Inleiding
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. De Wgv vervangt de Wet stankemissie veehouderijen en de Richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996, de Brochure Veehouderij en Hinderwet 1985 en het Cumulatierapport.
Uitgangspunten
Drie doelstellingen vormen de basis van de Wgv:
- Beleidsvrijheid en maatwerk
- Effectiviteit en robuustheid
- Toegankelijkheid.
De gemeente krijgt beleidsvrijheid voor maatwerk. Met een gemeentelijke verordening kan ze haar geurbeleid afstemmen op de ruimtelijke en milieuhygiënische situatie in de gemeente.
De Wgv maakt gebruik van wetenschappelijk onderbouwde inzichten. Namelijk door kwantificering van bronemissie en immissie op leefniveau - net als bij geur en geluid van de industrie.
De Wgv is ‘normneutraal'. De normen zijn zo dat de uitbreidingsmogelijkheden voor de veehouderijsector niet anders worden ten opzichte van het eerdere beoordelingskader. Voor een individuele veehouderij kan dit wel gevolgen hebben, omdat de wet rekening houdt met de plaatselijke omstandigheden. Geurgevoelige objecten in de bebouwde kom krijgen meer bescherming en die erbuiten en in concentratiegebieden juist minder bescherming.
Cumulatie
Cumulatieve geurbelasting is de geurbelasting van meer veehouderijen samen op één geurgevoelig object. In de Wgv neemt het bevoegd gezag cumulatie niet meer mee bij het verlenen van de omgevingsvergunning milieu. Dat mag niet, Rechtbank Oost-Brabant, 17-03-2014, SHE 13/3795 en 13/4307. Toetsing aan de geurbelasting en de minimumafstanden is voldoende. Ook bij de toets onder het Activiteitenbesluit is de beoordeling van cumulatie voor een individuele veehouderij niet nodig.
Cumulatieve geurbelasting blijft wel een aandachtspunt bij ruimtelijke plannen en bij de geurverordening.Bij het beoordelen van het woon- en leefklimaat bij ruimtelijke plannen speelt de cumulatie een rol. Bij het opnemen van andere waarden in de verordening houdt de gemeente rekening met cumulatie.