G05.91.1006 Noordoostpolder

Onderwerp: Categorie-indeling, atelier, stankgevoelig object dat met wonen gelijk te stellen is, stankhinder

Inleiding:
Verweerders hebben een vergunning ingevolge de Hinderwet verleend voor het uitbreiden en wijzigen van een bloembollen- en akkerbouwbedrijf met een mestkuikenschuur voor het houden van mestkuikens en bijbehorende mest- en voeropslag. Appellant is beducht voor onaanvaardbare stankoverlast. Hij betoogd dat verweerders er ten onrechte vanuit zijn gegaan, dat uitsluitend het woongedeelte van zijn boerderij en niet de atelierruimte bescherming tegen stankhinder behoeft.

Afdeling:
..(") De Afdeling deelt het standpunt van verweerders dat als hindergevoelig object het woongedeelte van de boerderij van appellant moet worden aangemerkt. Naar het de Afdeling voorkomt, moet de atelierruimte van appellants boerderij in dit geval worden aangemerkt als woonruimte dan wel als ruimte voor langdurig, met wonen gelijk te stellen, verblijf, welke bescherming behoeft tegen de van de inrichting te duchten stankhinder. In dit verband merkt de Afdeling op dat, zo is namens verweerders betoogd, de atelierruimte niet als bedrijfsruimte mag worden gebezigd. Ook verweerders hebben, anders dan in hun bestreden beschikking, ter openbare vergadering met de zienswijze, dat deze atelierruimte moet worden beschouwd als te beschermen ruimte, ingestemd.(")..

Onderwerp:  Functieverandering - bescherming voormalige agrarische bedrijfswoning t.o.v. stankhinder van omliggende veehouderijen, categorie-indeling, stankhinder

Inleiding:
Aan de orde komt in hoeverre de overgangsregeling voor recent ontstane burgerwoningen uit de Brochure 1985 van toepassing is.

Afdeling:
..(") Namens vergunninghouder is ter openbare vergadering een beroep gedaan op de overgangsregeling in de Brochure 1985. Daartoe is erop gewezen, dat recentelijk in de omgeving van de inrichting een burgerwoning is ontstaan. Gelet hierop is vergunninghouder van mening dat de omgeving van de inrichting moet worden ingedeeld in categorie IV van de Brochure.

In aanmerking genomen dat zich in de omgeving van de inrichting een enkele niet-agrarische bebouwing bevindt, is de Afdeling - anders dan verweerders en vergunninghouder- van oordeel, dat de omgeving van de inrichting dient te worden gerangschikt onder categorie III van de Brochure. De Afdeling overweegt in dit verband dat voor de vaststelling van de categorie-indeling in het kader van de Brochure niet doorslaggevend is de planologische bestemming welke rust op een nabijgelegen woning van derden, doch dat daarvoor bepalend is het feitelijk gebruik dat daarvan wordt gemaakt. Het beroep van vergunninghouder op de overgangsregeling in de Brochure Veehouderij en Hinderwet moet falen.

Gelet op het stelsel van de Hinderwet en de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne, dat ervan uitgaat dat de inzichten en de feitelijke situatie op het moment van het nemen van een beschikking op een aanvraag om een hinderwetvergunning bepalend zijn, moet de overgangsregeling zeer beperkt worden opgevat. Gebleken is dat reeds voordat de aanvraag is ingediend, de bebouwing als niet-agrarische bebouwing in gebruik is genomen. Voor een situatie als deze is de overgangsregeling niet bedoeld. (")..

Datum uitspraak:
12 februari 1993
Zaaknummer:
G05.91.1006
Vindplaats:
niet gepubliceerd
Instantie:
gemeente