199900105/2 Mook en Middelaar

Onderwerp: minimumafstanden, paarden, stankhinder

Inleiding:
Er is een oprichtingsvergunning verleend voor een manege met kantine en gastenverblijven. Verzoekers hebben een schorsing (voorlopige voorziening) aangevraagd, omdat ze het niet eens zijn met de voorschriften die in de vergunning zijn opgenomen om stankhinder te voorkomen.

Voorzitter:
De Voorzitter stelt vast dat de Brochure 1985 noch de Richtlijn 1996 betrekking heeft op het houden van paarden. Verweerders hadden in het kader van hun beoordelingsvrijheid daarom de mogelijkheid de Brochure 1985 niet in aanmerking te nemen bij de beslissing op de aanvraag om vergunning. Dit betekent niet dat van het houden van paarden geen stankhinder is te duchten. De dichtstbijzijnde woning van derden staat op een afstand van ongeveer 33 meter van de stallen en op ongeveer 28 meter van de stallen voor passantenpaarden. De voorschriften die verweerders aan de vergunning hebben verbonden bevatten bepalingen omtrent het opslaan en afvoeren van mest, de uitmondingen van het ventilatiesysteem, het gebruik van ramen en deuren, en het gebruik van de stallen voor de passantenpaarden, die slechts incidenteel voor maximaal vijf uur tussen 08.00 en 23.00 uur gebruikt mogen worden. Volgens de Voorzitter hebben verweerders zich in dit geval in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aan de vergunning verbonden voorschriften toereikend zijn om stankhinder te voorkomen dan wel voldoende te beperken.

Onderwerp: Brandgevaar

Inleiding:
Verzoekers vinden de afstand van 8 meter van de hooi- en stroberging tot hun woning uit een oogpunt van brandveiligheid veel te kort.

Voorzitter:
Gelet op de zeer korte afstand en het feit dat verweerders geen advies hebben ingewonnen van de brandweer dan wel van een andere ter zake deskundige, is de Voorzitter er niet van overtuigd dat de brandveiligheid voldoende is gewaarborgd. Het besluit wordt geschorst voor zover vergunning is verleend voor de hooi- en stroberging.