Welke afstanden gaf het Besluit landbouw tot geurgevoelige objecten?

Vraag

Welke afstanden gaf het -inmiddels vervallen- Besluit landbouw tot geurgevoelige objecten?

Antwoord

Het Besluit landbouw bevatte verschillende afstandsbepalingen .Voor het houden van landbouwhuisdieren in dierenverblijven stonden in de werkingssfeer van het besluit bepaalde minimumafstanden. Voldeed een bedrijf daar niet aan, dan viel het niet meer onder het besluit maar werd het vergunningplichtig.
Daarnaast bevate het Besluit landbouw in de voorschriften een aantal afstandseisen voor andere activiteiten, zoals de opslag van mest.

Soort geurgevoelig object

De geurgevoelige objhecten waren ingedeeld in vijf categorieën. Daarmee volgde het Besluit landbouw de systematiek van de eerdere stankregelgeving (die gold vóór de Wet geurhinder en veehouderij).

Minimumafstanden in de werkingssfeer

Om te kunnen vallen onder de werkingssfeer van het Besluit landbouw, moesten bedrijven voldoen aan bepaalde afstanden tot geurgevoelige objecten.

Landbouwinrichtingen (algemeen)

Voor landbouwinrichtingen, opgericht op of na 6 december 2006, golden de volgende minimumafstanden:

  • 50 meter tot een geurgevoelig object categorie I of II;
  • 25 meter tot een geurgevoelig object categorie III, IV of V.

Bestaande bedrijven die niet aan deze afstanden voldeden, konden toch onder het Besluit landbouw vallen. Namelijk als de inrichting was opgericht vóór 6 december 2006, en de afstand die moet worden aangehouden op grond van een Wm-vergunning of op grond van het Besluit melkrundvee, het Besluit akkerbouw milieubeheer of het Besluit bedekte teelt tot enig object categorie I, II, III, IV of V niet was afgenomen (stand still-bepaling).

Meten van deze afstanden ging als volgt. Meten vanaf het onderdeel van het bedrijf dat het dichtst bij het geurgevoelige object lag, waarbij een waterbassin, een watersilo, een warmwateropslagtank en het erf niet meetelden.

Landbouwinrichtingen met landbouwhuisdieren

Voor inrichtingen waar landbouwhuisdieren worden gehouden, opgericht of op na 6 december 2006, golden andere afstanden. Namelijk:

  • 100 meter tot een geurgevoelig object categorie I of II;
  • 50 meter tot een geurgevoelig object categorie III, IV of V.

Bestaande bedrijven die niet aan deze afstanden voldeden, konden toch onder het Besluit landbouw vallen. Namelijk als de inrichting was opgericht v;óór 6 december 2006, en de afstand die moet worden aangehouden op grond van een Wm-vergunning of op grond van het Besluit melkrundvee, het Besluit akkerbouw milieubeheer of het Besluit bedekte teelt tot enig object categorie I, II, III, IV of V niet was afgenomen (stand still-bepaling).

Meten van deze afstanden ging als volgt. Meten vanaf de buitenzijde van het geurgevoelig object tot het dichtstbijzijnde emissiepunt van het dierenverblijf. Een dierenverblijf: een al dan niet overdekte ruimte waarbinnen landbouwhuisdieren worden gehouden. Volgens de toelichting bij het Besluit kon ook een uitloop hiertoe behoren.

Overige afstanden in de voorschriften

Naast deze afstanden die de werkingssfeer van het Besluit bepaalden, stonden er in de voorschriften ook nog afstandseisen. Namelijk voor de opslag van vaste mest, gebruikt substraatmateriaal, afgedragen gewas, bloembollenafval of de locatie waar plantaardig restmateriaal werd gecomposteerd (voorschrift 2.3.1). En ook voor voor de opslag van veevoer (voorschrift 2.3.2 en 2.3.4) en de opslag van dunne mest (voorschrift 2.3.6 en 2.3.7).
Bedrijven moesten hieraan voldoen. Voldeden ze hier niet aan, dan was dit een kwestie van handhaven. Het bedrijf werd er niet vergunningplichtig door.


Zie ook