(Voormalige) agrarische bedrijfswoning

Er zijn diverse typen agrarische bedrijfswoningen. De bescherming hangt af van de situatie.

Eigen bedrijfswoning

Een eigen bedrijfswoning (met bestemming 'bedrijfswoning') krijgt géén bescherming tegen de eigen stallen. De reden is dat de Wet milieubeheer (en daarmee de Wgv) uitsluitend de gevolgen van een inrichting (in dit geval een veehouderij) voor de omgeving regelt.

De (afgesplitste) bedrijfswoning

Voor afgesplitste eigen bedrijfswoningen (en andere geurgevoelige objecten) is de planologische bestemming bepalend. Zolang deze afgesplitste woning (of ander geurgevoelig object) de bestemming 'bedrijfswoning' heeft, krijgt hij geen bescherming.  Als de gemeente de afgesplitste woning herbestemt als 'plattelandswoning', krijgt de woning ook geen bescherming (tegen de voormalige eigen stallen). Als een dergelijke woning wordt herbestemd als burgerwoning krijgt de woning wel bescherming tegen de voormalige eigen stallen. De gemeente kan dus via de planologische bestemming bepalen of een afgesplitste woning (of ander geurgevoelig object) bescherming krijgt. Deze mogelijk bestaat sinds inwerkingtreding van de Wet plattelandswoningen.

Stel een woning heeft planologisch de bestemming 'bedrijfswoning' en wordt bewoond door derden. In de aanvraag omgevingsvergunning staat de woning als 'woning van derden'. Deze woning krijgt geen bescherming tegen de voormalige eigen stallen omdat de planologische bestemming bedrijfswoning bij de veehouderij is.

Bedrijfswoningen van andere veehouderijen

Voor bedrijfswoningen (en andere geurgevoelige objecten) die onderdeel zijn van andere veehouderijen gelden altijd vaste afstanden, ook voor dieren met geuremissiefactoren.

Voormalige bedrijfswoningen bij andere veehouderijen

Voor voormalige bedrijfswoningen (en andere geurgevoelige objecten) bij andere veehouderijen gelden vaste afstanden. Dit geldt voor alle soorten dieren. Voorwaarde is dat de woning op of na 19 maart 2000 geen onderdeel meer uitmaakt van de veehouderij. Dit kan zijn omdat de woning is afgesplitst, maar het kan ook zijn dat de veehouderij-activiteiten zijn gestaakt.  Wat de planologische bestemming is van de woning is niet bepalend. Woningen die vóór 19 maart 2000 al geen deel uitmaakten van een andere veehouderij, worden niet meer gezien als voormalige agrarische bedrijfswoningen.

Er is jurisprudentie over wanneer sprake is van 'een woning die heeft opgehouden deel uit te maken van een andere veehouderij'.

Ruimte-voor-ruimtewoningen

Voor ruimte-voor-ruimtewoningen gelden altijd vaste afstanden, ook voor dieren met geuremissiefactoren. Ruimte-voor-ruimtewoningen zijn woningen (en andere geurgevoelige objecten) die voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • gebouwd na 19 maart 2000

  • op een kavel die op dat moment in gebruik was als veehouderij

  • waarbij de veehouderij (deels) buiten werking is gebracht, én

  • waarbij stallen (of andere bedrijfsgebouwen) zijn gesloopt

Als een geurgevoelige object niet aan deze voorwaarden voldoet, dan is het geen ruimte-voor-ruimtewoning.