Overbelaste situaties onder de Richtlijn 1996
Vraag
Hoe ging de voormalige Richtlijn Veehouderij en Stankhinder om met overbelaste situaties?
Antwoord
De inmiddels vervallen Richtlijn 1996 gaf geen regeling voor overbelaste situaties in het algemeen, maar alleen als een veehouder in een overbelaste situatie wilde overstappen op Groen Label-stallen (Onderdeel 3 van de Richtlijn 1996: Emissiearme stallen: Groen Label). Volgens de Richtlijn 1996 mocht een bedrijf dan de stankreductie door de Groen Labelstallen bereikte voor 50% gebruiken voor het houden van meer dieren. De andere 50% mocht hij niet gebruiken, maar was voor de omgeving en het milieu.
Rechter ging niet akkoord met deze opvulregeling
De Afdeling ging niet akkoord met deze opvulregeling uit de Richtlijn. In overbelaste situaties mocht de veehouder de reductie in het aantal mve door Groen Labelstallen, helemaal gebruiken voor extra dieren - en niet voor maar 50% (ABRvS, 29 mei 1998, E03.96.1767, JM 1998/ 99). Dit standpunt had te maken met de manier waarop de Afdeling bij veehouderijen omging met vergunde rechten. Omdat bij veehouderijen de bestaande rechten voor stankhinder, gezien het variabele karakter van de veebezetting alleen meetbaar was in mve, was het beperken van vergunde mve het aantasten van bestaande rechten.
Het aantasten van vergunde rechten mocht van de Wet milieubeheer (Wm) alleen, als de wet dit expliciet toestond (voormalige artikel 8.4 lid 3 Wm). Het voormalige artikel 8.25 Wm bepaalde dat dat alleen kon bij ontoelaatbaar nadelige gevolgen voor het milieu. En als de situatie voor stank overbelast was, dan waren er weliswaar nadelige gevolgen voor het milieu, maar niet persé ontoelaatbaar nadelige gevolgen. Dus: opvullen tot 100% was in principe mogelijk als de situatie niet ontoelaatbaar maar alleen 'gewoon' overbelast was. Het bevoegde gezag moest wel onderzoeken of ze de geurhinder met het voormalige artikel 8.23 Wm kon verminderen. Artikel 8.23 Wm kon niet leiden tot het verplicht inleveren van mve, maar wel bijvoorbeeld tot het verplicht verplaatsen van het emissiepunt (ABRvS d.d. 6 maart 2002, nr. 200102973/1, JM 2002/89).
Afstandsvergroting met gelijktijdige uitbreiding van mve's
Van de opvulmogelijkheid bij (niet ontoelaatbaar) overbelaste situaties maakten veehouders soms creatief gebruik. Bijvoorrbeeld in een overbelaste situatie een nieuwe stal op grotere afstand van de overbelaste woning of het emissiepunt van de stal naar achteren verplaatsen. De vergroting van de afstand leverde logischerwijze een afname van de geurbelasting op. Deze afname van de stankbelasting deed de veehouder dan (deels) te niet om meer mve van vergund aan te vragen. De redenering was dat door de grotere afstand de geurbelasting op de overbelaste woning per saldo iets afnam, ondanks de toename van het aantal mve. De toename van afstand moest zo groot zijn, dat deze de uitbreiding van het aantal mve tenminste compenseerde. Maar zowel in de bestaande als in de nieuwe situatie was er nog sprake van een overbelaste situatie. Bij het aantonen van deze compensatie riepen veehouders dan de de hulp in van cumulatieregeling. Er zou afname van stank zijn, door zowel in de bestaande situatie als in de nieuwe situatie de relatieve bijdrage van de stal op het stankgevoelige object te berekenen. Door de ‘lucht’ die een vergroting van de afstand opleverde voor een gedeelte weer op te vullen met extra mve ging iedereen er op vooruit. Alhhans dat was de redenering. De burgerwoning werd minder belast met stank en de veehouder kon toch uitbreiden.
De jurisprudentie over deze creatieve uitbreidingsoptie was wisselend
Zie bijvoorbeeld ABRvS, nr. 200101517/1, 13-02-02, Alphen-Chaam, JM 2002/45, MilieuSelect 2002-5/7.3. In deze casus voldeed zowel de vergunde als de nieuwe situatie niet aan individuele afstand volgens de Richtlijn 1996. De stank nam toe met 93 mve. Vergunningverlening kon toch, omdat de stankhinder afnam vergeleken met de eerder vergunde situatiee. Die afname bleek uit de berekening van de stankhinder met de formule voor de berekening van de relatieve bijdrage van stankhinder uit het Cumulatierapport: ni/Ni. Het uitgangspunt van de gemeente dat als bij gelijkblijvende bijdrage van andere veehouderijen, de relatieve bijdrage aan de stankhinder van een inrichting op een woning afnam, ook de enkelvoudige stankhinder voor die woning afnam, was volgens de Afdeling niet onjuist.
In ABRvS d.d. 22 januari 2003, nr. 200105217/1 (Heumen), niet gepubliceerd, verwierp de Afdeling een identieke redenatie! In een overbelaste situatie was een uitbreiding met mve, aldus de Afdeling, niet te vergunnen met verwijzing naar een afname van de relatieve bijdrage (wat in Alphen-Chaam dus wel mocht). Het aantal mve nam toe met 80. Aan de minimumafstand werd niet voldaan. Hoewel de afstand toenam, was bij de toename van het aantal mve geen sprake van een aanmerkelijke verbetering vergeleken met de eerder vergunde situatie. Verdere reductie van stankhinder was mogelijk door een groter deel van het veebestand dan in Groen Label-stallen te huisvesten.
Er zijn ook andere uitspraken waarin de combinatie van vergroting van de afstand en meer mve soms wel (ABRvS, d.d. 19 november 1998, nr. E03.96.0508, Nieuwsbrief StAB 98/146; ABRvS d.d. 29 maart 1999, nr. E03.97.0949 (Lopik), niet gepubliceerd) en soms niet (ABRvS d.d. 18 december 2000, nr. E03.99.0269 (Oudewater), niet gepubliceerd) mocht. De conclusie is dat jurisprudentie op dit punt niet erg bestendig was.
Diersoorten met vaste afstanden
Voor diersoorten waarbij de stank niet in mve was uit te drukken, gold het aantal dieren als vergund recht. Als de veehouder deze dieren in een Groen-Labelstal zette mocht hij dus geen extra dieren houden. Opvullen was in die situatie dus niet aan de orde (ABRvS d.d. 28 januari 2000, nr. E03.98.0707, JM 2000/43).
Vergroting van de mestopslagcapaciteit
Een vergroting van de mestopslagcapaciteit gaf meer stank, ook als het aantal dieren niet veranderde. Om die reden was een vergroting van de opslagcapaciteit in overbelaste situaties niet mogelijk (AGRvS d.d. 27 augustus 1992, G05.91.1454 (Nieuwsbrief BABM 92-54).
Saldering
Tot slot nog de mogelijkheid om in een overbelaste situatie toch uit te breiden door situatie het intrekken van de vergunning van een ander bedrijf in de omgeving. Het salderen van stank dus. Dit salderen van stank mocht in principe van de Afdeling. Wel stelde de Afdeling de voorwaarde dat saldering van stank alleen mogelijk was, als van tevoren een duidelijk kenbaar beleid gemaakt was hoe de gemeente deze situaties beoordeelde. Als een zo'n beleid er was, en er trad per saldo voldoende milieuwinst op voor de overbelaste stankgevoelige objecten, dan accepteerde de rechter dit (ABRvS d.d. 25 november 1999, nr. E03.97.1590, JM 2000/24 en ABRvS d.d. 24 september 2003, nr. 200301513/1).
Delen
Zie ook
- Emissiepuntverplaatsing - Richtlijn 1996 en Brochure 1985
- Stellen voorschriften - art. 8.23 Wm (verlaten grondslag van de aanvraag)
- Intrekken van een vergunning - art. 8.25 lid 1 onder a Wm
- Cumulatie - Berekening en toetsingswaarde - Richtlijn 1996, Brochure 1985 en cumulatierapport
- Overbelaste situatie bij dieren met omrekeningsfactoren in combinatie met dieren met vaste minimumafstanden – Richtlijn 1996 en Brochure 1985
ABRvS
Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State
JM
Jurisprudentie Milieurecht
Milieuselect
Milieuselect (nieuwsbrief voor bedrijf en overheid)
AGRvS
Afdeling Geschillen van de Raad van State