Van start
Het vertrekpunt moet zijn dat het college van Burgemeester en Wethouders (college van B en W) erachter staat om te onderzoeken of een verordening wenselijk is. Het college heeft daarvoor globaal inzicht in de mogelijkheden, voordelen en nadelen van een verordening nodig. Een quick scan geeft zo'n globaal inzicht. Als er in het college draagvlak is voor het maken van een quick scan, is het verstandig om een aanhoudingsbesluit te nemen. Hiermee blijven aanvragen om omgevingsvergunning milieu van veehouderijen 'hangen', tot de gemeente duidelijk heeft of ze een verordening een ander beschermingsniveau wil stellen. De startfase bestaat uit uit twee stappen:
Stap 1. Draagvlak college van B en W
Gemeenten zijn bevoegd, maar niet verplicht, om een afwijkend beschermingsniveau vast te stellen. Voor het opstellen van een verordening is daarom politiek en bestuurlijk draagvlak nodig. Het college moet weten wat de voordelen en nadelen van een verordening zijn. Daarnaast zal het college willen weten of een verordening in hún gemeente meerwaarde heeft. Deze vraag is op voorhand niet te beantwoorden. Daarom is het advies om altijd een quick scan te doen. Een quick scan maakt globaal inzichtelijk welke gevolgen de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) heeft voor de veehouders en voor geurgevoelige objecten in de eigen gemeente en kijkt ook naar de gevolgen voor de toekomstvisie voor de gemeente. Met andere woorden: welk effect heeft de Wgv op de actuele situatie en de lopende ontwikkelingen in de gemeente? Wanneer het college besluit om te onderzoeken of een verordening zinvol is - het college geeft zijn fiat voor het uitvoeren van een quick scan - is het verstandig om tegelijkertijd een aanhoudingsbesluit te nemen.
Stap 2. Aanhoudingsbesluit
Andere waarden of afstanden dan die van de Wgv leiden tot ruimte voor nieuwe geurgevoelige objecten of tot ruimte die veehouders gaan benutten voor uitbreidingen.
Zo kan bijvoorbeeld een veehouder door het indienen van een aanvraag voor omgevingsvergunning milieu (of door het doen van een melding Activiteitenbesluit) beslag leggen op de toekomstige ruimte, omdat al vóór vaststelling van de gemeentelijke verordening de gemeentelijke voornemens hierover bekend zullen zijn. Stel dat de gemeente een lagere waarde overweegt: dan kan de veehouder nog eenmaal een uitbreiding aanvragen, om zoveel mogelijk «rechten» of «milieuruimte» te reserveren. Na vaststelling van de verordening ontstaat dan een aanzienlijk overbelaste situatie.
De gemeentelijke beleidsvrijheid zou in beide gevallen worden beperkt. Om dit te voorkomen, heeft de wetgever de gemeenteraad de bevoegdheid gegeven een aanhoudingsbesluit te nemen (artikel 7 Wgv).
Daarin staat dat het bevoegde gezag de behandeling van een aanvraag omgevingsvergunning milieu van een veehouderij aan moet houden, totdat de gemeentelijke verordening in werking is getreden. De aanhoudingstermijn is maximaal een jaar. In artikel 3.118 lid 3 Activiteitenbesluit staat net zo'n bepaling.