderlijk rekening kan worden gehouden. Gezien het voorgaande is er geen ruimte voor de toepassing van andere inzichten met betrekking tot de bepaling en de beoordeling van ammoniakemissie en -depositie .. dan welke zijn neergelegd in de Interimwet ammoniak en veehouderij en de daarop gebaseerde Uav..".
Uitzonderingen op exclusieve toetsingskader Iav
Op de regel dat de Iav exclusief toetsingskader was voor het aspect ammoniak, waren twee uitzonderingen:
-
directe ammoniakschade
-
ammoniakemissie en -depositie die niet werd voor veroorzaakt door de aanwezige dieren en stalsystemen waarin deze dieren worden gehouden, maar door andere zaken.
De Wm, en niet de Iav, was het toetsingskader.
Jurisprudentie directe ammoniakschade
ABRvS d.d. 13 mei 1996, nr. E03.95.0885 (Maurik)
"..Zij is bevreesd voor schadelijke gevolgen voor de nabij de inrichting gelegen boomkwekerij/boomgaard, nu de bij het besluit verleende vergunning leidt tot een toename van de ammoniakemissie. Voor zover appellante heeft aangevoerd dat schade door ammoniak is te vrezen voor een nabij de inrichting gelegen boomgaard overweegt de Afdeling als volgt. In het kader van de toepassing van de Wet milieubeheer kan mogelijke schade aan bedoelde boomgaard door uitstoot van ammoniak van belang zijn.."
Jurisprudentie andere ammoniakbronnen dan dieren
ABRvS d.d. 6 april 1998, nr. E03.95.0624 (GS van Overijssel)
"..Uit de vergunningaanvraag komt naar voren dat bij het groenafval runderdrijfmest wordt gemengd, welk mengsel vervolgens wordt gecomposteerd. De emissie van de composteerinstallatie bedraagt volgens de aanvraag 5200 kg NH3 per jaar. Blijkens de overwegingen van het bestreden besluit hebben verweerders bij de beoordeling van de emissie en de zuurdepositie die daarvan het gevolg is, de bepalingen van de Interimwet ammoniak en veehouderij analoog toegepast. De Afdeling heeft eerder overwogen dat de mogelijke schade door ammoniak, die afkomstig is uit een inrichting als deze, niet dient te worden beoordeeld aan de hand van de milieuhygiënisch inzichten die zijn neergelegd in de Interimwet ammoniak en veehouderij. Naar het oordeel van de Afdeling dient in dit geval bij de beoordeling van de aanvraag wat betreft schade door ammoniak de NER, en met name hoofdstuk 3, paragraaf 3.5/18, tot uitgangspunt te worden genomen..".
ABRvS d.d. 29 juli 1999, nr. E03.96.1025 (Helden)
"..Naar het oordeel van de Afdeling is gelet op de parlementaire geschiedenis van de Interimwet de strekking van artikel 2, eerste lid, van de Interimwet dat de Interimwet en de daarop gebaseerde Uitvoeringsregeling het exclusieve toetsingskader vormen voor de beoordeling van de ammoniakdepositie van veehouderijen slechts voor zover het betreft de ammoniakdepositie die wordt veroorzaakt door de in die veehouderij aanwezige dieren en stalsystemen waarin deze dieren worden gehouden..Mede gelet op het feit dat het aantal, de soort en de grootte van mestbassins of -silo's niet steeds in een vaste verhouding staan tot de gebruikte stalsystemen, leidt de Afdeling hieruit af dat de Interimwet geen betrekking heeft op de ammoniakdepositie die wordt veroorzaakt door de emissie van ammoniak uit mestbassins die op een veehouderij aanwezig zijn. De Wet milieubeheer is voor de beoordeling hiervan het toetsingskader.."