Noodzaak van een even hoog niveau van bescherming van het milieu
Het derde criterium is de noodzaak van een even hoog niveau van bescherming van het milieu. Dit moet de gemeente altijd meewegen als ze besluit andere waarden of afstanden op te nemen in de verordening.
De gemeente moet ervoor zorgen, dat het beschermingsniveau van de toets in zijn geheel (met verordening) even hoog is als van de toets per geval (de individuele toets, zonder verordening). Met andere woorden: het resultaat van de totale beoordeling moet van gelijke waarde zijn als het resultaat van de individuele beoordeling: voldoen aan de dezelfde soort materiële en formele eisen.
Het resultaat is een andere normstelling in de verordening. Deze andere normstelling is weliswaar generiek in het gebied, maar vloeit tegelijk voort uit een maatwerkbenadering voor elke veehouderij in het gebied.
De combinatie van de maatwerkbenadering, de andere waarden en afstanden (met boven- en ondergrenzen), het toepassen van de beste beschikbare technieken (BBT) en de mogelijkheid om de omgevingsvergunning milieu te weigeren op BBT, waarborgen dat met de verordening een tenminste gelijkwaardig niveau van bescherming van het milieu ontstaat - gelijkwaardig vergeleken met de situatie dat de gemeente alle veehouderijen individueel zou beoordelen.
Een even hoog niveau wil niet zeggen dat het totale aantal geurgehinderden gelijk moet blijven. Zie het antwoord op de vraag: Is het nodig dat bij het opstellen van een verordening het totale aantal geurgehinderden gelijk blijft?