Geur dierenverblijven Noord-Brabant, Gelderland en Limburg

Gemeenten kunnen met de huidige wetgeving bestaande vergunningen wijzigen of nieuwe vergunningen weigeren. Gemeenten kunnen zelf dit besluit nemen en ermee aan de slag gaan. De mogelijkheden verschillen per provincie.

Naast de mogelijkheden die voor heel Nederland gelden kunnen gemeenten, of provincies wanneer bevoegd gezag, in de provincies Noord-Brabant, Limburg en Gelderland de extra mogelijkheden tot wijzigen, (deels) intrekken en weigeren van een vergunning gebruiken. Dit kan met artikel 7af van de 21e tranche van de Crisis en Herstelwet.

De mogelijkheden van de CHW over geur

In het kort de mogelijkheden voor geur van artikel 7af Chw:

  • De gemeente kan in een vergunning maatregelen opnemen om geur te beperken als er sprake is van cumulatie door veehouderijen of onaanvaardbare geurhinder (lid 3).
  • Dit kan ook met een maatwerkvoorschrift bij een meldingsplichtig bedrijf onder het Activiteitenbesluit (lid 3 en 5).
  • De gemeente kan ambtshalve de voorschriften van de vergunning wijzigen als er sprake is van cumulatie door veehouderijen of onaanvaardbare geurhinder (lid 6) .
  • In de voorschriften kunnen gemeenten andere technieken verplichten dan in de aanvraag staan. Ook kan de gemeente nadere gegevens opvragen bij de vergunninghouder die nodig zijn om de voorschriften te kunnen opstellen (lid 8, dat verwijst naar Wabo art. 2.31a).
  • De gemeente kan een bestaande vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken bij onaanvaardbare geurhinder (lid 11).
  • De gemeente kan een vergunning weigeren als niet kan worden voldaan aan voorschriften die vanwege de technische kenmerken en de geografische ligging van de veehouderij of vanwege de plaatselijke milieuomstandigheden moeten worden gesteld (lid 13).
  • De gemeente kan de 50% regeling buiten toepassing laten of anders invullen. Dit moet de gemeente wel regelen in de geurverordening, of bestemmingsplan verbrede reikwijdte of via beleidsregels (lid 14, 15 en 16).

NB: in de meeste gevallen is de gemeente bevoegd gezag, het kan ook voorkomen dat de provincie bevoegd gezag is. De CHW geldt ook voor provincies als bevoegd gezag.

Gemeente bepaalt of er sprake is van onaanvaardbare geurhinder

Bij het gebruik van deze CHW-bevoegdheid zal de gemeente in de vergunning moeten motiveren dat sprake is van onaanvaardbare geurhinder. En welke maatregelen nodig zijn om de geurhinder te verminderen en hoe deze wordt weggenomen met de op te leggen voorschriften. Artikel 7a CHW geeft aan dat in elk geval rekening gehouden moet worden met de volgende aspecten:

  1. Lokaal geurbeleid.
  2. De individuele en cumulatieve geurbelasting ter plaatse van geurgevoelige objecten.
  3. De aard, omvang en waardering van de geur die vrijkomt.
  4. De historie van de inrichting en het klachtenpatroon over geurhinder.
  5. De bestaande en verwachte geurhinder van de inrichting; en
  6. De kosten en baten van technische voorzieningen en gedragsregels.

Een gemeente maakt dus een eigen afweging bij welke geurbelasting sprake is van onaanvaardbare geurhinder. Daarbij kan er verschil zijn tussen gebieden binnen een gemeente. De eigen geurvisie en geurverordening zijn daarbij belangrijke instrumenten.

Mogelijk nadeelcompensatie

Er kan sprake zijn van nadeelcompensatie (lid 17 en 18). Als het bevoegd gezag een besluit neemt, waardoor een veehouder onevenredig wordt benadeeld, kan dit ertoe leiden dat het bevoegd gezag nadeelcompensatie moet bieden. Of er aanleiding bestaat tot het bieden van nadeelcompensatie beoordeelt het bevoegd gezag per geval.

MER

In een project-mer-beoordeling toetst het bevoegd gezag of er bij het project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Er zijn 2 uitkomsten mogelijk:

  • Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn niet uitgesloten: er volgt een mer en er moet een milieueffectrapport (MER) worden gemaakt.
  • Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen mer nodig er hoeft geen MER te worden gemaakt.

Op basis van specifieke informatie maakt het bevoegd gezag de afweging of een MER moet worden gemaakt. Deze specifieke informatie omvat de aard, omvang, locatie (waarbij o.a. cumulatie door nabijgelegen veehouderijen relevant is) en eventuele door de initiatiefnemer voorgestelde mitigerende maatregelen.