Kinderboerderijen onder de voormalige Richtlijn 1996 en Brochure 1985

Vraag

Hoe ging de geurbeoordeling van kinderboerderijen onder de voormalige Richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996 en Brochure Veehouderij en Hinderwet 1985?

Antwoord

Voor kinderboerderijen gold een aangepast regime. Vaak liggen deze in de bebouwde kom. De bebouwde kom viel onder omgevingscategorie I. In categorie I-situaties gold voor dieren met omrekeningsfactoren een afstand van 100 meter. Voor kinderboerderijen hoefde het bevoegde gezag niet onverkort aan deze afstand vast te houden, bleek uit jurisprudentie.

De Afdeling maakte in de uitspraak E03.94.1680, 15 april 1996, Geuzenveld/Slotermeer een vergelijking met het toetsingskader voor (kleine) maneges en paardenhouderijen. De geurhinder van de kinderboerderij was naar het oordeel van de ABRvS niet wezenlijk minder dan de hinder van deze kleine maneges en paardenhouderijen - en daarvoor gold een afstandeis van 50 meter. Nu de afstand van de inrichting tot de woonbebouwing hier 40 meter bedroeg, was deze afstand niet groot genoeg om geurhinder tot een aanvaardbaar niveau te beperken.

Ook in een latere uitspraak van de ABRvS, E03.98.0710/1, 30 november 2000, in dezelfde gemeente over dezelfde inrichting herhaalde de rechter dit uitgangspunt. De afstand van de stallen tot aan de woningbebouwing bedroeg inmiddels 50 meter. Verder werd aangevoerd dat er de laatste twee jaar geen klachten waren over stankoverlast. Dit keer bleef de vergunning wel overeind. De Afdeling was met verweerders van oordeel dat de stankhinder van de onderhavige inrichting niet zodanig was dat de vergunning hierom zou moeten worden geweigerd.
(Ter informatie: Het ging hier om een veebestand van: 2 koeien, 1 ezel, 2 pony's, 2 varkens, 13 geiten, 6 schapen, 2 honden, 5 poezen, 20 konijnen, 20 kleine knaagdieren, 4 pauwen, 6 fazanten, 3 kalkoenen, 25 kippen, 10 duiven, 15 eenden, en 67 siervogels.)

Mestopslag kinderboerderijen

Dat de mestopslag voor kinderboerderijen in sommige gevallen ook op een kortere afstand dan 50 meter mocht liggen, bleek uit de uitspraak van de ABRvS, E03.97.1697, 31 augustus 1999, Baarn. Daar lag bij een kinderboerderij een mestopslag op 39 meter van een woning van derden (categorie I). Een voorschrift om de vaste mest minimaal éénmaal per week uit de inrichting af te voeren, was voldoende om geurhinder en vliegenoverlast te voorkomen.